VERBINTENISSENRECHT
OWG 1: De verbintenis en zijn bronnen
Aantekening:
Vermogensrecht= iets dat op geld waardeerbaar is.
Kan onder verdeeld worden onder verbintenissenrecht en goederenrecht.
Goederenrecht absoluut recht (persoon – goed) exclusiviteit prioriteit
zaaksgevolg separatisme (pand en hypotheek voorrang in faillissement)
dwingend recht (je mag er niet van afwijken, belangen van derden)
Verbintenissenrecht relatief recht (persoonlijkrecht) (persoon-persoon) met
name regelend/aanvullend recht (bij consumentenkoop hebben we te maken met
dwingende rechtsbepalingen) boek 3,6,7,7A BW gelaagde structuur (van
algemeen naar specifiek)
Taak 1
Opdracht 1:
Definitie verbintenis: verbintenis een rechtsverhouding tussen twee partijen
aanduidt, krachtens welke een der partijen, de schuldenaar of debiteur, een op
het terrein van het vermogen liggende prestatie verschuldigd is aan de andere
partij, de schuldeiser of crediteur, die deze van haar te vorderen heeft. De
verbintenis is dus zowel vorderingsrecht als schuld; zij heeft een actieve en een
passieve kant.
Vermogensrechtelijke rechtsbetrekking het hoeft niet op geld waardeerbaar te
zijn. Schuldeiser (crediteur) en schuldenaar (debiteur). Prestatie: (niet) doen
geven.
Schuldeiser heeft een vorderingsrecht= recht heeft op de schuldenaar tot het
verrichten van een prestatie. Schuldenaar heeft een schuld heeft plicht om te
presteren. Die prestatie kan bestaan uit een geven, doen en een niet doen. Actief
(hij moet de actie instellen) bij schuldeiser. Passief (hij heeft de plicht tot
presteren) bij schuldenaar.
Rechtsvordering (via de rechter schuldenaar kan verplichten tot prestatie) dit
hoort bij schuldeiser art. 3:296 BW.
Aansprakelijkheid bij passieve kant dus bij schuldenaar als schuldenaar niet
nakomt dan is hij daarvoor aansprakelijk.
Actieve recht executierecht (verhaalsrecht) d.w.z. recht op executeren dat je
vermogen van de schuldenaar kunt opwinnen. Dat je kunt verhalen op vermogen
van schuldenaar. Art. 3:276 BW.
Uitwinbaarheid= schuldenaar moet dulden dat schuldeiser zijn vermogen uitwint.
Dus dit hoort bij passieve kant.
In principe als je aansprakelijk bent dan heeft schuldeiser recht om vermogen uit
te winnen. Dus meestal als je aansprakelijk bent ben je ook uitwinbaar.
1. nee, er ontstaan geen rechten en plichten. Er is niet sprake van een
verbintenis. Hier is sprake van een verbintenis alleen als Hanneke dit kan
aanduiden.
,2. ja, er ontstaan rechten en plichten. Hanneke heeft de plicht om het bedrag van
180 euro terug te betalen. Gert heeft recht op het bedrag van 180 euro die hij
terug zal krijgen van Hanneke. Hanneke is in dit geval schuldenaar en Gert is
schuldeiser. Bron: verbintenis uit overeenkomst dit is een leenovereenkomst/
benoemde overeenkomst dit is een verbruikleen. Wanneer is een overeenkomst
een benoemde overeenkomst als het staat in boek 7 of 7A art. 7A:1791 BW.
Stel: Gert had het bedrag nog niet geleverd. Dan was Gert schuldenaar en
Hanneke schuldeiser.
Stel: geven van een melk dus een andere melk is verbruikleenovereenkomst.
Stel: geven van een geleende fiets is bruikleenovereenkomst 7A:1777 BW
Stel: je had betaald voor geleende fiets dan huurovereenkomst
3. ja, er ontstaan rechten en plichten. Kees heeft de plicht om schade te
vergoeden. De fietser heeft recht op schadevergoeding. Kees is schuldenaar en
de fietser is schuldeiser. Bron: verbintenis ontstaan uit de wet, namelijk
onrechtmatige daad art. 6:162 BW.
4. ja, er ontstaan rechten en plichten. Jacques heeft recht op schadevergoeding.
Buren hebben de plicht om schade te vergoeding. Jacques is schuldenaar o.g.v.
