College 1
Socialisatie (cultuur overdracht) is een proces bewust/onbewust, dingend/niet dwingend, normen en
waarden (via je socialiserende instituties) waarbij je tradities en andere cultuur kenmerken krijgt
overgedragen. Als je je (niet) aan deze socialisatie houdt kan er een negatieve of positieve sanctie
volgen, formeel of informeel.
Internalisatie = het proces waarbij je de normen en waarden en alle cultuurkenmerken helemaal
eigen maakt. Dit is allemaal aangeleerd. Emoties zijn niet aangeleerd
Oh, no! I forgot to socialize the kids! Dit kan helemaal niet, socialisatie gebeurd niet persé bewust.
Opvoeding door ouders gebeurt voor een heel groot gedeelte onbewust.
Epigenetica: er gebeurd iets in je omgeving, waardoor er bepaald genetisch materiaal aan of uit
wordt gezet.
Epigenetica --> ervaringen leiden tot veranderingen in het erfelijk materiaal, dus zowel nature als
nurture.
Experiment met de warme en koude ratjes; nurture.
De interactie tussen omgeving en genen bepaalt antisociaal en crimineel gedrag.
Fenomeen met een Januskop: een verschijnsel dat twee gezichten heeft; uit twee contexten bekeken
kan worden.
Socialisatie is een zegen of een vloek? Ligt aan je opvoeding.
Primaire socialisatie: gezin, omgeving die je je eerste levensjaren om je heen hebt
Secundaire socialisatie: school, sport, peers, omgeving waar je op iets latere leeftijd mee in contact
komt
Tertiaire socialisatie: mode, media, politiek systeem
Fremdzwang; dwang van buitenaf (plassen op het potje)
Paul Ekman: biologische factoren, emoties (woede, angst, walging, verrassing, geluk, verdriet)
Inferieur = slecht, Joodse ras
Superieur = goed, Arische ras
Te veel nadruk op biologische factoren na WOII, was not done.
Discours = wat dominant is in het denken
Conditioneren = actie --> reactie
Pavlov reactie: stimulus (eten, later belletje) --> response (kwijlen)
Little Albert: stimulus (klap, later zacht materiaal) --> response (angst)
Nature-nurture debat wordt al sinds eind 19e eeuw gevoerd, Darwin was daar de voorloper van.
De interactie tussen genen en omgeving (epigenetica) bepaalt impulsief en agressief gedrag.
Weinig of niet actief MAO-gen + mishandeling in de jeugd. Afzonderlijk noodzakelijke , maar niet
voldoende voorwaarden. Pas in combinatie met elkaar komt er een impulsief en agressief gedrag.
Cultuuroverdracht door imitatie, identificatie en instructie.
Rousseau: je voedt op zodat iemand zelf dingen kan onderzoeken en zichzelf vorm geven, mens
worden (naar buiten brengen, naar de wereld brengen)
, Daan Roovers: je kan kinderen niet weghouden van de sociale wereld, ze komen er toch wel mee in
contact.
1876 Francis Galton: grondlegger erfelijkheidsonderzoek (stamboom + tweelingen)
1929 Johannes de Lange: onderzoek naar criminaliteit bij tweelingen
Jaren '70/'80 Wouter Buikhuisen: onderzoek naar wisselwerking tussen biologische en sociale
factoren bij crimineel gedrag
1809 Jean-Baptiste de Lamarck: hypothese: aangeleerde of verkregen eigenschappen zijn
overerfbaar
1920 John Watson: omgeving conditioneert gedrag (Little Albert) stimulus leidt tot een respons
College 2
Doelen van opvoeden:
1. Het proces waarbij een volwassene interacteert met een kind / jeugdige met het doel deze te
begeleiden, te vormen, toe te rusten en in staat te stellen om in diens toekomstige roeping of beroep
te kunnen voldoen.
2. de ontwikkeling van een verantwoordelijk / bekwaam deelnemer aan verschillende
maatschappelijke verbanden waar die persoon nu en in de toekomst toe zal behoren.
3. dat wil zeggen dat hij / zij gevormd, begeleid, toegerust en in staat gesteld moet worden om een
volwaardig persoon te worden met een integer karakter; bekwaam om onderscheid te maken tussen
goed en kwaad.
Immanuel Kant 'een mens wordt pas mens door zijn opvoeding'
Vier elementen van opvoeding:
Disciplinering (het temmen van de driften. Vroeger honger, geweld etc. tegenwoordig
'probleemgedrag van kinderen')
Cultivering (leren lezen, schrijven, musiceren etc. Vroeger pianospel, viool etc. tegenwoordig sport
rekenen, film etc)
Civilisatie (maatschappelijk aspect, manieren, smaak en omgangsvormen. Vroeger dapperheid en
ridderkracht. Tegenwoordig zelfbeheersing, goede smaak)
Moralisering (maatschappelijk aspect, opvatting over goed/kwaad, de ontwikkeling van het geweten.
Tegenwoordig duurzaamheid, gelijkwaardigheid etc.)
Civilisatie en moralisering hebben een link naar socialisatie; bijdrage hebben aan de samenleving,
mensen worden een zelfdenkend wezen. Zit op dezelfde lijn als Roovers.
Rond 1800 (Rousseau, Kant) waren de eerste filosofen, later sociologen geboren.
1. opvoeding en socialisatie
Abram de Swaan
Een aantal aspecten waar het socialisatieproces toe dient:
Bescherming
Kennis (en vaardigheden)
Affectie
Sturing (uit kunnen stellen van behoeftes, marshmallow test, zindelijk worden)
Verschillende opvoedingsstijlen door Baumrind (1989)
1. Autoritaire opvoedingsstijl --> bevelshuishouden
2. Autoritatieve opvoedingsstijl --> onderhandelingshuishouden
3. Permissieve opvoedingsstijl --> alles kan en mag
4. Laissez-faire opvoedingsstijl --> los