Verbintenissenrecht leerdoelen week 1
Leerdoelen
In casuïstiek gemotiveerd aangeven of sprake is van aansprakelijkheid uit
onrechtmatige daad, individueel en in groepsverband.
Onrechtmatige daad 6:162 BW
- = een inbreuk op een recht en een doen (aansprakelijkheid voor ouders
van hun kinderen of personen die een geestelijke of lichamelijke
tekortkoming hebben) of nalaten (als je niet handelt waar je wel had
moeten handelen) in strijd met een wettelijke plicht, of met hetgeen
volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een
en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond
- Voorwaarden:
1. Er moet sprake zijn van een onrechtmatige daad (1. Inbreuk op een
recht OF 2. strijd met wettelijke plicht OF 3. strijd met de maatschappelijke
zorgvuldigheid)
2. afwezigheid rechtvaardigingsgrond lid 2 .
- Rechtvaardigingsgronden:
o Overmacht als noodtoestand
o Noodweer
o Bevoegd gegeven ambtelijk bevel
o Wettelijk bevel
3. Het moet hem kunnen worden toegerekend lid 3
- toerekeningsgronden:
o Schuld = dat de dader een verwijt treft. Als er sprake is van een
schulduitsluitingsgrond, ontbreekt de schuld.
Schulduitsluitingsgronden: ontoerekeningsvatbaarheid, overmacht,
noodweerexces, uitvoering van een wettelijk voorschrift en bevoegd
gegeven ambtelijk bevel.
o Wet = vb. 6:165 let op 6:164: kinderen onder de 14 jaar kan geen
onrechtmatige daad worden toegerekend.
o Verkeersopvattingen
4. Er moet sprake zijn van schade 6:95, 96 en 106 BW. 2 soorten 6:95:
o Vermogensschade 6:96 = geleden verlies en gederfde winst
o Ander nadeel 6:106
5. Causaliteit (lid 1 ‘’dientengevolge’’)
o Vestigingsfase: causaal verband
Te onderscheiden van:
o Omvangsfase: de leer v.d. redelijke toerekening 6:98
6. Relativiteitsbeginsel (alleen bij inbreuk op recht) 6:163 BW
(strekking geschonden norm = bescherming tegen schade als hier geleden)
De geschonden norm moet strekken tot bescherming tegen de schade
zoals benadeelde die heeft geleden.
Vb: 2 auto’s botsen tegen elkaar. Een derde persoon ziet dat en krijgt
daardoor een hartstilstand. Degene die de hartstilstand krijgt, heeft geen
recht op schadevergoeding omdat de onrechtmatige daad geen
betrekking heeft op hem.
1. Beschermt norm deze benadeelde?
2. Beschermt norm tegen deze schade?
, 3. Valt de wijze waarop de schade is ontstaan onder de strekking van de
norm?
- Als aan ALLE voorwaarden is voldaan, staat de aansprakelijkheid vast.
Aan de hand van de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria het leerstuk
gevaarzetting uitleggen en toepassen
Gevaarzetting: het creëren van een gevaar en het in stand houden van dat
gevaar.
Voor het vinden van een antwoord op de vraag onder welke omstandigheden het
in het leven roepen of laten voorbestaan van een gevaarlijke situatie
onrechtmatig is, is het Klederluik-arrest illustratief.
Kelderluik-arrest
- Casus: op weg naar het toilet belandt bezoek Dchateau van cafe de Munt –
door het openstaande kelderluik – in de kelder en uiteindelijk in het
ziekenhuis. Sjouwerman, een werknemer van Coca Cola, had het luik
geopend en verzuimd veiligheidsmaatregelen te treffen.
