Europese Codificatiegeschiedenis – week 1 - Hoorcollege 1
Het Romeinse Rijk - Niet het grootste Imperium; dat van Karel V. Romeinen zijn nooit verder gegaan dan Katwijk
– vielen ‘droog’ voor de Nederlandse kust. Waren niet gewend aan eb en vloed. Ook niet naar Schotland gegaan.
Lange tijd geen staat vanuit één centraal punt bestuurd. Staatsinrichting van een stadsstaat. Romein was niet
iemand die binnen de grenzen van het imperium woonde, maar iemand die burger was van de stad Rome. Rome
hield er een wereldrijk op na. Alle andere burgers waren niet vreemdelingen, maar inwoners die niet burger waren.
Zij hadden rechten die de Romeinen niet hadden. Recht werd bepaald door de plaats van herkomst –
personaliteitsbeginsel. Ondanks schijn van uniformiteit, grote diversiteit in recht.
De Romeinse Koningstijd (754- 510 v. Chr.) – Rome gesticht door twee broers. Begon met doodszonde.
Imperium had wetgevende macht, uitvoerende macht en rechtsprekende macht. Koning kon eenzijdig wetgevende
regels uitvaardigen (edict). Vorst heeft het imperium en is daarom soeverein monarch. Romeinse recht is anders
dan het privaatrecht. Duidelijk onderscheid tussen publiekrecht en privaatrecht. publiekrechtelijke vraagstukken –
wat gebeurd er als de Koning is overleden en door wie opgevolgd – niet bepaald door regels van privaatrecht. Als
vorst overlijdt dan wordt zijn opvolging niet als een consequentie van zijn vermogensovergang gezien, maar
beheerst van regels van publiekrecht. Volk kiest koning – keuze monarchie. Koning kan in samenwerking met
volksvergadering (comitia) wetten uitvaardigen (lex – wet in formele zin). Waarom in samenwerking? Eenzijdig
uitgevaardigde regels van de koning zijn slechts zo lang van kracht als de koning leeft. Algemeen verbindende
regels uitvaardigen die je leven overleven, geen andere mogelijkheid dan dat te doen met de volksvergadering
samen. Twee belangrijkste rechtsbeginselen – lex en edict (eenzijdig) – gaan terug naar de Romeinse staat als
koninkrijk. Alles werd met macht door de koningen bestierd.
De Romeinse Staatsinrichting Koningstijd. schema.
510 v. Chr. einde aan het Koninkrijk, Republiek werd opgericht.
De Romeinse Republiek (510 – 27 v. Chr.) – Geen enkel verschil tussen de staatsinrichtingen. Enkele verschil:
plaats van de koning wordt in genomen door twee consuls (magistraten); beide zelfde imperium (beginsel van
collegialiteit). Positieve besluit wordt getroffen door het negatieve. Consulaat wordt dus dubbel bezit. Tweede
beperking, consulaat tevens beperkt tot de duur van één jaar. Worden dan vervangen door twee andere consuls.
494 v. Chr. breekt standenoorlog uit binnen Rome. Twee verschillende bevolkingsgroepen botsen. Rome werd al
snel een vrij grote stad – beheerste zout handel in Italië. Naast autochtone boerenbevolking – bedreef rondom
Rome landbouw – bevond zich een andere bevolkingsgroep die zich bezighield met handel. Deze handelaars
maakte niet deel uit van de Senaat (adviescollege) en soms ook niet van volksvergadering (comitia).
Die bevolkingsgroep wilde ook invloed uitoefenen. Oplossing: staat binnen een staat.
Volkstribunaat (Tribuni plebis) – vertegenwoordiging van de plebejers (nieuwkomers). Oorspronkelijke bevolking
waren de patriciërs. Waaruit bestond de macht? Ieder besluit van consul kon vernietigd worden (veto).
Volkstribuun belangrijke magistraat, kan staatsbestel platleggen. Romeinen (patriciërs) vonden dit bedreigend.
