Hoofdstuk 1. Een inleiding in de kinderlijke ontwikkeling
1.1 Oriëntatie op ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsycholgoie is de wetenschappelijke studie naar de patronen van groei,
verandering en stabiliteit bij toenemende leeftijd. Het gaat over geboorte, via de baby-, peuter-
en kleuterjaren, naar de schoolperiode, adolescentie, volwassenheid tot aan ouderdom. De
meeste aandacht van onderzoekers gaat over de geboorte tot aan de adolescentie, want dan
volgen veranderingen zich het snelst op.
De definitie van ontwikkelingspsychologie is best ingewikkeld. Volgens de wetenschappelijke
benadering betekent het dat onderzoekers hun hypotheses toetsen over de aard en het verloop van
de menselijke ontwikkeling met behulp van wetenschappelijke werkwijzen. Dit gebeurt door
theorieën en methodische, wetenschappelijke technieken om de juistheid van die theorieën
systematisch aan te tonen.
Het gaat voornamelijk om ontwikkeling bij mensen, slechts een klein deel van de
ontwikkelingspsychologie richt zich op niet-menselijke soorten. Er zijn verschillende principes,
maar allemaal richten ze zich op ontwikkeling als een continu proces. De vragen zijn op welke
gebieden en in welke perioden in het leven mensen veranderen en groeien en hoe hun gedrag
zich verhoudt tot eerder gerag.
1.1.1 De reikwijdte van dit vakgebied
De meeste ontwikkelingspsychologen specialiseren zich in een thema of leeftijdscategorie.
Thema’s binnen de ontwikkelingspsychologie
Er zijn drie centrale thema’s/benaderingen: de fysieke, cognitieve en
sociale/persoonlijkheidsontwikkeling. Onderzoek naar fysieke ontwikkeling is de mate waarin
het lichaam invloed heeft op ons gedrag, zoals door de effecten van ondervoeding op het
groeitempo te onderzoeken. Onderzoek naar cognitieve ontwikkeling betreft het begrijpen van
invloed van groei en veranderingen van intellectuele vermogens op gedrag, zoals hoe IQ
verandert als kinderen ouder worden. Onderzoek naar sociale ontwikkeling richt zich erop hoe
interacties tussen mensen in de loop van het leven groeien, veranderen en stabiel blijven.
,Onderzoek naar persoonlijkheidsontwikkeling richt zich op stabiliteit en verandering in de
eigenschappen die personen van elkaar onderscheiden, zoals of een mens steeds dezelfde
karaktereigenschappen blijft houden. Specialisten op het gebied van persoonlijkheid- en sociale
ontwikkeling houden zich ook bezig met de sociaal-emotionele ontwikkeling, zoals door invloed
van de klasstructuur op sociaal-emotionele ontwikkeling te onderzoeken.
Leeftijdsgroepen en verschillen tussen mensen
Ontwikkelingspsychologen kijken naar verschillende leeftijden en verdelen deze graag in
groepen, zoals de prenatale (conceptie tot geboorte), baby- en peuter (geboorte tot drie jaar),
kleuter (drie tot zes jaar), school (zes tot twaalf jaar) en adolescentie (twaalf tot twintig jaar).
Deze periode zijn in praktijk willekeurig, want de leeftijd waarop een kind een periode bereikt
(zoals adolescentie) kan per persoon verschillen. Dat komt door biologische factoren en door
omgevingsfactoren, zoals cultuur. Kortom, besef je dat leeftijdsgroepen in onderzoeken altijd
over gemiddelden gaan en dat een aanzienlijke afwijking pas opmerkelijk is. De scheidslijn
tussen ‘normaal’ en ‘afwijkend’ wordt in de loop van het leven steeds vager, want de invloed van
omgeving zorgt voor toenemende variatie tussen personen.
De koppeling tussen thema leeftijd
Al die thema’s (fysiek, cognitief, sociaal/persoonlijkheid) en leeftijdsgroepen worden verwerkt
in uiteenlopende onderzoeksvragen, en er zijn dan ook veel mensen die zichzelf als deskundig
kunnen beschouwen, zoals psychologen, pedagogen, artsen en veel meer. Door de diversiteit zijn
er ook veel perspectieven, en worden onderzoeksbevindingen binnen veel beroepen gebruikt,
zoals door onderwijzers, verpleegkundigen en door sociale beleidsmedewerkers.
Invloed van cultuur, etniciteit en ras op ontwikkeling (informatieblok)
Cultuur, etnische afkomst en ras hebben invloed op ontwikkeling. Zo verschillen de visies op
ouderschap van Maya-moeders met die van moeders in Nederland. Dat komt door de culturele
context, Maya’s neigen meer naar collectivisme en Nederlanders zijn individueler. Ook
subtielere factoren hebben invloed op de visie van verandering en groei. In het onderzoeken van
de invloed van diversiteit op ontwikkeling moet je goed oppassen dat je de juiste woorden
gebruikt. “Ras” is bijvoorbeeld biologisch, terwijl “etnicitieit” ook over omgevingsfactoren gaat.
