HOORCOLLEGES
DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING 1
Semester 1 UvA
,Romy Semester 1
Hoorcollege 1 (deel 1): Stoornissen versus onderwijsbehoeften
• Gedragsproblemen of probleemgedrag: overkoepelend begrip
• Term ‘stoornis’: specifiekere (beschrijvende) categorie
• Stoornissen: continuïteit (dimensioneel) versus discontinuïteit (categorisch) tussen normaliteit
en pathologie?
Pameijer (2008):
Dimensioneel systeem: Op verschillende dimensies wordt gedrag beschreven met een continuüm
van minder naar meer kenmerken en gradaties van ernst.
Continuïteit versus discontinuïteit
• Beide principes worden teruggevonden (bijv. bij IQ en taal)
• Ook bij leerproblemen/leerstoornissen (‘learning disabilities’) zijn beide principes te herkennen
(NB ‘response to intervention’/ ’reactie op instructie’ → discontinuïteit).
Gevaar van diagnostische categorieën is reïficatie:
- redeneren in termen van ‘ziektes’ i.p.v. ‘afspraken’
- idee: één specifieke oorzaak gebonden aan één stoornis
- te localiseren in hersenen?
- specifieke genen in het spel?
Sommige psychopathologische concepten meer dimensioneel, andere meer categorisch?
• Categorische beslissing
o vaak nodig voor praktische doeleinden:
▪ wanneer medicatie?
▪ wanneer intensieve behandeling?
• Dimensionele benadering:
▪ vaak betrouwbaarder en meer valide én
▪ beter voor vaststellen onderwijs- en zorgbehoeften
Stoornislabels in het onderwijs
Toekennen van stoornissen vandaag de dag (nog) populair in onderwijs. Mede bevorderd door
financieringssystemen en PGB’s.
Classificeren stoornissen in onderwijs:
Positieve kanten:
1. Bevorderen van acceptatie, tolerantie voor gedrag, altruïstische reacties (P en O)
2. Inzicht bij kind zelf (P)
3. Transparantie communicatie (vooral tussen deskundigen) (P en O)
4. Maakt soms weg vrij voor behandeling en actie (P en O)
5. Stellen van reële doelen (P)
Negatieve kanten:
1. Te veel gericht op tekorten in kind (P)
2. Kan leiden tot negatieve verwachtingen en negatieve stereotypen over kind (O)
3. Label kan leiden tot perceptie van zwaardere problematiek en negatieve emoties/stress bij LK
(O)
4. Kan leiden tot minder vertrouwen bij LK in eigen mogelijkheden om kind te onderwijzen (O)
(gedragsaanduidingen → hogere verwachtingen LK)
5. Stoornislabels corresponderen onvoldoende met schoolgedrag en onderwijsbehoeften (P)
Pameijer; geen classificatie, tenzij de classificatie noodzakelijk is voor inzicht en goede ondersteuning.
1
,Romy Semester 1
‘Labeling bias’
Ohan et al., 2011:
Het verschil in verwachtingen of percepties op grond van het feit dat een leerkracht al dan niet
gehoord of gelezen heeft dat iemand een stoornislabel heeft.
NB
• Ohan et al. (2011) → vignetten bij elementary school teachers
• Sayal et al. (2010) → vergelijkbare negatieve langetermijneffecten van ‘echte’ vroege labeling
op 4/5 jaar naar hoge score op hyperactiviteit/aandachtproblemen op 10/11-jarige leeftijd.
Onderwijs-, opvoedings-, ondersteuningsbehoeften
Tegenover begrip ‘stoornis’:
- Speciale onderwijsbehoefte: instructiebehoefte en/of pedagogische behoefte (SEN: special
educational needs) = wenselijk aanbod
- Oriëntatie verschuift naar: wat heeft kind (bovenop standaard-aanbod) nodig van leerkracht cq
school (instructie, hulp, feedback, leeromgeving, pedagogische aanpak, groepsgenoten…) of
van ouders cq begeleiders (pedagogische aanpak, ondersteuning, feedback….)