Volkstribunaat werd bezet door tien personen, altijd één van die tien om zo ver te krijgen om zijn veto uit te
spreken tegen het veto van de ander. Heft veto dan weer op.
Plebejers bleven ontevreden, rechtspraak was in handen van de patriciërs. Gebeurde op basis van het
ongeschreven recht. Aangedrongen op de eerste codificatie van het Romeinse recht (450 v. Chr.) – Wet van de
twaalf tafelen.
Vrijheid voor de Romein – gebondenheid aan de wet.
De revolutie van 367 v. Chr. - Instelling van de praetuur (plebejers verkiesbaar voor het consulaat). Volledige
gelijkstelling van de twee bevolkingsgroepen. Rechtspraak gereserveerd voor patriciërs. Twee, voor een jaar. 1
voor processen tussen burgers, 1 over procedures waarbij niet-Romeinse burgers waren betrokken. Kort geduurd,
daarna ambt van praetor ook toegankelijk voor plebejers. Steeds meer bevoegdheden overgedragen naar aparte
magistraten. Uitvaardiging van de edicten op 1 januari waarin hij aangaf in welke gevallen hij niet en in welke
gevallen hij geen actie zou geven. Edicten stonden op het album geschreven. – praetorische recht. Daarnaast het
recht dat door de volksvergadering werd gecreëerd.
Ius civile – wetten die door de magistraat met volksvergadering zijn uitgevaardigd.
Ius honorarium – magistratenrecht.
Ius gentium – natuurrecht (vanzelfsprekend recht).
Responsa prudentium – rechtsgeleerde literatuur over het ius civile, het ius honorarium en het ius gentium –
juridisch bindend.
Tweedeling in het recht – positief recht (ius civile en ius honorarium), daarnaast het ius gentium (niet hetzelfde als
volkenrecht), recht dat alle volkeren in acht nemen, omdat het zelfsprekend is.
Na 286 v.Chr. is de Republiek ‘af’: de concordia is bereikt en kan het grote werk beginnen.
, Senaat was een vergadering geworden van mensen die ooit de Quaestuur en hogere magistraturen hadden bezet.
Ieder jaar verkiezingen. Enorme doorstromingen in de openbare ambten, nauwelijks een Romein zonder
bestuurlijke ervaring. Op 286 v.Chr. wet uitgevaardigd die de comitia gelijk stelde aan de plebiscita
(privaatrechtelijke wetgeving). Voortaan alleen materieel onderscheid.
Lex kan slaan op een wet van comitia of een plebiscita, maakt geen verschil. Concordia – staat kan zich op één
doel richten. Handelsmogelijkheid Carthago. (264 – 146 v.Chr.) machtsstrijd met Carthago. Legers bestonden uit
huurlingen. Dienstplicht.
Om de erfenis van Alexander (200 – 64 v.Chr.) – Oostelijke kant van de Middellandse zee.
Oorlogen op grote afstand die betrekkelijk lang duren. Ambt van één jaar werkt niet met militaire functies. Steeds
wisselende opperbevelhebbers. Bij wet aan pro consuls langere imperia geven, die buiten de provincie worden
uitgeoefend. Soms voor twee jaar tot wel 5 jaar. In uitzonderlijke gevallen voor zolang de oorlog duurt.
Kleine landbouw in Italië ging kapot aan de langdurige oorlogen. Soldaten moesten oorlog voeren zolang de
oorlog duurde. Soldaten wilde schade uit krijgsbuit. Men was gebaat bij het succes van de commandant. Band
tussen opperbevelhebber en leger. Dictatoren (bijv. Sulla). Magistraten afgezet en zelf zichzelf tot dictatuur voor
onbepaalde tijd benoemd. Zijn dictatuur is bij wet vastgesteld voor onbepaalde tijd. Sulla deed na korte tijd
afstand van zijn macht. – mensheid was niet te verbeteren.
Caius Iulius Caesar (100 – 44 v.Chr.) – Ging door waar Sulla was opgehouden. Pleegde staatsgreep, liet zich bij
wet tot dictator benoemen. In 44 v. Chr. vermoord.
