Een duidelijke samenvatting die mij geholpen heeft mijn eindexamen economie te halen. Deze samenvatting gaat over alle stof van het eindexamen, dus van consumentensurplus tot BBP tot marktvormen, alles zit erin!
Vraag en aanbod vindt plaats op markten
- Concrete markt
- Abstracte markt
Wat bepaalt de vraag van consumenten:
- Voorkeuren
- Budget
- Prijs van substitueerbare producten (vervangend)
o Trein/auto, thee/koffie
- Prijs van complementaire producten (aanvullend)
o Koffie/koffiemelk, auto/benzine
- Exogene factoren: waar je geen invloed op hebt
Consumentensurplus:
- Wat is de maximumprijs die iemand wil betalen.
- Het verschil tussen wat iemand wil betalen en de marktprijs
- Formule: ½ x breedte x hoogte
Verschuiving langs of van de vraaglijn
- Langs de vraaglijn bij:
- prijsverandering van het product.
- Van de vraaglijn =>vraaglijn schuift op bij:
- verandering van voorkeuren/ budget/ aantal consumenten
- prijsverandering van ander product (subst./compl.)
- exogene factoren
Prijselasticiteit van de vraag:
Verandering van de vraag (q) in % (gevolg)
Verandering van prijs (p) in % (oorzaak)
Bij prijsstijging van 1 %, veranderd de vraag met..(prijselasticiteit)
Vier mogelijkheden:
- Vraag verandert sterker dan prijs prijselastisch
- Vraag verandert minder sterk dan prijs prijsinelastisch
- Vraag reageert totaal niet op volkomen inelastisch
- Vraag verdwijnt geheel bij een prijsverandering volkomen elastisch
Soms prijselasticiteit weinig effect op de vraag. Bijv. water, heb je nodig. Dan is er een prijsinelastische vraag. Prijsverhoging
verhoogt dan je omzet
Soms prijselasticiteit veel effect op de vraag. Bijv. dure auto’s en vakanties. Dan is er prijselastische vraag. Prijsverhoging
verlaagt je omzet
Inkomenselasticiteit
- Normale goederen: vraag neemt toe als inkomen stijgt.
- Noodzakelijk goed: vraag neemt minder toe dan stijging inkomen (eten)
- Luxe goed: vraag neemt meer toe bij stijging inkomen (auto’s, vakantie)
- Inferieure goederen: vraag neemt af als inkomen stijgt (aardappelen/vlees)
Prijselasticiteit van de vraag: hoe reageert de vraag op een prijsverandering?
> % verandering vraag (q)
% verandering prijs (p)
Inkomenselasticiteit van de vraag: hoe reageert de vraag na een inkomensverandering?
> % verandering vraag (q)
% verandering Inkomen (I)
- Normaal goederen: vraag neemt toe als inkomen stijgt > 0
- Luxe goed: vraag neemt harder toe dan stijging inkomen > 1
- Noodzakelijk goed: vraag stijgt minder dan stijging inkomen >0 en <1
- Inferieure goederen: vraag neemt af als inkomen stijgt < 0
,Break-even: geen winst en geen verlies (TO=TK)
Het break-evenpunt is óók het punt waar de opbrengst per product precies gelijk is aan de kostprijs per product, oftewel p=GTK
(Logisch: want wat geldt per product, geldt ook voor alle producten samen)
• Totale Opbrengst (omzet) TO = p x q
• Totale Kosten TK (vaste + variabele kosten)
• Totale winst TW = TO - TK
- Proportioneel variabel: variabele kosten per stuk blijven gelijk
- Progressief variabel: variabele kosten worden per stuk steeds hoger
- Degressief variabel: variabele kosten worden per stuk steeds lager
- TK = TCK + TVK
Hoofdstuk 2: productie, kosten en winst
4 productiefactoren:
Kapitaal: fysiek(machines) en financieel
Arbeid werknemers, menselijk handelen
Natuur(locatie) grond om pand op te vestigen
Ondernemerschap(kennis) combineren van productiefactoren
Bij produceren worden kosten gemaakt:
- Constante/ Vaste kosten: veranderen niet als productieomvang veranderd (huur, energie, verzekeringen)
- Variabele kosten: veranderen wel als productieomvang veranderd (loon, verpakkingskosten, grondstoffen)
- Proportioneel: variabele kosten bij elke eenheid hetzelfde ($0.20)
- Degressief: variabele kosten per product nemen af als productie toeneemt ($0.20 > $0.19 > $0.18)
- Progressief: variabele kosten per product nemen toe als productie toeneemt ($0.20 > $0.21)
Marginaal
- Wat het extra kost bij bepaalde productieomvang om 1 extra product te maken= Marginale kosten (MK)
- Marginale kosten altijd gelijk aan variabele kosten
- Wat het extra oplevert om een extra product te maken = marginale opbrengst(MO)
- Mo – MK= MW (marginale winst)
- Zolang het produceren van één extra product meer oplevert (MO) dan het kost (MK), maakt een ondernemer winst en
zal hij/zij extra producten blijven produceren!!!