- Hoe moeten we vaststellen wat de vereiste zorgvuldigheid is in zo’n
situatie? : :Als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moeten
bepaalde veiligheidsmaatregelen worden genomen, omdat er rekening
mee moet worden gehouden dat niet iedereen even voorzichtig is. De
gezichtspunten:
o De mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming
v.d. vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden
verwacht;
o De hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen bestaan;
o De ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben;
o De mate van bezwaarlijkheid van de te nemen
veiligheidsmaatregelen.
gezichtspunten literatuur:
o De mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming v.d.
vereiste oplettendheid en voorzichtigheid (bij het potentiele
slachtoffer) kan worden verwacht;
o Aard en omvang v.d. gevreesde schade (letsel- en zaakschade,
zuivere vermogensschade en immateriele schade);
o De waarschijnlijkheid dat deze schade zich als gevolg van bepaald
gedrag zal voordoen.
Kennisclip
HR: Takarrest
- Casus: 4 jongeren lopen in een bos. Een van hen schopt achteloos tegen
een tak die vervolgens in het oog terecht komt van een ander. Die verliest
hierdoor zijn oog. Toch is er volgens de HR geen sprake van
onrechtmatige daad. Daar zou dan sprake van moeten zijn bij de mate van
waarschijnlijkheid van een ongeval oplopend door letsel van een ander zo
groot is dat de dader naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag
had moeten onthouden. Daardoor extra toets van
onrechtmatigheidscategorie:
- Als er sprake is van inbreuk op recht door zaaksbeschadiging of het
toebrengen van lichamelijk letsel dan is die inbreuk niet voldoende voor
, het aannemen van onrechtmatigheid. In deze gevallen moet er tevens
sprake zijn van strijd met de wettelijke bepaling of de maatschappelijke
gedragsnorm.
Art. 150 Rv: bepaalt wie wat moet bewijzen. Het hangt af van het rechtsgevolg
waar een partij zich op beroept.
Literatuur
Aansprakelijkheid rechtspersonen
- Rechtspersonen kunnen optreden d.m.v. hun organen (vb: directeur).
- Handelingen van degenen die optreden als orgaan van een rechtspersoon
worden gezien als een handeling van die rechtspersoon.
- Als in het kader van dat optreden onrechtmatig wordt gehandeld kan die
rechtspersoon daarvoor ter verantwoording worden geroepen en
aansprakelijk worden gesteld.
In art. 6:163 worden 3 aspecten van het relativiteitsbeginsel tot uitdrukking
gebracht:
1) Het personele bereik: het gedrag moet jegens de benadeelde
onrechtmatig zijn. In dat verband dient 6:163 vooral te worden gezien als
een explicitering van wat in 6:162 lid 1 wordt bedoeld met het woordje
jegens;
2) De soort van schade: schade zoals benadeelde die heeft geleden moet
onder het beschermingsbereik van de norm vallen;
3) De wijze van ontstaan: de wijze waarop de schade is ontstaan dient te
vallen onder de strekking van de norm.
Alleen de rechthebbende kan zijn vordering uit onrechtmatige daad op de
rechtsinbreuk baseren. Derden-belanghebbenden zouden hun vordering wel op
een andere onrechtmatigheidsgrond kunnen baseren.
Het overtreden van veiligheidsvoorschriften is vrijwel altijd onrechtmatig jegens
degene wie belangen door dat veiligheidsvoorschrift worden beschermd. Als het
niet gaat om veiligheidsvoorschriften, moet per geval worden vastgesteld wiens
belangen en welke belangen door een specifieke wettelijke bepaling worden
beschermd.
Betekenis relativiteitsvereiste
- Belangrijkste doel v.h. vereiste van relatief verband tussen de
normschending en het geschonden belang (dat is de kern v.d.
relativiteitsvereiste) is het voorkomen van een te vergaande
aansprakelijkheid. Deze te ver gaande aansprakelijkheid zou het gevolg
kunnen zijn van een opvatting waarbij het overtreden van een (wettelijke)
norm onrechtmatig is tegenover iedereen die daardoor schade lijdt.
