100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
Eerder door jou gezocht
Beknopte samenvatting onderzoeksmethodologie (Boek Research Methods in Social Relations, hoorcolleges en bijkomende artikelen). Allesomvattend en duidelijk beschreven in het Nederlands.€6,49
In winkelwagen
Beknopte samenvatting onderzoeksmethodologie (Boek Research Methods in Social Relations, hoorcolleges en bijkomende artikelen). Allesomvattend en duidelijk beschreven in het Nederlands.
Duidelijke, erg beknopte samenvatting waar de belangrijkste informatie in staat voor het vak onderzoeksmethodologie op de UVA. Het boek Research methods in social relations is erin verwerkt, samen met de hoorcolleges en bijkomende artikelen.
Als je dit kent ben je een heel eind op weg voor het ...
Belangrijke informatie
College 1
Wetenschapsfilosofische stromingen
▪ Pre-positivist era: onderzoek dat voornamelijk beschrijvend/descriptief was.
▪ Positivist approach: verschuiving van descriptief, naar actieve pogingen om uitkomsten te
veranderen. Dit begrijp ik volledig!” is wat een positivist zegt na een onderzoek.
▪ Constructivisme: perspectief onderzoeker staat centraal (egocentrisch).
▪ Post-positivisme: soort mengvorm tussen positivisme en constructivisme. Standpunt dat
meerdere theorieën mogelijk kunnen zijn in een enkele setting. Een theorie is waar totdat deze is
verfijnd of vervangen wordt. “Dit kan zo zijn!”.
Een contruct is een concept dat we willen meten (liefdesverdriet), dit construct wil je operationeel
definiëren (meetbaar maken d.m.v. procedures). Hiervoor stel je een hypothese (=falsifieerbare
stelling over relatie van 2 of meer constructen). Je komt bij de theorie (set gerelateerde hypothesen).
1. Observatie: verzamelen en groeperen van empirisch feitenmateriaal: vorming van hypothesen
Impliciete hypothesen zijn vaak al aanwezig bij de onderzoeker bij het selecteren van data
2. Inductie: werkelijke vorm van hypothesen. Concreet, verifieerbaar. Expliciete formulering.
Van een specifieke observatie naar een algemene hypothese
3. Deductie (DAS: algemeen – specifiek): afleiden van speciale consequenties uit de hypothesen, in
de vorm van toetsbare voorspellingen. Empirisch hanteerbaar maken van begrippen en het
toetsbaar maken van algemene uitspraken (operationele definities). Verwachting verder
aangescherpt tot een voorspelling (heel nauwkeurig maakt iets toetsbaar)
→Hoeveel deelnemers heb ik nodig? Hoe ga ik dit meten?
4. Toetsing van de hypothesen: aan het al dan niet uitkomen van de voorspelling in nieuw,
empirisch materiaal. Criterium voor kennis is dat men iets kan voorspellen. Dus ook de vraag in
hoeverre de uitkomst van de hypothese wordt ondersteunt of verworpen moet worden
→Verzamelen data, toetsen van hypothese, participanten werven
5. Evaluatie (van de uitkomsten van de toetsing): Waarde van de uitkomsten in een breder
perspectief, mond zich uit in nieuwe/aanvullende/alternatieve hypothese, interpratief.
→Wat betekent dit voor een vervolgonderzoek? Wat betekent mijn onderzoek voor de praktijk?
Causal observation (informele observatie) als iemand pogingen doet om menselijk gedrag te
begrijpen door gevoelens en hypothesen over andermans gedrag te stellen. Soorten bewijs: logical
analysis, authority, consensus of our peers, observation, past experience.
▪ Naïeve hypothesen: spreuken/cliche’s over menselijk gedrag die niet zijn onderzocht.
T.o.v.
Sociale wetenschappers doen aan empirical research (gebaseerd op ervaring, waarneming en
proefondervindelijke uitkomsten), operationism (meetbaar) en replication (herhaalbaarheid
onderzoek en hiermee biases voorkomen). Kans op covariation principle waarin onderzoekers
geassocieerd worden met hun bevindingen. Onderzoekers werken logisch methodologisch (volgens
de regels/logica van sociale wetenschappen).
, College 2 – Rol van theorie
Betrouwbaarheid: als je het onderzoek herhaald en dezelfde resultaten krijgt.
Validiteit: wanneer de relatie in een hypothese een accurate weerspiegeling van de realiteit is. Een
onderzoek is valide als de hypothese klopt t.o.v. de realiteit.
Een goede wetenschappelijke theorie is falsifieerbaar (=verwerpbaar), spaarzaam (parsimonious =
bij gelijke verklarende kracht, de simpelere heeft de voorkeur over de complexere), en consistent
(hypothesen leiden niet tot tegenspraak. Tegenwoordig is ook maatschappelijk belang van waarde.
Verschillende soorten wetenschappelijk onderzoek (measurement research):
▪ Ontdekken (discovery research): inductief: van observaties (specifiek) naar hypothesen
(algemener).
▪ Aantonen (demonstration research): deductief: van hypothesen (algemeen) naar
gegevensverzameling (specifieker). Ondersteuning voor een hypothese proberen te vinden.
▪ Verwerpen (refutation research): deductief: van hypothesen naar gegevensverzameling.
→Zoeken naar alternatieve hypothesen (tegenbewijzen)
▪ Repliceren (replication research): deductief: van hypothesen naar gegevensverzameling.
→Herhaling op herhaling van demonstration en refutation
→Grotere groepen, andere groepen, andere omstandigheden, andere operationele
definities, andere onderzoeksdesign (niet experimenteel of experimenteel).
*Independent variable: de maat van het causaal construct.
*Dependent variable: de maat van het beïnvloedde construct.
Vier evaluatiecriteria om een uitspraak te mogen doen:
1. Interne validiteit: in welke mate staat het onderzoeksdesign ons toe om causale inferentie te
maken? Is het gekozen design geschikt om een causale hypothese te onderzoeken?
Maximaliseren: Hoge interne validiteit: experimenteel design
Lage interne validiteit: niet-experimenteel design
Valkuilen:
➢ Correlation: simpelweg dat scores samenhangen, betekend nog geen causaal verband.
Correlatie is noodzakelijk, maar niet voldoende voor causale conclusie.
➢ Correlational fallacy (correlationele valkuil): onterecht causaliteit veronderstellen vanuit een
simpele associatie tussen twee variabelen.
➢ Reciprocal causation (wederkerige oorzakelijkheid): het is mogelijk dat beide hypothesen
waar zijn, en dat ze elkaar veroorzaken in een gecompliceerd patroon over de tijd.
➢ Selection threat: al bestaande verschillen tussen onderzoeksgroepen/participanten die effect
hebben op de afhankelijke variabele.
➢ Selection by maturation threat: de moeilijkheid om causale conclusies te trekken omdat de
individuen in de groepen zouden kunnen groeien/ontwikkelen/rijpen op een verschillende
manier.
2. Externe validiteit: tot welke mate is je onderzoek generaliseerbaar? Kan je de uitkomsten
van je onderzoek vertalen naar een populatie?
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper martinezijp. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.