6:199 en de buren zijn schuldeiser. Als hij zijn plichten goed heeft volbracht dan
heeft hij o.g.v. 6:200 BW is Jacques schuldeiser en buren schuldenaar. Bron:
verbintenis uit de wet, art. 6:198 BW zaakwaarneming,
5. Ja, er ontstaan rechten en plichten. Dirk heeft recht op 90 euro. Bert heeft de
plicht om het bedrag van 90 euro terug te betalen. Dirk is schuldeiser en Bert is
schuldenaar. Bron: verbintenis ontstaan uit de wet, namelijk rechtmatige daad
(onverschuldigde betaling) art. 6:203 t/m 6:211 BW.
6. meneer Schreurs en Tuincentrum art. 7:400 BW opdracht. Meneer Schreurs is
schuldeiser, maar heeft ook plicht om te betalen dus schuldenaar en tuincentrum
schuldenaar tuin aanleggen en recht op het geld schuldeiser.
ja, er ontstaan rechten en plichten. Tuincentrum is schuldeiser en hebben recht
op schadevergoeding. De buren zijn schuldenaar en hebben de plicht om schade
te vergoeden. Bron: rechtmatige daad (ongerechtvaardigde verrijking) art. 6:212
BW. Art. 6:203 lid 3 BW prestatie van andere aard ongedaanmaking, 6:210 lid 2
BW aard van prestatie sluit uit dat het ongedaan wordt gemaakt. Kijk daarom in
lid 2. Ze voldoen aan alle voorwaarden van lid 2. Tuincentrum kan gebruik van
6:212 OF 6:203 lid 3 jo 6:210 lid 2. Het is onzorgvuldig van de burgen dus
onrechtmatige daad 6:162.
Opdracht 2
Verbintenis: rechtsbetrekking tussen twee of meer personen krachtens welke de
een tot iets gerechtigd is en de ander tot iets verplicht.
Overeenkomst: een overeenkomst ontstaat door aanbod en aanvaarding art.
6:217 BW. Art. 3:33 BW wil en verklaring. 6:213 lid 1 BW. Gaat altijd een
rechtshandeling vooraf en bij een verbintenis niet.
Ieder overeenkomst is een verbintenis, maar niet ieder verbintenis is niet een
overeenkomst.
Overeenkomst is 1 van de bronnen van de verbintenis.
Art. 6:1 BW verbintenissen ontstaan als ze uit de wet voortvloeien.
Wet -= overeenkomst 6:213, onrechtmatige daad 6:162 BW, rechtmatige daad,
Niet limitatief bijvoorbeeld 1:392 dit is een verbintenis. Dus er zijn ook andere
bronnen, maar wij beperken tot de bovenste 3.
,Bron van verbintenissen: zie boek 6 BW.
- verbintenissen kunnen ontstaan uit overeenkomst= obligatoire overeenkomst,
arbeidsovereenkomst, huurovereenkomst, koopovereenkomst.
- verbintenissen kunnen ook uit de wet ontstaan. OD 6:162 BW. Rechtmatige
daad (zaakwaarneming 6:198 , onverschuldigde betaling 6:203 ,
ongerechtvaardigde verrijking 6:212). Deze twee daden worden verbintenissen
uit de wet genoemd, omdat bijvoorbeeld in het geval van het door de ruit
schieten van een bal de wet rechtstreeks een verplichting tot schadevergoding
aan dit rechtsfeit verbindt.
- verbintenissen ontstaan uit het stelsel van de wet. Arrest Quint/ Te Poel de HR
heeft aangegeven dat een verbintenis niet altijd rechtstreeks op enig wetsartikel
moet steunen. In gevallen die niet bepaaldelijk door de wet geregeld zijn zal een
oplossing moeten worden aanvaard die in het stelsel van de wet past en aansluit
bij de wel in de wet geregelde gevallen. Een bron hoeft niet expliciet in de wet te
staan, maar kan ook uit ongeschreven recht ontstaan, mits het aansluit wat in de
wet geregeld is. dus er moet een aanknopingspunt zijn met een wet. We hebben
een gematigd open systeem, want het kan ook door redelijkheid en billijkheid
verbintenissen ontstaan, mits het aansluit wat in de wet geregeld is.
goederenrecht is gesloten.
Opdracht 3
Het recht betreffende de obligatoire overeenkomst (het contractenrecht) wordt
beheerst door een drietal- met elkaar samenhangende – grondbeginselen:
- de contractsvrijheid= dat het partijen vrijstaat een overeenkomst te sluiten met
wie zij wensen, met de inhoud welke zij wensen, en op het moment dat zij
wensen. Wel beperkingen art. 3:40 BW als het in strijd is met dwingend recht,
goede zeden of openbare orde.