- Uitgangspunt 6:162 jo. 6:163: de vraag naar de onrechtmatigheid is altijd
een vraag naar de onrechtmatigheid van een bepaald gedrag jegens een
bepaald persoon.
De relativiteitsvereiste bestrijdt een te vergaande aansprakelijkheid door in
6:162 te vragen naar de strekken van de overtreden wetsbepaling, in het
bijzonder of de overtreden bepaling de strekking had om deze persoon in zijn
belangen te beschermen en of de in concreto geschonden belangen vielen onder
de bescherming van de norm. Al naar gelang de interpretatie v.d. strekking v.d.
,geschonden norm voert deze opvatting dus tot een beperking v.d. kring van
personen die een aanspraak op schadevergoeding zouden hebben en tot een
beperking van de soort van schade.
In art. 6:162 zijn de gedragsnormen aangesteld. Maar daarnast geeft 6:162 de
eis dat onrechtmatigheid kan worden toegerekend aan degene die onrechtmatig
handelt. De als onrechtmatig gekwalificeerde daad moet dus aan de dader
kunnen worden toegerekend. Art. 6:162 lid 3 biedt daartoe 2 gronden: schuld en
risico, waarbij ten aanzien van dat laatste wederom 2 gronden bestaan: wet en
in het verkeer geldende opvattingen. Er zijn, kortom, 3 mogelijke gronden van
toerekening van onrechtmatig gedrag aan de dader:
1. Schuld
- = verwijtbaar.
- Wanneer sprake van schuld: indien de dader een persoonlijk verwijt treft
van zijn onrechtmatige gedrag. Dan is er sprake van schuld in subjectieve
zin. Beslissend is of de dader in kwestie zijn daad kan worden verweten.
- Wanneer geen sprake van schuld: als er sprake is van een geestelijke
tekortkoming, in geval van verontschuldigbare dwaling en andere
schulduitsluitingsgronden. Een geestelijke tekortkoming sluit schuld uit
(maar niet te toerekening o.g.v. 6:165!). Verontschuldigbare dwaling kan
schuld uitsluiten, maar veelal wordt aangenomen dat een dergelijke
dwaling toch verwijtbaar is of voor rekening v.d. dwalende komt.
- Geheel zinnelozen en lichamelijke gehandicapten kunnen in beginsel
aansprakelijk worden gesteld (6:164 jo. 165).
2. Een specifieke wettelijke bepaling
- Onzekerheid over de uitlegging van wettelijke bepalingen komt voor
rekening v.d. dwalende.
3. De in het verkeer geldende opvattingen.
- Kan gebruikt worden voor die gevallen waarin persoonlijke verwijtbaarheid
ontbreekt, terwijl aansprakelijkheid desondanks i.v.m. een redelijke
risicoverdeling gewenst is.
- Ook schade toebrengen vanwege het feit dat afgegaan is op juist
deskundige adviezen, waardoor een verschoonbaar beroep op dwaling
mogelijk zou zijn, kan een situatie opleveren die ondanks het ontbreken
van concrete verwijtbaarheid toch voor iemands rekening hoort te komen.
Aansprakelijkheid desondanks geestelijke en lichamelijke tekortkomingen 6:165
lid 1
- 6:165 BW: dat een als een doen te beschouwen gedraging van een
persoon van 14 jaar of ouder is verricht onder invloed van een geestelijke
tekortkoming, geen beletsel om haar als een onrechtmatige daad aan de
dader toe te rekenen. Het betreft hier een toerekening krachtens de wet
6:162. Rekening houden met de volgende punten:
1. Het moet gaan om een als een doen te beschouwen gedraging: dat de
aansprakelijkheid niet beperkt is tot handelingen in de zin van gewilde of
controleerbare spierbewegingen. Zuiver nalaten valt hier dus NIET onder.