Werkelijke stichter van Romeinse Keizerrijk was stiefzoon ‘Augustus’ (63 v.Chr. – 14. n.Chr.); ‘Octavianus’.
Het ‘Principaat’ (27 v.Chr. – ca 250 n. Chr.)
Senaat werd een aanbieding gedaan waartegen ze geen nee konden zeggen. Keizertijd benaming is fout, eigenlijk
einde van de Republiek. Republiek wordt omgebouwd tot een presidentiële democratie. Democratisch
staatsbestel zoals het al altijd was geweest met één persoon die over buitengewone bevoegdheden beschikt.
Tribunicia Potestas. Hij liet zich zelf niet tot volkstribuun benoemen. Dan zou hij tien collega’s hebben. Hij
wordt naast volkstribuun benoemd tot iemand die de macht over het volkstribuun had (Tribunicia Potestas) –
absoluut vetorecht tegen ieder besluit dat wordt genomen. Bevoegdheid tot wetten uit te vaardigen. Hij kan
wetsvoorstel doen wat gelijke werking heeft als een lex.
Keizer laat zich het Imperium maius verlenen – oppergezag over alle legers buiten Italië die zich aan de grenzen
van het Romeinse rijk bevinden. Hij beschikt over het belangrijkste onderdeel van het Romeinse leger en
bovendien heeft hij intern de volledige controle.
Augustus was nooit absoluut monarch, wilde dat niet.
Het keizerlijke hof – taken werden overgenomen door de keizerlijke hofhouding. Twee prefecten (oorspronkelijk
commandanten van de keizerlijke lijfgarde). Gesplitst in civiele staf en militaire staf. Belangrijkste prefect van
Egypte. Egypte was privé domein van de keizer, geen onderdeel van het Romeinse rijk.
Belangrijke functionaris – man die financiën beheert. Procurator a libellis – Minister van Justitie; behandeld alle
tot de keizer gezonden verzoekschriften. Al die mannen werden betaald uit de keizerlijke kas.
Nieuwe imperiale inrichting – uit dienst van de keizer fungerende en door de keizer beloonde
beroepsfunctionarissen.
Een overgangsverschijnsel: de senaat krijgt wetgevende bevoegdheid. Neemt taak van de comitia over.
De ‘princeps’ is de normale beroepsinstantie voor alle rechtspraak door zijn (keizerlijke) provinciegouverneurs.
Provinciegouverneurs waren niet meer ex praetoren enz. maar ze moesten goed zijn om als gezand van de keizer
het bewind uit te oefenen. Keizer wordt beroepsinstantie.
De keizer is de beroepsinstantie voor alle uitspraken van met bijzondere rechtspraak belaste (en door hem zelf
benoemd) nieuwe magistraten, zelfs in het bijzonder de praefectus urbi, die de strafrechtelijke competentie van de
praetores overneemt.
Beslissingen van de keizer in hoger beroep zijn decreta (min of meer) van kracht van wet. Bevoegdheid van de
keizer gaat verder. Hij is groot rechtsgeleerde. Rescripten van de keizer zijn kracht van wet gaan hebben.
200 n. Chr. – Wat de vorst heeft besloten heeft kracht van wet. Keizer werd bij wet aangesteld.
Consequentie: De Romeinse literatuur (responsa prudentium) houdt op te bestaan: de rechtsvormende taak ervan
is aan het einde van de derde eeuw overgenomen door de keizerlijke kanselarij (juristen op departement a libellis),
aan het hoofd waarvan de laatste grote Romeinse juristen (Papinianus, Paulus en Ulpianus) hebben gestaan die
nog door hun eigen ..
Keizer Caracalla (211 – 217 a.D.) – Romeinen krijgen financieel probleem. Geadviseerd door Ulpianus. Alleen
Romeinse burgers betaalde successiebelasting. Beperkt aantal inwoners. Grootste deel was geen Romeins burger
door personaliteitsbeginsel. Oplossing: iedereen Romeins burger (Constitutio Antioniana)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper LisetteKnoop. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.