Internationaal Europees recht
1.1 Internationaal recht
De overheid heeft de ultieme beslissingsbevoegdheid op het grondgebied van de staat en is de
enige die wet- en regelgeving kan opstellen. Oftewel de overheid heeft staatssoevereiniteit.
Deze macht kan op twee manieren worden beperkt:
de soevereiniteit kan vrijwillig worden overgedragen of onvrijwillig worden beperkt.
Soevereiniteit overdragen:
De staat kan beslissen om (een gedeelte van) de beslissingsbevoegdheid over te dragen aan
bv. Een internationale organisatie. De staat kan dan niet meer zelf alle regels stellen, maar
accepteert dat een organisatie hoger en gezaghebbende is dan de staat zelf.
Staatssoevereiniteit overdragen hoeft niet permanent (lidmaatschap opzeggen).
Uittreden is een gecompliceerd proces zie art. 50 VEU
Soevereiniteit onvrijwillig beperkt:
De tweede manier waarop de staatssoevereiniteit beperkt kan worden, is als een land
onvrijwillig de beslissingsbevoegdheid uit handen wordt genomen. Stel, een staat wordt
binnengevallen door een ander land en dat andere land de macht overneemt.
1.1.2 Internationale organisaties
Zoals gezegd kunnen staten een samenwerkingsverband aangaan, maar ook personen kunnen
gezamenlijk een internationale organisatie oprichten.
Twee organisaties:
1. Gouvernementele organisaties
2. Non-gouvernementele organisaties NGO
Gouvernementele organisaties:
Een samenwerkingsverband tussen staten.
Oprichting gebeurt doormiddel van een verdrag.
Bepaalde beleidsterrein.
Staten kunnen bij het oprichten van een organisatie kiezen of en hoeveel soevereiniteit ze
afstaan aan de organisatie.
Als lidstaten geen soevereiniteit afstaan dan intergouvernementele organisatie
Als lidstaten wel soevereiniteit afstaan dan supranationale organisatie
Non-gouvernementele organisaties (NGO):
Naast een groep landen, kan ook een groep personen een internationale organisatie oprichten.
Ngo is onafhankelijk van staten en heeft vaak een ideële doelstelling.
Een ngo hoeft niet internationaal te zijn (denk aan Natuurmonumenten).
Bekende internationale ngo’s; Amnesty International, WNF, etc.
Ngo’s hebben niet dezelfde status als gouvernementele organisaties, maar worden wel
vaak uitgenodigd voor vergaderingen.
,1.2 De EU en haar doelstellingen
Twee verdragen EU:
Verdrag betreffende de EU (VEU)
Verdrag betreffende de Werking van de EU (VWEU)
Art. 3 VEU doelstellingen van de EU.
De belangrijkste doelstellingen: vrede en welzijn, het creëren van een ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht, het oprichten en voltooien van de interne markt, het instellen van een
Economische en Monetaire Unie (EMU) en het beschermen van mensenrechten.
In algemene zin is het belangrijk om te onthouden dat de EU twee instrumenten heeft om de
doelstellingen te bewerkstelligen; De EU kan enerzijds besluiten tot een strategie van
negatieve integratie en anderzijds tot positieve integratie.
Negatieve integratie:
‘Je mag niet’, (zie vb. 1.3 in het boek)
Positieve integratie:
‘Je moet’ (zie vb. 1.4 in het boek)
EU heeft nu zowel negatief als positief nodig.
1.2.1 Vrede en welzijn (doelstelling)
De EU heeft primair als doel om vrede en welzijn in Europa te bewerkstelligen. Het middel
om deze vrede en welzijn te bereiken is economische integratie. Wanneer lidstaten
economisch samenwerken, zorgt dit ervoor dat de economieën van de lidstaten met elkaar
verwerven raken.
1.2.2 Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (doelstelling)
Open grenzen, werk en verkeer makkelijker. Helaas wel makkelijker criminaliteit, dus wordt
bestreden, door justitiële samenwerking in strafzaken, grensbewaking etc.
1.2.3 Interne markt (doelstelling)
De interne markt maakt het mogelijk dat er steeds meer gehandeld wordt tussen bedrijven die
in de lidstaten zijn gevestigd, dat er steeds meer personen over de grens gaan werken en dat
iedereen overal in de EU kan investeren
Belangrijk:
De interne markt en economische vooruitgang zijn belangrijk, maar dit zijn niet te doelen die
na moeten worden gestreefd.
Voornaamste doel interne markt: Art. 3 VEU sociale vooruitgang en voor een hoog niveau
van bescherming en verbetering van de kwaliteit van de milieu, gelijkheid arbeidsmarkt
mannen en vrouwen, tegen discriminatie en het voorkomen van sociale uitsluiting.
, 1.2.4 Economische en Monetaire Unie (doelstelling)
Twee pijlers economische beleid en monetaire beleid (nemen niet alle lidstaten deel)
Monetaire beleid: EMU
De Europese Centrale Bank is verantwoordelijk voor het monetaire beleid in de EU
Supranationaal karakter.
Eurozone
Gemeenschappelijke munt: zorgt ervoor dat de handel tussen lidstaten bevordert (denk
aan alle keuze in de supermarkt voor de consument). De drempel om buitenlandse
goederen te kopen neemt kortom af als alle landen dezelfde munt hebben.
Nadelen aan gemeenschappelijke munt:
- Gemeenschappelijke munt maakt het lastig om nationaal beleid te voeren.
- Het economische onderpresteren van een land gevolgen kan hebben voor alle andere
deelnemers aan de euro (gevolg euro waarde daalt).
Economisch beleid:
Het economisch beleid blijft, ondanks Europese samenwerking op dit vlak grotendeels de
verantwoordelijkheid van de lidstaten en heeft een intergouvernementeel karakter.
1.2.5 Beschermen van mensenrechten (doelstelling)
Art. 2 VEU vormt ook de grondslag voor de mogelijkheid voor het Europees Hof van Justitie
om te oordelen over schendingen van mensenrechten als deze worden voorgelegd tijdens een
zaak.
1.3 Interne markt (Nemen alle lidstaten deel)
Let op: de Interne markt en de Economische en Monetaire Unie zijn twee verschillende
onderdelen van de EU. Aan de Economische en Monetaire Unie nemen niet alle lidstaten
deel, maar de interne markt is een onlosmakelijk onderdeel van de EU. Lidstaten kunnen zich
hier niet buiten stellen.
1.3.1 Onderdelen interne markt
Bestaat uit:
1. Regels op het gebied van vrij verkeer;
2. Verbod op staatssteun;
3. Mededingingsplicht.
Europese wetgeving zorgt ervoor dat steeds meer belemmeringen op deze drie gebieden
verdwijnen.
Ad 1 Vrij verkeer
In de EU geldt vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal.
Het beginsel van vrij verkeer betekent dat de handelsstroom tussen lidstaten niet belemmerd
mag worden.
Ad 2 Staatssteun:
Het verbod op staatsteun. Denk bijv. aan subsidies. Een dergelijke subsidie kan de interne
markt schaden doordat het oneerlijke concurrentie creëert.