6 Koolstofverbindingen
6.1 Stoffen en formules j Voor iemand van 65 kg is de hoeveelheid GHB die
nodig is: 4800 mg × 65 = 312 000 mg. Dat komt
312 000 mg
B 1 overeen met ____________
= 416 mL oplossing.
750 mg mL1
a C = 4; H = 1; O = 2; N = 3 k Nog afgezien van de sterk zoute smaak en de ken-
b C4H9NO2 merkende geur, zou een dergelijke enorme hoeveel-
c 103,12 g mol1 heid niet eens in het glas passen!
d Het symbool betekent schadelijk. Zie figuur 6.1 voor
het andere symbool dat je nog kunt tegenkomen.
e Zie voor de betekenis de onderstaande tabel.
H315 Huidcorrosie /-irritatie, gevaren- Veroorzaakt
categorie 2 huidirritatie. 6.1
H319 Ernstig oogletsel/oogirritatie, Veroorzaakt
gevarencategorie 2A ernstige oog
irritatie.
H335 Specifieke doelorgaantoxiciteit bij Kan irritatie 6.2 Koolwaterstoffen
eenmalige blootstelling, gevaren- van de lucht-
categorie 3, irritatie van de lucht- wegen veroor-
wegen zaken. A 2
P261 Inademing van stof / rook / gas / nevel / damp / a In één homologe reeks lijken alle stoffen op elkaar.
spuitnevel vermijden. Zo is de verhouding tussen het aantal C-atomen en
P305 BIJ CONTACT MET DE OGEN: het aantal H-atomen in de moleculen van alle stoffen
P351 Voorzichtig afspoelen met water gedurende een uit één homologe reeks gelijk.
aantal minuten. b Alkanen CnH2n+2, alkenen CnH2n, alkynen CnH2n–2
c Isomerie is het voorkomen van stoffen met dezelfde
P338 Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk.
molecuulformule, maar verschillende structuurfor-
Blijven spoelen.
mules. Het zijn dus twee verschillende stoffen.
f C4H8O3 d Ze zijn isomeer met de alkenen, beide hebben als
g Covalente apolaire bindingen tussen C−C en C−H algemene formule CnH2n.
(verschil in elektronegativiteit = 0,4). e Ze behoren tot de alifatische, verzadigde, cyclische
Polaire bindingen tussen O−H (verschil in elektro koolwaterstoffen.
negativiteit: 3,5 − 2,1 = 1,4).
h GHB kan gemakkelijk H-bruggen vormen en lost dus A 3
goed op in water (en alcohol). (De smaak en de geur a De zes ‘extra’ elektronen van benzeen vormen geen
worden vaak gecamoufleerd door smaak en geur dubbele bindingen, maar verdelen zich gelijkmatig
van de drankjes.) over alle C-atomen. Bij chemische reacties gedraagt
i H benzeen zich, door deze zes elektronen, heel anders
H ... O dan andere onverzadigde verbindingen.
b C10H8 en C14H10
H H. . . O H H
O
C H B 4
H C H a Voorbeelden zijn voedingsmiddelen, kunststoffen en
H C brandstoffen.
H O. . . H H H b Hoe meer C-atomen een molecuul bevat, des te
C
O C C H meer isomeren er mogelijk zijn en dus steeds meer
H H. . . O verschillende stoffen.
O H H H
© Noordhoff Uitgevers bv Koolstofverbindingen 57
Boek Chemie Overal Uitw 4 vwo.indb 57 17-12-12 16:28
, c Je moet een stof ontleden met warmte. Bij koolstof- e Voor de hardste knal is een molverhouding
verbindingen blijft er koolstof als zwarte vaste stof acetyleen : O2 = 1 : 1 nodig. Dus 0,27 mol acetyleen.
over. De molverhouding acetyleen : carbid = 1 : 1, dan is
er ook 0,27 mol carbid nodig.
B 5 De molaire massa van carbid is 64,10 g mol1.
Het is een aromatische verbinding. Bovendien is hij
onverzadigd (drievoudige binding) en is het alifatische mol 1,00 0,27
deel onvertakt. gram 64,10 x
64,10 g × 0,27 mol
B 6 x = _________________
= 17 g CaC2
1,00 mol
a De structuren 2, 4 en 6 zijn aromatisch, ze hebben Voor de hardste knal heb je 17 g carbid nodig.
een benzeenring.
b De structuren 5 en 6 bezitten ieder een alifatische
ring.
c De structuren 2, 3, en 6 zijn onverzadigd. 6.3 Systematische naam-
d Structuur 3 heeft een vertakking van een acyclische
keten van C-atomen. geving
e 1 C4H10
2 C8H8
3 C5H8 A 9
4 C13H12 a 1 C6H14
5 C4H8
H3C CH2 CH2 CH2 CH2 CH3
6 C11H12
2 C6H14
B 7
H3C CH2 CH CH2 CH3
Alkynen hebben als algemene formule CnH2n-2, ze zijn
CH3
isomeer met alkenen met twee dubbele bindingen of
met cycloalkenen met een dubbele binding in de ring. 3 C2H6
C 8 H3C CH3
a CO en CO2 4 C4H10
b De formule van acetyleen/C2H2 voldoet niet aan de H3C CH CH3
algemene formule CnH2n, dus het is geen alkeen.
CH3
Acetyleen is ethyn en is dus een alkyn.
c Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: 5 C6H14
− C2H2 + O2 → C + CO + H2O H3C CH CH CH3
− C2H2 + O2 → 2 CO + H2
CH3 CH3
− 2 C2H2 + 2 O2 → 2 C + CO + CO2 + H2 + H2O
− 3 C2H2 + 3 O2 → C + 5 CO + 2 H2 + H2O b De stoffen 1, 2 en 5 zijn isomeren want die hebben
d In de melkbus zit 30 dm3 lucht. 21% daarvan is zuur- dezelfde molecuulformule, maar verschillende struc-
stof. tuurformules.
21 × 30 dm3 = 6,30 dm3 O2.
In de melkbus zit dus: ____ A 10
100
1,0 mol O2 heeft een volume van 23 dm3. Het aantal C5H12
dm3 O omrekenen naar mol.
H3C CH2 CH2 CH2 CH3
mol 1,00 x pentaan
dm3 23 6,30
H3C CH2 CH CH3
1,00 mol × 6,30 dm3
x = __________________
= 0,27 mol O2
23 dm3 CH3
(2-)methylbutaan
58 Hoofdstuk 6 © Noordhoff Uitgevers bv © Noo
Boek Chemie Overal Uitw 4 vwo.indb 58 17-12-12 16:28