- En wat hebben ouders, leerkracht en/of begeleiders nodig? (uitleg over, kennis van,
vaardigheden, ondersteuning….)
Hoe te bepalen? (= belangrijk doel diagnostiek)
Pameijer (2008) en Pameijer & Draaisma (H.6):
- Stap 1: reëel korte termijn-doel vaststellen
- Stap 2: wat heeft kind (en leerkracht, ouders en/of begeleiders) extra nodig om dit doel te
bereiken: systeem met hulpzinnen
Hoorcollege 1 (deel 2): intakefase
Diagnostisch proces → centraal binnen de hulpverlening
Normatieve modellen en procedures:
- Regulatieve cyclus (Tak et al., 2014)
- Diagnostische cyclus volgens de Bruyn en Ruijssenaars (2003) → HGD
- Hulpverleningscyclus volgens van Leeuwen een Geeraets (2022)
Waarom deze modellen en procedures?
- Inzicht in redeneerproces → transparante werkwijze voor anderen, waardoor het navolgbaar
is wat je aan het doen bent.
- Om bias te voorkomen, zoals geheugenbias, representativiteitsbias en overschaduwing (je wilt
zo breed mogelijk beginnen, niets overslaan, tunnelvisie etc. te voorkomen)
Compromis van verschillende modellen: NVO-richtlijnen (→ Maar… alleen relevant of te
gebruiken als het gaat om complexe diagnostiek, met combinaties van vraagstellingen – Denk
bijvoorbeeld aan een kind waarbij het al op het intake gesprek dat er sprake is van een hondenfobie,
complexe diagnostiek is waarbij er meerdere vraagstellingen zijn)
2
, Romy Semester 1
Diagnostische vraagstellingen
1. Beschrijvend – wat is er aan de hand?
2. Verklarend – waarom is dit aan de hand?
3. Indicerend (in enge zin) – welke van deze behandelingen is het meest geschikt?
4. Indicerend (in ruime zin) – hoe kunnen deze problemen worden aangepakt?
5. Evaluatief – heeft de aanpak het gewenste effect gehad?
NVO-richtlijnen versus HGD
NVO-richtlijnen = vorm van redeneren bij diagnostisch proces
Handelingsgerichte diagnostiek (HGD) = inhoud van het diagnostisch proces
Uitgangspunten sluiten erg op elkaar aan
Uitgangspunten NVO en HGD
NVO HGD
Dialogisch In gesprekken met elkaar verwachtingen, doelen Doelgericht Gerelateerd aan veranderingsgericht, ze
bespreken, zoveel mogelijk aansluiten bij de willen dat er iets veranderd, dat er problemen
hulpvraag en in samenwerking met cliënt dat afnemen, kijk samen met het cliëntsysteem,
diagnostisch proces vormgeeft wat heet het kind nodig.
Systeemgericht en transactioneel Actief andere mensen gaat betrekken in het Gericht op behoeften kind en
proces (gezin, school) opvoeders
Veranderingsgericht Opheffen van stagnaties, voorkomen van verdere Transactioneel referentiekader
problemen, scheppen van kansen
Gericht op samenwerking met
school, ouders en kind
Aandacht voor beschermende Let op! Anders dan bij de NVO waar dit niet
factoren expliciet in de uitgangspunten staat → Focus
op positieve/beschermende factoren
Systematisch en transparant
HGD omvat diagnostiek → NVO omvat diagnostiek én behandeling
→ HGD gaat tot aan de adviesfase, vandaar dat wij ons richten op NVO-richtlijn 1 t/m 5.
HGD is een praktijkmodel → NVO is een opleidingsmodel
→ NVO gaat ervan uit dat onderzoek altijd plaatsvindt, HGD niet.
HGD onderscheid meer typen hypothesen
→ NVO richt zich vooral op verklaringsgerichte en veranderingsgerichte hypothesen – HGD daarnaast
ook beschrijvende en adviserende hypothesen (in practicum houden we HGD aan met alle mogelijke
hypothesen).
3