- Als de variabele kosten per product gelijk blijven (de productie van roze koeken), dan is er….
>sprake van constante meeropbrengsten
>MK blijven constant
- De stukadoor werd moe en had steeds meer tijd nodig voor één extra muur. Zijn variabele kosten per product liepen
dus op.
>Dan is er sprake van afnemende meeropbrengsten.
>MK lopen op (stijgende variabele kosten).
- Als de variabele kosten per product juist steeds lager worden, dan is er >sprake van toenemende
meeropbrengsten
>MK worden steeds kleiner (dalende variabele kosten).
Hoofdstuk 3: marktmechanisme: vraag en aanbod
Onzichtbare hand: De markt beweegt naar evenwicht
• Bij een aanbodoverschot zullen producenten de prijs laten zakken om hun spullen kwijt te raken.
• Bij een vraagoverschot zullen consumenten tegen elkaar op bieden. Er ontstaat een hogere prijs waardoor de vraag
daalt en het aanbod stijgt.
• De prijs is het coördinatiemechanisme
, Verschuiving van de vraaglijn: Verschuiving van de aanbodlijn
Stel: Vraag naar product daalt Bijvoorbeeld: Paar ondernemers gaan failliet.
>Bij iedere prijs wordt nu minder gevraagd >Bij iedere prijs wordt nu minder aangeboden dan voorheen.
>Collectieve vraag daalt, vraaglijn schuift naar links >Collectieve aanbod daalt, aanbodlijn schuift naar links
>Nieuwe evenwicht: lagere evenwichtsprijs en >Nieuwe evenwicht: hogere evenwichtsprijs en
lagere evenwichtshoeveelheid lagere evenwichtshoeveelheid
Module 3: Marktvormen
Als je geen invloed hebt op de prijs, dan is de prijs exogeen.
>Je bent een prijsnemer en een hoeveelheidsaanpasser
Heb je wél invloed op de prijs, dan is de prijs endogeen
>Je bent een prijszetter
>>Dit is afhankelijk van de marktomstandigheden
1. Zijn er veel of weinig concurrenten?
2. Is je product uniek of weinig onderscheidend in de ogen van consumenten? Is er productdifferentiatie?
• Homogeen: de consument ziet geen verschil tussen de producten van de verschillende aanbieders
• Heterogeen: de consument ziet wel verschil tussen de producten van de verschillende aanbieders
3. Kun je makkelijk of moeilijk toetreden als nieuwe producent op een markt? (Vergunningen nodig? Hoge investeringen? =
Toetredingsdrempels)
Welke marktvormen zijn er?
• Volkomen concurrentie: (boeren) > veel aanbieders & homogeen product
weinig marktmacht = hoeveelheidsaanpasser
• Monopolie (NS) = 1 aanbieder >veel marktmacht = prijszetter
• Oligopolie: enkele aanbieders domineren met elkaar de markt
• Homogeen oligopolie (energie/elektriciteit) >nauwelijks invloed op de prijs
• Heterogeen oligopolie (burgerketen/tankstations) >ietsjes invloed op de prijs
• Monopolistische concurrentie (restaurants/kleding) >veel aanbieders
>heterogeen product
>beperkte marktmacht, want iets verschil in product
Volkomen concurrentie:
• Véél vragers & véél aanbieders
• Product is homogeen
• Producent heeft geen invloed op de prijs.
• Kan alleen kiezen hoeveel stuks hij aanbiedt bij de gegeven prijs.
• Hij is dus een hoeveelheidsaanpasser
• Alle producenten maximaliseren de winst (MO=MK)
• Maar veel winst wordt er niet gemaakt…. (door concurrentie)
Marktevenwicht bij volkomen concurrentie
• Aanbod zal stijgen door nieuwe toetreders. Tot winst is verdwenen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper MariR. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.