College 10: Begrijpend lezen
Recap: identificeren van leerstoornissen
Is er sprake van een leerprobleem.
Om te kijken of er sprake is van een taalprobleem worden nieuwe woorden aangeleerd en
wordt gekeken of de woordenschat groeit. De aanname is dat het cognitieve proces van
fonologisch geheugen daarmee bevraagd/getraind wordt. Over welke benadering gaat dit?
Dynamische Benadering. Je neemt een startpunt en kijkt wat je groei daarop is.
Een orthopedagoog onderzoekt of een kind een leerprobleem heeft door te kijken naar het
verschil tussen de prestatie op de specifieke leervaardigheid vs het algemene
intelligentieprofiel. Welke benadering is dit?
Appitute Achievement Discrepancy.
Bij welk model horen de termen Tier 1, 2 en 3?
Respons to Instruction. Gaat om de niveaus van interventie: in of buiten de klas, of buiten de
school. Waarbij drie buiten school is. Dit model (net zoals de dynamische benadering) kijkt
naar het groeitraject.
Thuis op een rij zetten: van alle leerstoornismodellen de kenmerken en inhoud benoemen en
de voor en nadelen, en hier een visie op geven.(moet voor tentamen casus!)
Recap: leren en Instructie
Hoe kan ik dit kind het beste aan het leren zetten.
Het gebruik van visolie om een leesprobleem weg te nemen.
Medisch model, want daarmee kunnen we het probleem wegnemen.
G. heeft problemen met technisch lezen. Een manier van instructie is om deelvaardigheden
van technisch lezen te trainen.
Diagnostisch-remediatie model, inzetten op de deelvaardigheden als doel. Bij behaviorisme
kan je daar ook op trainen als stukjes, maar dan stop je er iets in en kijk je wat er vervolgens
uitkomt.
Voor kinderen die moeite hebben met begrijpend lezen wordt vaak een combinatietraining
gegeven van metacognitieve strategieën met het stapje voor stapje aanbieden van informatie,
modelling en directe instructie en het geven van feedback. Over welke modellen van leren &
instructie gaat het hier?
Cognitivistische en Behaviouristische benadering. Strategieën aanleren en echt stapje voor
stapje, monitoren of het werkt, black box. Deze combinatie wordt vaak gebruikt voor kinderen
met een leerprobleem.
Het zelf ontdekkend, samenwerkend en authentiek leren is voor andere leerlingen wellicht
beter. Voor welke leerlingen is dat het geval en welk model is dat?
Constructivisme. Dit werkt het best voor kinderen die meer aankunnen (zelfstandig kunnen
werken), zonder leerpoblemen.
Recap: taal
“Mij?! Schreeuwde de reus. Mij mensbaksels pauzelen? Dit ik nooit! De anderen, jawel! Alle
anderen peuzelt ze avond aan avond, maar ik niet! Ik is buitenbeenreus. Ik is aardige en
lobbessige reus in Reuzenland. Ik is de GROTE VRIENDELIJKE REUS. Ik is GVR.” Welke
taalfouten zie je hier? En wat valt je op qua semantiek?
Syntax fouten, grammatica, werkwoorden kloppen niet: anderen peuzelt, ik is. Semantiek,
maakt eigen woorden (buitenbeenreus).
Een collega hoorde d o i (van een artikel) voor day a week. Wat gaat hier mis?
Segmentatie fout, in de fonologische verwerking gaat het mis. Het wordt gekoppeld aan een
andere betekenis.
Recap: technisch lezen
Noem twee cognitieve factoren betrokken bij het leren lezen
, Klank teken koppeling, fonologisch bewustzijn, en specifiek foneembewustzijn, rapid naming,
letterkennis.
Wat is orthografische kennis? Kennis van het schrift, nodig voor het decoderen, maar
uiteindelijk voor directe woordherkenning. Wat heeft dat met Share te maken? Self-teaching
mechanisme. Je kan decoderen en door decoderen bouw je je orthografische kennis uit,
waardoor je de woorden gaat herkennen. Succesvolle verklanking van het begin gaat steeds
beter, doordat je het steeds vaker doet ga je hele woorden herkennen op den duur -> dit doe je
zelf (self-teaching).
Hoe heet het model waarin het fonologisch en orthografisch lexicon los worden gezien van
grafeem- foneem regels? Dual route model, je kan twee paden bewandelen: of klank voor
klank decoderen of ophalen uit het geheugen. En hoe heet het andere model, waarin het meer
gaat om de sterktes van verbindingen tussen fonologie, orthografie en context? Triangle
model, connectionistisch model over de koppelingen en sterktes. De woord specifieke
kenmerken spelen daarbij een grote rol.