De keuze van de categorie waarmee je mensen onderzoekt heeft gevolgen voor de bruikbaarheid
en validiteit van je onderzoek. Onderzoek naar diversiteit is steeds belangrijker tegenwoordig.
Om te zoeken naar hoe groepen (etnisch en cultureel) van elkaar verschillen en hoe ze
overeenkomen, kunnen we universele principes steeds meer leren onderscheiden van culturele
principes.
,1.1.2 Cohorten beïnvloeden ontwikkeling
Cohorten zijn groepen mensen die rond dezelfde tijd op een bepaalde plek is geboren en verwijst
naar gebeurtenissen die invloed hebben op alle leden van het cohort. Denk aan gebeurtenissen op
historisch, leeftijdsgebonden, sociocultureel, niet-normatief en sociaal gebied.
Normatieve invloeden op ontwikkeling
Er hebben allerlei factoren effect op de ontwikkeling. Ten eerste zijn er ‘normatieve
gebeurtenissen’, dit zijn gebeurtenissen die voor de meeste individuen binnen een groep precies
dezelfde manier gebeuren. Het effect van deze gebeurtenis komt door historische invloeden,
zoals een Vuurwerkramp, en door biologische een omgevingsinvloeden die verbonden zijn aan
dit moment. Leeftijdsgebonden invloeden zijn invloeden op ontwikkeling die ook gelijk zijn
voor mensen in een bepaalde leeftijdsroep, maar het maakt daarbij niet uit waar of wanneer ze
opgroeien. Socioculturele gebeurtenissen zijn voorbeelden hiervan, zoals de invloed van sociale
media op het leven van eerstejaarsstudenten. Verder zijn er ‘normatieve invloeden’ die invloed
hebben op ontwikkeling. Dit zijn factoren die leiden tot conformiteit, want mensen zijn bang
voor de gevolgen van afwijkend gedrag. Tot slot zijn er niet-normatieve gebeurtenissen van
invloed op de ontwikkeling. Dit zijn gebeurtenissen die alleen maar plaatsvinden bij één
specifiek persoon op een tijdstip dat deze gebeurtenis weinig andere mensen overkomt. (Dit is
een onduidelijk stuk, vanwege alle termen. Lees het stuk gewoon vier keer door, dan zitten de
begrippen beter in je hoofd).
1.2. Kinderen: vroeger, nu en straks
We kijken hier naar de ontwikkelingen in het vakgebied van ontwikkelingspsychologie om te
laten zien hoeveel er door de wetenschap is veranderd in de manier waarop we naar kinderen
kijken.
1.2.1. Vroegere denkbeelden over kinderen
Voor 1600 werden kinderen gezien als miniatuurvolwassenen. De kindertijd betekende iets heel
anders dan tegenwoordig en het leek dus ook niet logisch om kindertijd systematisch te
bestuderen. Na 1600 kregen kinderen een eigen status en was de kindertijd een apart
levensstadium.
, De babybiografie
De eerste systematische (!) methodische bestudering van kinderen was door Charles Darwin, die
babybiografieën een wetenschappelijke status gaf door er zelf een te schrijven over zijn zoon in
het eerste levensjaar. Daarna volgden meer babybiografieën, zowel door Darwins boek als door
historische trends.
Een focus op kindertijd
Dankzij sociale veranderingen, zoals dat kinderen niet meer hoefden te werken en naar school
gingen en zoals psychologische inzichten dat gebeurtenissen in iemands kindertijd ook invloed
hebben op de rest van het leven, ontstond een apart vakgebied.
1.2.2 De twintigste eeuw
Belangrijke ontwikkelingspsychologen uit de twintigste eeuw zijn Alfred Binet, die bij kinderen
IQ, geheugen en hoofdrekenen onderzocht, en G. Stanley Hall, die vragenlijsten gebruikte om
denken en gedrag te onderzoeken bij kinderen en een boek schreef over adolescentie. Een
belangrijke trend in deze eeuw ws dat er grootschalige, systematische en langdurige onderzoeken
kwamen naar kinderen en hun ontwikkeling in de rest van het hun leven. De wetenschppers
hadden allemaal het doel om groei, verandering en stabiliteit tijdens jeugd en adolescentie op een
wetenschappelijke manier te bekijken. Daardoor is het vakgebied ontwikkeld.
1.2.3 Actuele vraagstukken en onderwerpen: de onderliggende thema’s
In dit vakgebied is het belangrijk om te kijken of de ontwikkeling zich op een continue of
discontinue manier voltrekt. Continu betekent een geleidelijke verandering en is kwantitatief; de
onderliggende processen die de verandering veroorzaken blijven altijd hetzelfde (zoals
spraakontwikkeling). Discontinu betekent aparte stappen of stadia, het gedrag is kwalitatatief
anders in elk stadium (zoals kleuter- of kindertijd). Beide soorten verandering bestaan naast
elkaar.
Kritieke en gevoelige perioden
In sommige periodes heeft een bepaalde gebeurtenis extra veel invloed, deze periodes noemen
we kritieke periodes. Nu denken we wel, in tegenstelling tot vroeger, dat mensen flexibel zijn en
dat gedragspatronen en fysieke structuren kunnen veranderen (‘plasticiteit)’. Daarom spreken we