Bijeenkomst 4 goederenrecht
Pandrecht algemeen
Het recht van pand is een beperkt recht op een aan een ander toebehorend goed, dat niet een registergoed is.
De pandhouder is bevoegd een vordering tot voldoening van een geldsom op het goed te verhalen. Hij heeft
daarbij een voorrang boven andere schuldeisers (art. 3:227 lid 1 BW). De pandhouder is bovendien bevoegd
het verpande goed te verkopen en het hem verschuldigde op de opbrengst te verhalen zonder dat daarvoor
een machtiging door de rechter is vereist (art. 3:248 lid 1 BW). Voor verpanding vatbaar zijn in beginsel alle
niet-registergoederen, waaronder auto’s en vorderingen. Voorwaarde is steeds dat het te verpanden goed
overdraagbaar is (artikel 3:228 BW).
Er bestaan twee vormen van pandrecht op roerende zaken, het naar buiten toe kenbare ‘vuistpandrecht’,
waarvoor de zaak uit de macht van de pandgever moet worden gebracht (artikel 3:236 lid 1 BW) en het niet
naar buiten toe kenbare stille pandrecht, waarbij de zaak in de macht van de pandgever mag blijven (artikel
3:237 lid 1 BW).
Pandrecht op vorderingen
In artikel 3:227 BW is als uitgangspunt neergelegd dat vestiging van een pand- of hypotheekrecht alleen
mogelijk is tot zekerheid van een vordering tot voldoening van een geldsom. Vestiging van pand en hypotheek
is echter ook mogelijk tot zekerheid van een vordering tot het verrichten van een andere prestatie, mits deze
tot een geldvordering herleidbaar is.
Voor de vestiging van een pandrecht is niet vereist dat de te zekeren vordering al bestaat, zo blijkt uit artikel
3:231. Pand en hypotheek voor een toekomstige vordering ontstaan dan ook al op het tijdstip waarop de
vestigingshandeling wordt voltooid en niet eerst op het tijdstip waarop de vordering ontstaat. De enige eis is
dat de vordering reeds voldoende bepaalbaar is (artikel 3:231 lid 2 BW).
Er bestaan twee vormen van pandrecht op vorderingen op naam, het naar buiten toe kenbare ‘openbare
pandrecht’, waarvoor mededeling aan de schuldenaar is vereist (artikel 3:236 lid 2) en het niet naar buiten toe
kenbare ‘stille pandrecht’, waarbij mededeling achterwege kan blijven (artikel 3:239 BW).
Vestiging pandrecht
Voor de vestiging van een pandrecht gelden in beginsel dezelfde voorwaarden als voor overdracht. Het
uitgangspunt hierbij is artikel 3:98 BW. Voor de vestiging van pandrecht op een roerende zaak, niet-
registergoed, vereist artikel 3:98 jo. 3:84 lid 1 een geslaagde vestigingshandeling (levering) krachtens een
geldige titel, verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken.
Voor de vestiging van een pandrecht op een vordering op naam is steeds een daartoe bestemde akte vereist.
Artikel 3:236 lid 2 jo. 3:94 lid 1 respectievelijk artikel 3:239 lid 1 eist een ‘akte’. Voor stille verpanding is dus het
minimum een door de pandgever ondertekend geschrift dat tot levering van de daarin aangeduide zaak strekt.
De stille pandgever is verplicht in de pandakte te verklaren dat hij tot verpanding van de vordering bevoegd is,
hetzij dat op de goederen geen beperkte rechten rusten, hetzij welke rechten daarop rusten. In het wettelijk
stelsel ligt besloten dat de pandakte de te verpanden vordering ten tijde van de vestiging in voldoende mate
dient te bepalen.
Het pandrecht voor een toekomstige vordering komt tot stand op het moment er aan alle vereisten voor een
geldige verpanding is voldaan, ook als op dat moment de betreffende vordering nog niet is ontstaan.
Pandrecht voor toekomstige vordering: toegestaan op grond van artikel 3:231 BW. Vordering moet voldoende
bepaalbaar zijn. Pandrecht komt meteen tot stand.
Pandrecht op toekomstige vordering: toegestaan, maar vordering moet voldoende bepaald zijn (artikel 3:98 jo.