Noem een omgevingskenmerk dat een rol speelt in het leren lezen
Taalaanbod: het voorlezen van de ouders, je leert losse woorden, het bevordert je
printbewustzijn en goed voor de woordenschat.
Recap: spellen
Wat is de relatie tussen lezen en spellen?
Middel sterk. Fonologisch bewustzijn (klank teken koppeling) voor beide nodig. Hoe zijn ze
dan verschillend? Het lezen oefen je meer en in het spellen kom je inconsistenties tegen die je
echt moet leren. Als je leest kan je die inconsistenties makkelijker verwerken dan als je ze zelf
moet schrijven. Dus lezen kun je veel meer zelf doen en leren. Spellen is moeilijker, maar wel
weer makkelijker te verbeteren. Als het fout is kan je meteen feedback geven. En lezen meet je
vaak op snelheid terwijl je spellen op accuratesse meet.
Waarom speelt feedback een belangrijke rol bij spelling?
Als je iets opschrijft waarvan je denkt dat het goed is (terwijl het fout is), en je krijgt hier niet
(direct) feedback op, dan denk je in je hoofd dat het goed is, dan sla je dat op en ga je steeds
dezelfde fout maken. Terwijl als je direct feedback krijgt zie je hoe het wel moet, en dan sla je
dat op. Dus: wanneer orthografische beeld van wat je opschrijft (dat fout is) gelijk wordt
verbeterd, dan sla je hem niet fout op. Je leert meteen hoe het wel moet. Daarom proberen
zoveel mogelijk productie en niet meerkeuze: als kinderen 3 mogelijkheden zien en ze
omcirkelen het foute antwoord, dan slaan ze dit verkeerde antwoord in hun hoofd op.
Noem twee cognitieve factoren die betrokken zijn bij spelling
Fonologische en orthografische kennis, en rapid naming. De relatie is wat minder duidelijk
dan bij het lezen, maar speelt hier in principe ook een rol.
Aanvulling: lezen meet je vaak aan snelheid, en spelling aan accuratesse (verschil in de relatie
tussen lezen en spellen)
Begrijpend lezen college
Wat is begrijpend lezen?
Hoe komt begrijpend lezen tot stand?
- Coherentie, situatiemodel, online constructie ((her)lees Cain!
Bronnen van individuele verschillen
- Deelvaardigheden (relatie met colleges taal en technisch lezen)
- Procesvaardigheden
- Niet cognitieve oorzaken
Instructie in begrijpend lezen
Raadsel
, Een man duwt zijn auto voor een rood gebouw en zegt dat hij failliet is.
Oplossing?
o Als failliet bekend is, dan is de taal te begrijpen, maar dan is het toch niet (perse) te
volgen waar dit over gaat.
Hoe kan het dat je het niet weet? Geen context, je mist informatie. Als je de context niet weet,
dan heb je er niets aan. Je probeert van alles wat je hoort een eigen verwerking te maken.
Blijkt dat het een monopoliespel betreft. Dit zie je meteen aan het plaatje.
Situatiemodel
Je probeeert van alles wat je hoort een eigen verwerking te maken, taal brengt je een heel eind, maar
kennis is ook nodig.
Stukken tekst in het Arabisch. Deze tekst is het niet te lezen. Dus zonder toegang tot de tekst is
er geen tekstbegrip.
Tekst zonder titel, waar gaat dit over? Deze tekst is wel te lezen (dus technisch lezen kan) en
de taal is te volgen (woorden, zinnen, passage), maar lastig te begrijpen. Dus context
informatie nodig: pas wanneer de titel erboven staat, weet je heel snel dat het gaat over ‘de
was doen’.
Situatiemodel: je hebt tekst nodig, je moet kunnen lezen, je hebt taal nodig, maar je hebt ook
kennis van de wereld nodig en van de onderwerpen waar het over gaat.
,Hoe speelt SES hierin een rol? Wat je thuis aan woordenschat meekrijgt, speelt een enorme rol in de
taalontwikkeling (Hoff). Als je weinig taalaanbod krijgt en weinig gelegenheid om taal op te doen, is
het lastig om de taal goed te leren en de tekst eigen te maken. Dus SES kan via taal en kennis een rol
spelen. Ook doordat zij minder te besteden hebben, waardoor zij bijvoorbeeld minder geld hebben om
op stap te gaan en daardoor kennis op te doen. Zelfs via tekst, als kinderen minder zijn voorgelezen
hebben zij minder printbewustzijn en een minder snelle leesontwikkeling.