- de vormvrijheid (het consensualisme)= 3:37 lid 1 BW. Wilsovereenstemming
nodig. Uitzonderingen koop van woningen 7:2, huurkoop 7a:1576i en voor non
concurrentiebedingen in een arbeidsovereenkomst 7:653. Sanctie: nietigheid
3:39 BW.
- de verbindende kracht van de overeenkomst (pacta sunt servanda)= 6:248 lid 1
BW. ‘’belofte maakte schuld’’ uitzonderingen: overeenkomst verbindt niet als
het nietig is of wordt vernietigd voor zover dit in de gegeven omstandigheden
naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn 6:248 lid
2. Ook wettelijke bedenktijd speelt een rol bij kopen woningen 7:2,
overeenkomsten op afstand 7:46d, timesharing van onroerende zaken 7:50d en
via colportage gesloten overeenkomsten art. 25 colportagewet. Op deze
gebieden heeft de consument een aantal dagen de tijd om een reeds gesloten –
en overigens normaal bindende- overeenkomst eenvoudig, door een
buitengerechtelijke verklaring, ter zijde te schuiven.
tezamen genomen leiden deze principes tot het uitgangspunt dat iedere
overeenkomst, hoe ook gesloten, rechtens als verbindend zal worden
aangemerkt.
Taak 2 verbintenissenrecht is geen goederenrecht
Casus:
1. Een relatief recht (ook wel persoonlijk recht genoemd) is een recht dat slechts
in relatie tot één of meer bepaalde personen kan worden uitgeoefend. In casu is
hier sprake van. Er is hier sprake van een overeenkomst. Rechten en plichten.
, 2. relatief recht, want het geldt alleen tussen de vader en zoon. Er is hier sprake
van een rechtshandeling een overeenkomst.
3. persoonlijk recht. (niet zeker)
4. absoluut recht
5. relatief recht
6. absoluut recht.
Aantekening: rechtsfeit is een feit waaraan het recht een gevolg verbindt.
blootrechtsfeit (geboorte, 18 jaar oud worden, overlijden). Het gebeurt zonder dat
er een menselijke handeling vereist is.
Rechtshandeling= gedraging van 1 of meer rechtssubjecten, waarbij een RG
wordt beoogd en waaraan het objectieve recht gevolgen verbindt art. 3:33 BW wil
en verklaring die in overeenstemming met elkaar moeten zijn en gericht zijn op
een rechtsgevolg.
Feitelijke handeling OD 6:162 en R.d. 6:198, 6:203 en 6:212.
Meerzijdige= 2 of meer willen.
Eenzijdig= 1 wil.
Gericht= richt tot een specifiek persoon. Hoeft niet in te stemmen, maar je hebt
iemand die jou verklaring ontvangt.
Gericht of ongericht van belang voor 3:32 lid 2 en 3:34 lid 2.
Testvragen:
1a. de geboorte is een bloot rechtsfeit. Openen van een spaarrekening is een
rechtshandeling en een rechtsfeit (gedraging van 1 of meer rechtssubjecten,
waarbij een RG wordt beoogd en waaraan het objectieve recht gevolgen
verbindt).
b. hier is sprake van een rechtsfeit en een feitelijke handeling, namelijk
onrechtmatige daad. Daarmee is sprake van een rechtshandeling. Als je beoogd
schade aan hem wilt toebrengen dan is het nog steeds geen rechtshandeling.
2a. eenzijdig ongerichte rechtshandeling. Degene die het testament opstelt
alleen zijn wil is van belang. Voor geldigheid van testament is ontvangst van jou
niet vereist. Dus instemming of ontvangen is niet vereist.
b. eenzijdig gerichte rechtshandeling. Huurbaas hoeft niet in te stemmen, maar
hij moet verklaring wel ontvangen.
c. meerzijdig gerichte rechtshandeling. Er is hier sprake van een
vaststellingsovereenkomst 7:900 BW.
3a. niet- wederkerig overeenkomst. Het is een meerzijdige rechtshandeling in de
zin van overeenkomsten 6:213 BW. Wanneer is er sprake van een overeenkomst
aanbod en aanvaarding. Er zijn meerdere overeenkomsten, maar hebben het met
name over obligatoire of verbintenisscheppende overeenkomst. Schenking. Er
ontstaat een verbintenis van 1 kant. Overeenkomst kunnen we onderscheiden in:
koop of schenking (verschil tegenprestatie). Niet presteren is niet-wederkerig.
Presteren is wederkerig. Belang: ontbinden 6:265 BW.
b. wederkerig overeenkomst= reisovereenkomst art. 7:500 BW.
c. uit een wederkerig overeenkomst voortvloeiende verbintenis.
d. onverschuldigde betaling, verbintenis uit de wet.