3:84 lid 2 jo. 3:239 BW). Pandrecht komt tot stand op het moment dat de vordering ontstaat. Tussenkomend
faillissement kan de totstandkoming van het pandrecht verhinderen. Vereist voor een stil pandrecht dat de
vordering zal worden verkregen uit een reeds bestaande rechtsverhouding. Je bent nog niet
, beschikkingsbevoegd: titel en levering (artikel 3:239 BW) kan wel al gedaan worden. Ook wel pandrecht onder
opschortende voorwaarde.
Bepaalbaarheid: je moet weten om welke specifieke vordering het gaat. Ziet op de vordering waarvoor het
pand wordt gevestigd (artikel 3:231).
Bepaaldheid: je moet weten om welke vordering het gaat. Ziet op de vordering waarop het pand wordt
gevestigd (artikel 3:84 lid 2 BW).
Absoluut toekomstig: het bestaat nog niet. Relatief toekomstig: het bestaat al, maar je hebt het nog niet.
Als de vordering waarvoor de zekerheid is voldaan, wordt voldaan, komt het pandrecht te vervallen. Als het
recht waarop het pandrecht is gevestigd, teniet gaat, komt het pandrecht te vervallen.
PANDRECHT OP VORDERING
WAARVOOR:
Artikel 3:231 lid 1 BW (hoeft niet uit een bestaande rechtsverhouding te komen)
Artikel 3:231 lid 2 BW: bepaalbaarheid (welke vordering is het nu eigenlijk - voor welke vordering ben
je zekerheid aan het bedingen)
WAAROP:
Artikel 3:228 BW: alle goederen die voor overdracht vatbaar zijn
Artikel 3:239 lid 1 BW: reeds bestaande vordering
Artikel 3:239 lid 1 BW: rechtstreeks zal worden verkregen uit een dan reeds bestaande
rechtsverhouding (toekomstige vordering uit een bestaande rechtsverhouding)
Artikel 3:84 lid 2 BW: voldoende bepaaldheid (welke vordering gaat het over).
Algemeen
In de precontractuele fasen kan al een verbintenis ontstaan dat kan worden gezien als een reeds bestaande
rechtsverhouding.
Absoluut toekomstige vordering is een vordering die totaal nog niet in beeld is.Relatief toekomstige
vordering: is een vordering die plaats zal gaan vinden (net zoals een huurovereenkomst.Absoluut valt niet
onder art. 3:239 BW en relatief wel.
Bank leent geld aan bedrijf X en hiervoor wil ze zekerheid dat die leningen worden terugbetaald. Bedrijf X heef
veel zaken maar ook vorderingen op afnemingen (klanten, A B C D). Object van het pandrecht moet voldoende
bepaalbaar zijn (art 3:84 lid 2 BW) (tussen bedrijf en ABCD)Om als bank elke vordering die ze heef het
pandrecht executeren indien bedrijf niet terugbetaald is afhankelijk van de voldoende bepaalbaarheid dat blijkt
uit de overeenkomst art 3:231 lid 2 BW. Het pandrecht is afhankelijk van de vordering (afankelijk, accessoir).
Kun je pandrecht vestigen op toekomstige vorderingen? Ja, zolang rechtsverhouding met debiteur reeds
bestaat (art 3:239 BW). Bijvoorbeeld: huurovereenkomst (die rechtsverhouding bestaat) en in toekomst
vloeien daar vorderingen uit voort.Indien bedrijf nieuwe klant krijgt; dan is dit een nieuwe rechtsverhouding
nieuw pandrecht moet gevestigd worden op die vordering. Dit is ter bescherming van gezamenlijke
crediteuren.
Kan de bank zekerheid krijgen voor vorderingen die in toekomst ontstaan (art 3:231 lid 1 BW). Bank kan
pandrecht vestigen op vorderingen die bedrijf heef terwijl tussen bank en bedrijf nog geen
rechtsverhouding/vordering bestaat. Vordering moet wel voldoende bepaalbaar zijn (lid 2).
Indien vorderingen worden voldaan door ABCD aan bedrijf dan vervalt pandrecht. Dus bank wilt ook voor
toekomstige vorderingen een pandrecht vestgen. Maar wat indien sprake is van nieuwe klanten? Dan geld het
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Lawandmarketing. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.