Begrijpend lezen
Vorming van een coherente (samenhangende) representatie van de ideeën in een tekst ofwel een
coherent situatiemodel. Dus:
Informatie uit zinnen is niet genoeg
Informatie uit verschillende zinnen moet gecombineerd worden, en gerelateerd aan
achtergrondkennis
Begrijpend lezen is theoretisch relevant en praktisch van groot belang (reading to learn) (in het begin
leren we om te lezen maar later lezen we om te leren)
Probleem als/dat er weinig wordt gelezen (lezen in het dagelijks leven heel belangrijk) (minder
aandacht dan technisch lezen omdat het vrij complex is, studies over leesmotivatie komt NL en vrij
slecht uit)
Domein van taalvaardigheid
Wat is het verschil tussen luisterbegrip en leesbegrip?
We zitten nu in visueel receptief domein (begrijpend lezen). Ze hebben er beide mee te maken dat je
een situatiemodel wilt maken, maar bij de leesbegrip doe je dat op basis van geschreven tekst en bij
luisterbegrip op basis van gesproken tekst.
Twee vormen van coherentie
Lokaal: relatie tussen zinnen (hiermee begin je met begrijpend lezen, uiteindelijk naar globaal)
Globaal: zinnen samen en totale onderwerp.
Locale coherentie
Achtereenvolgende zinnen aan elkaar verbinden
Verbindende middelen (cohesive devices)
Verwijsrelaties (anaforen) (bijv. ze, hij, het, ook dit, daarom, hierom)
Evelien leende een pen van Annet, omdat ze aantekeningen wilde maken
Evelien leende een pen van Tom, omdat ze aantekeningen wilde maken.
Waar verwijst ‘ze’ naar? -> Evelien
, Connectieven (ook wel causale verbanden, bijv. opdat, daardoor)
Sietske was doorweekt, omdat ze haar paraplu was vergeten (logisch)
Siekske was doorweekt, ook al was ze haar paraplu vergeten (raar)
Als je niet goed bent in begrijpend lezen heb je dit misschien niet in de gaten
Anaforenoefening (gr 7‐8)
De duikers zwommen naar de gezonken bootjes. Ze zochten naar drenkelingen.
A. de duikers
B. de gezonken bootjes
C. drenkelingen
De duikers zwommen naar de gezonken bootjes. Ze lagen op de bodem van het meer. (Meer kan
sowieso niet, want dat is enkelvoud, en ‘ze’ verwijst al naar meervoud)
A. de duikers
B. de gezonken bootjes
C. het meer
Connectieven oefening
Bas zag op zijn vijfde hoe zijn oom, Sep, met pen tekende. Daarna begon hij zelf pentekeningen te
maken. Wat geeft het woord ‘daarna’ aan?
- een reden
- een voorbeeld
- een tegenstelling
- een tijd (volgorde)
De ouders van Bas zagen hoe mooi zijn tekeningen waren. Daarom plaatsten zij een advertentie in de
krant. Wat geeft het woord ‘daarom’ aan?
- een conclusie
- een keuze
- een reden
- een voorwaarde
Locale coherentie: maak je binnen zinnen en tussen zinnen
Globale coherentie
Tussen alle zinnen in de tekst
Met achtergrondkennis
Verhaaltje over man die zijn veters aan het strikken is en dat je zijn rode teennagels ziet. Hoe
kan dit nou? Dit is raar. Hoe kun je nou je tenen zien als je schoenen aan hebt? En omdat het
grappig is gaan we ervan uit dat het een man is. Als je een tekst leest heb je dus meer
informatie nodig om het te kunnen begrijpen. Als we dit niet hebben dan doen we veel
aannames op de tekst door globale coherentie.
Coherentie via interferentie
Niet elk detail staat in de tekst. Je vult zelf dingen in de tekst in, met eigen kennis en
inschatting. Wordt dus beïnvloed door de kennis die je zelf al hebt
Noodzakelijk en verrijkende (elaboratieve) inferenties:
- Rick liep naar het buffet. De taart zag er heerlijk uit.
Noodzakelijke inferentie: de taart was deel van het buffet.
- Charlie groef een gat om een nieuwe fruitboom te planten. Hij had altijd al zijn eigen
appels willen kweken.
Verrijkende (elaboratieve) inferentie: Charlie gebruikte een schop (niet noodzakelijk)