2. Met de zinsnede dat de gedraging ‘als een onrechtmatige daad’ aan de
dader is toe te rekenen worden tot uitdrukking gebracht, dat toerekening
niet alleen mogelijk is indien de geestelijke of lichamelijke tekortkoming
de schuld van de dader doet wegvallen, maar ook indien men zou
oordelen dat het gebrek de onrechtmatigheid v.d. gedraging doet
wegvallen. In beide gevallen blijft toerekening mogelijk.
, - Een lichamelijke of geestelijke tekortkoming is ‘geen beletsel’ voor
toerekening. De dader is niet aansprakelijk, indien de onrechtmatigheid
van zijn daad op een andere grond dan die tekortkoming ontbreekt.
- Regres op de toezichthouder: bepaald wordt dat de toezichthouder, indien
hij aansprakelijk is wegens onvoldoende toezicht, ten opzichte van de
dader verplicht is tot het gehele bedrag van zijn aansprakelijkheid jegens
de benadeelde bij te dragen in de schadevergoeding. Het gaat hier om
een species van art. 6:102 jo. 6:10. Let op: het gaat hier NIET om een
bepaling die de toezichthouder aansprakelijk maakt, maar om een
regeling die veronderstelt dat zowel de gehandicapte als diens
toezichthouder jegens het slachtoffer aansprakelijk is.
Onrechtmatige daad aansprakelijkheid bij kinderen
- Een kind jonger dan 14 jaar kan zelf niet aansprakelijk worden gesteld
wegens door hem persoonlijk veroorzaakte schade 6:162 lid 3.
- Dit betekent dat de vraag of wellicht in een concreet geval een kind wel
zodanig ontwikkeld was dat de mogelijkheid van toerekening net als bij
volwassenen bestond, niet meer aan de orde komt.
- I.p.v. het kind kunnen wel de ouders voor de door het kind veroorzaakte
schade aansprakelijk worden gesteld 6:169.
Onrechtmatige daad aansprakelijkheid groepsverband
- 6:166 vestigt een hoofdelijke aansprakelijkheid v.d. deelnemers v.d. groep
voor een onrechtmatige daad die in groepsverband wordt gepleegd. De
vereisten:
1. Ten minste 1 groepslid brengt onrechtmatig schade toe, waarbij kan
worden opgemerkt dat deze onrechtmatige daad niet per se aan de dader
zelf hoeft te kunnen worden toegerekend.
2. De kans op het aldus toebrengen van schade had het aangesproken
groepslid van zijn gedraging in groepsverband moeten weerhouden.
3. Deze gedragingen kunnen het aangesproken groepslid ook worden
toegerekend. In dit verband is lid 3 van 6:162 van belang: de
onrechtmatige gedragingen kunnen de aangesproken persoon worden
toegerekend als ze te wijten zijn aan schuld of aan een oorzaak die
krachtens de wet of verkeersopvattingen voor zijn rekening komt.
- Het gaat erom, dat de deelnemer door zijn deelname aan de groep in
strijd handelt met de ongeschreven zorgvuldigheidsplichten.
Onrechtmatige daad: rectificatie
- 6:167 opent de mogelijkheid om iemand die jegens een ander
aansprakelijk is ter zake van een onjuiste of door onvolledigheid
misleidende publicatie, door de rechter te laten veroordelen tot
openbaarmaking van een rectificatie.
- Voorwaarde: dat er sprake is van en onrechtmatige daad in de zin van
6:162 lid 2.
Onrechtmatige daad: afwijzing verbodsactie
- Schadevergoeding zal in de meeste gevallen van onrechtmatig handelen
de voor de hand liggende sanctie zijn. In een aantal gevallen bestaat er
echter een verbod tot (verder) onrechtmatig handelen.
- Art. 6:168 biedt de rechter de mogelijkheid om – in afwijking v.d.
hoofdregel va. 3:296 lid 1 – een vordering strekkende tot een verbod van
een onrechtmatige gedraging af te wijzen op grond dat deze gedraging