Economie Samenvatting TW2
Wereldeconomie H1
Vergelijking van het BBP per kapitaal/hoofd (enge zin)
Aanmerkingen
- Inkomensverdeling
Lorenz-curve
-> Hoeveel % van de bevolking verdient welk percentage van het inkomen
Gini-coëfficiënt
-> Hoe lager, hoe redelijker (0 tot 1) (0 betekent dat het inkomen gelijk is verdeelt)
- In ruime zin
HDI (Human Development Index)
-> Sterfte/gem. leeftijd/analfabetisme
- Informele sector
Internationale organisaties:
- OESO: bevordering sociaal-economische samenwerking
- IMF: bevordering internationale betaling, bijvoorbeeld door hulp aan ontwikkelingslanden
(leningen)
- Wereldbank: hulp aan ontwikkelingslanden
Koopkracht pariteit: ook al zijn inkomens in een land lager dan in een ander land, relatief gezien zou je er
meer voor kunnen kopen (koopkracht: hoeveel kan je kopen voor $1, €1)
Wereldeconomie H2
Globalisering is de internationale vervlechting van het economisch verkeer.
Handelsbalans is de export en import van goederen en diensten. Het verschil tussen de
uitvoerontvangsten en de invoerbetalingen is het saldo op de handelsbalans.
Wanneer ontvangsten > betalingen = handelsoverschot
Wanneer ontvangsten < betalingen = handelstekort
Waarde uitvoer (export )=Volume × Prijs
Invoer
Invoerqoute= × 100 % Deze quotes kunnen hoger zijn dan 100% want in de
BBP
Uitvoer berekening van BBP zit min import (-M)
Uitvoerqoute= ×100 %
BBP
Wederuitvoer zijn de goederen die zijn ingevoerd en tijdelijk eigendom worden van dat land (telt mee in
de export) en vervolgens weer worden uitgevoerd. Er is sprake van doorvoer wanneer de goederen geen
eigendom worden van het land (niet meetellen in de export).
Kapitaalverkeer (vermogen) bestaat uit:
1) Buitenlandse beleggingen (flitskapitaal)
- Bedoeld om inkomen te verdienen (rente, winst/dividend) of het vermogen te vergroten via
koerswinsten
2) Directe buitenlandse investeringen (aandelen en leningen/obligaties)
- Zeggenschap
, Multinationals zijn ondernemingen die in andere landen actief zijn (produceren en investeren in andere
landen). Motieven:
1) Belastingklimaat: produceren in een land met hoge invoerheffingen waardoor er geen hoge
transport kosten zijn
2) Arbeid (lonen)
Offshoring: (een deel van) het productieproces wordt verplaatst naar een ander land
Outsourcing: productietaken worden uitbesteed aan een bedrijf in een ander land
3) Grondstoffen
Volgens David Ricardo moet elk land zich toeleggen op het product met de laagste opofferingskosten. De
theorie van Ricardo staat bekend als de theorie van de comparatieve (relatieve) kostenverschillen.
Volgens deze theorie zal een land zich specialiseren in die goederen waarbij het een comparatief
kostenvoordeel heeft. Als twee landen zich specialiseren en daarna met elkaar gaan ruilen, kunnen beide
landen over dezelfde producten beschikken als in de oorspronkelijke situatie. Voorwaarde is wel dat er
sprake is van comparatieve kostenverschillen en dat de internationale ruilverhouding moet liggen binnen
de grenzen van de binnenlandse ruilverhouding. Volgens deze theorie zal een land met een comparatief
voordeel de gehele productie naar zich toetrekken. Bij die theorie gaat men uit van homogeniteit van de
producten, maar in de praktijk zijn de producten veelal heterogeen.
Oorzaken kostenverschillen: De kwaliteit en kwantiteit van de productiefactoren
1) Arbeid: Scholingsgraad
2) Kapitaal: Schaalvoordelen (Uitsnoeren constante kosten over hogere productie dus constante
kosten per stuk en kostprijs naar beneden)
3) Natuurlijke hulpbronnen
4) Productdifferentiatie -> heterogeen (verschillende landen specialiseren zich in hetzelfde product)
Arbeidsmigratie
Immigratie leidt tot een hogere welvaart en een herverdeling van looninkomen naar kapitaalinkomen. De
positie van de werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt verslechtert als gevolg van de
toestroming van werknemers uit andere landen. Als ook hoger opgeleiden emigreren, ontstaat
kennisvlucht of braindrain: landen verliezen hun hoogst opgeleide arbeidskrachten aan het buitenland,
arbeidskrachten waarin die landen via onderwijs veel geld hebben geïnvesteerd.
Let op: op korte termijn is het arbeidsaanbod constant
Werknemers surplus
- Aanbieders = Minimumloon waarvoor iemand wil werken – loon
Werkgevers surplus
- Vragers = maximale loon dat een werkgever wil betalen – loon
De welvaartstheorie
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper PatouHoekstra. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.