1. Welke informatie moet vermeld worden in het informed-consent gedeelte van een experiment
onderzoek?
a. Debriefing
b. Doel van het onderzoek
2. De resultaten uit dit onderzoek zijn enkel van toepassing op de Nederlandse scholieren.
a. Deze uitspraak zegt iets over de externe validiteit van een experiment.
b. Deze uitspraak zet iets over de interne validiteit van een experiment.
3. Welke van de volgende factoren is een bedreiging voor de interne validiteit?
a. Instrumentatie
b. Klinische regressie
4. Welke van de volgende factoren is een bedreiging voor de externe validiteit?
a. Falende manipulatiecheck
b. Interactie voormeting en experimentele stimulus.
5. Een OU-docent neemt tijdens zijn bijeenkomsten een experiment af op zijn studenten. Hiervoor
krijgen studenten 2 soorten voorlichtingsmateriaal te lezen en wordt vervolgens gemeten hoe
overtuigend ze het materiaal vinden. Op welke wijze wordt de externe validiteit niet bedreigd?
a. Interactie tussen voormeting en experimentele stimulus
b. Statistische regressie
6. Hoe verschilt een zuiver experiment van een quasi-experiment?
a. In een quasi-experiment hebben deelnemers evenveel kans gehad om in een van de
experimentele condities terecht te komen. Er wordt niet gerandomiseerd.
b. In een quasi-experiment worden deelnemers niet willekeurig aan condities toegekend.
7. Een onderzoeker wil weten of statistiekdocenten andere conclusies trekken over de verdeling van
een variabele afhankelijk van of ze hun conclusies baseren op boxplots of histogrammen. De
onderzoeker laat de helft van de statistiekdocenten een reeks van zes boxplots zien, en de andere
helft een reeks van zes histogrammen. Bij iedere figuur observeert de onderzoeker steeds de
conclusies van de deelnemers.
a. Dit is een voorbeeld van een between subjects design.
b. Dit is een voorbeeld van een within subject design.
, 8. Wat is een voorwaarde om te mogen spreken van een causale relatie tussen een predictor en een
afhankelijke variabele?
a. De afhankelijke variabele moet in de tijd voorafgaan aan de predictor.
b. De predictor moet in de tijd voorafgaan aan de afhankelijke variabele.
9. Welke stelling is waar?
a. Door matching kunnen onbekende externe variabelen die effect hebben op de afhankelijke
variabele onder controle worden gehouden.
b. Door randomisatie kunnen onbekende externe variabelen die effect hebben op de afhankelijke
variabele onder controle worden gehouden.
10.Bij eerste jaars studenten wordt een vragenlijst afgenomen over verzekeringsbereidheid.
Vervolgens krijgt deze groep een voorlichtingsmiddag over het nut van verzekerd zijn. Na afloop
van de voorlichting wordt nogmaals gevraagd naar de verzekeringsbereidheid.
a. Dit is een voorbeeld van een pre-experimenteel design.
b. Dit is geen voorbeeld van een pre-experimenteel design.
11. Welke van de volgende designs zijn vormen van zuiver experimenteel designs?
a. One group pre-post design
b. Solomon vier-groependesign
12. In een aantal orthopedagogische centra werden door de groepsleiders aam zwakbegaafde
jongeren trainingen gegeven in sociale vaardigheden. Sommige groepen in de centra kregen de
training wel, andere niet. De sociale vaardigheid van de jongeren werd vooraf en achteraf
gemeten met behulp van een zogenoemde screeningslijst (sl).
a. Dit is een voorbeeld van quasi-experimenteel design.
b. Dit is geen voorbeeld van een quasi-experimenteel design.
13.Een onderzoeker wil weten of hardlopers inderdaad doodlopers zijn. Hiervoor laat hij hardlopers
twee weken lang aangeven hoe hard ze trainen en of ze gezondheidsproblemen ervaren.
Vervolgens krijgt de helft van de hardlopers voorlichting over gezond sporten. Hierna wordt
opnieuw twee weken gevraagd naar hun training en gezondheid.
a. Dit is een voorbeeld van een enkelvoudige tijdreeks
b. Dit is een voorbeeld van een meervoudige tijdsreeks.
14.Soms wordt in een studie nulhypothesetoetsing toegepast. In dat geval wordt een p-waarde
berekend en vergeleken met alpha (meestal .05). Wat geldt in zo’n situatie?
a. Hoe meer p-waarden er worden berekend, hoe groter de kans dat er door toeval een
significant is, zelfs als de nulhypothese in alle gevallen waar is.
b. Er mag dan slechts een p-waarde worden getoetst in zo’n situatie.
15.Soms worden in een studie meerdere p-waarden berekend, bijvoorbeeld omdat een onderzoeker is
geïnteresseerd in meerdere verbanden of effecten. In welk van deze twee scenario’s voert de
onderzoeker de analyses op de juiste manier uit?
a. De onderzoeker vergelijkt vijf behandelingen. Er wordt een eenweg anova uitgevoerd gevolgd
door post hoc toetsen. De p-waarden worden gecorrigeerd door de Bonferroni correctie.
b. De onderzoeker vergelijkt drie behandelingen. Er wordt een eenweg anova uitgevoerd door
post hoc toetsen. De p-waarden worden niet gecorrigeerd.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper holy_diver60. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.