Samenvatting staatsrecht periode 1
Week 1
Hoofdstuk 2
De bronnen van het staatsrecht zijn de Grondwet, gewoonterechtelijke regels en een aantal
geschreven regelingen in de vorm van wetten of algemene maatregelen van bestuur.
Algemene maatregel van bestuur (AmvB)= een koninklijk besluit dat volgens bepaalde procedurele
voorschriften tot stand is gebracht.
Unie van Utrecht=
- Een verdrag, gesloten tussen een aantal soevereine provincies, waarbij zij ter wille van een
gemeenschappelijke zaak een deel van hun soevereiniteit aan een centraal gezag
overdroegen.
- Was de eerste Nederlandse staatsregeling
- Hier treedt al op wat wij in alle grondwetten later zullen vinden: een regeling van de
staatsorganisatie aan de ene kant en bepaalde garanties voor de individuele vrijheid aan de
andere kant.
De Grondwet uit 1815 is, met talrijke wijzigingen, nog altijd van kracht.
Tegenwoordig spreken wij niet meer van de uitvoerende macht omdat de bevoegdheid van de
regering meer is dan alleen het uitvoeren van wetten maar wij spreken van bestuur.
Het aanhangig maken van initiatief voorstellen= één of meer leden van de Tweede Kamer, de
initiatiefnemers, bieden een wetsvoorstel ter behandeling aan in de Tweede Kamer.
Onze Grondwet is op bepaalde, zeker niet de minst belangrijke punten onvolledig. Op die punten
bestaat echter wel een zekere staatsrechtelijke praktijk, die soms tot ongeschreven constitutioneel
recht wordt, soms niet of nog niet.
Rigid constitution= dit is een grondwet die moeilijker te wijzigen is dan een gewone wet.
= dit is onze grondwet
Een voorstel voor een gewone wet wordt wet, wanneer het door een gewone meerderheid van elk
van beide kamers is aanvaard en door de regering bekrachtigd is. Bij grondwetsherzieningen zijn
Tweede Kamerverkiezingen en een speciale meerderheid in beide kamers van het parlement
voorgeschreven.
Flexible constitution= hiervan spreekt men wanneer de staatsregeling grotendeels ongeschreven en
in gewone wetten neergelegd is en dus door een gewone wet gewijzigd kan
worden.
= dit heeft Engeland
= komt heel weinig voor/ vormt een uitzondering in de wereld
Een moeilijk te veranderen Grondwet zou ertoe kunnen leiden, dat er een kloof ontstaat tussen het
rechtsbewustzijn en de geschreven tekst.
De Grondwet bevat, naast onvolledigheden, ook duidelijke regels, die voor het staatsrecht van grote
betekenis zijn. Zij geeft het stramien van de staatsorganisatie van onze parlementaire monarchie. Zij
geeft bovendien een aantal grondrechten.
1
,Aangezien de Grondwet ook en juist de wetgever bindt, mogen deze rechten zelfs door de wetgever
niet worden weggenomen.
De plaatsing voorin de Grondwet geeft aan welk belang er naar de mening van de grondwetgever
gehecht moet worden juist aan de positie van de burger in het staatsbestel.
Regering= een samengesteld orgaan, waarvan de onderdelen de Koning en de ministers zijn.
Staten-Generaal= onze volksvertegenwoordiging
= bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer
Omdat de Grondwet fundamentele bepalingen inhoudt over het staatsbestel en over de rechten van
burgers tegenover de overheid, bevat deze moeizame wijzigingsprocedure een garantie voor de
burger dat grondrechten en democratische staatsinstellingen niet lichtvaardig ongedaan gemaakt
kunnen worden.
De Grondwet is bestemd om beginselen te geven, die de grondslag voor wetgeving en bestuur
moeten zijn.
De grondwetgever heeft een consequente terminologie gevolgd, die duidelijk aangeeft of alleen de
formele wetgever regels kan of mag stellen, dan wel of deze nadere regelstelling aan lagere
wetgevers mag delegeren.
Zodra de grondwetgever het woord ‘wet’ gebruikt, bedoelt hij de formele wet, het besluit
vastgesteld door regering en Staten-Generaal samen en in het Staatsblad bekend gemaakt.
In andere gevallen heeft de grondwetgever voorzien dat een uitwerking door lagere wetgevers op
grond van delegatie door de formele wetgever mogelijk moet zijn. Voor die gevallen gebruikt hij drie
soorten termen:
1. De Grondwet gebruikt soms de term ‘bij of krachtens de wet’.
Bv. Dat niemand zijn vrijheid mag worden ontnomen ‘buiten gevallen bij of krachtens de wet
bepaald’.
De wetgever mag dus in dit geval aan een lagere wetgever delegeren om gevallen vast te
stellen, waarin iemand zijn vrijheid mag worden ontnomen. De formele wetgever mag dit
ook volledig zelf bepalen en dus van delegatie afzien.
2. Het gebruikt van het werkwoord ‘regelen’ of het zelfstandig naamwoord ‘regels’.
-Hiermee wil de grondwetgever aanduiden dat ook lagere wetgevers door de formele
wetgever bevoegd kunnen worden verklaard uitwerkingsregels van de Grondwet te geven.
-zodra de Grondwet zegt: ‘De wet regelt’, bedoelt zij dat de formele wetgever moet voorzien
in het tot stand komen van een uitwerking van het grondwettelijk beginsel, naar dat de
formele wetgever dat of zelf kan doen of de nadere uitwerking kan delegeren aan lagere
wetgevers.
3. ‘Uit kracht van een wet’.
Deze term duidt aan dat voor rijksbelastingen een formele wet nodig is en dat de formele
wetgever op dat terrein weliswaar mag delegeren, maar alleen met grote terughoudendheid.
Het is belangrijk te beseffen dat als de grondwettelijke terminologie op een bepaald terrein delegatie
toestaat, dit niet betekent dat de lagere regelgever zelfstandig (dat wil zeggen zonder specifieke
basis in een formele wet) een regeling kan treffen.
Staat de Grondwet delegatie toe, dan is het aan de formele wetgever om uit te maken of, in hoeverre
en aan wie deze delegatie zal plaatsvinden.
2
,De lagere regelgever is wat zijn regelingsbevoegdheid betreft dus afhankelijk van de beslissing van de
formele wetgever.
Voorschriften gesteld ‘bij of krachtens’ algemene maatregel van bestuur=
Als de formele wet hievan spreekt, dan wordt daarmee tot uitdrukking gebracht dat de regering bij
algemene maatregel van bestuur de wet nader kan uitwerken, maar ook de bevoegdheid tot het
vaststellen van nadere regelgeving mag subdelegeren aan een minister of gemeenteraad.
‘Regels’ of ‘regelen’= deze woorden hebben buiten de Grondwet niet dezelfde betekenis als in de
Grondwet. In de Grondwet betekent dat er gedelegeerd mag worden en buiten de Grondwet niet!
Ongeschreven staatsrecht.
Ongeschreven regels maken deel uit van een ongeschreven staatsrecht en zijn dus ook bron van
staatsrecht.
Men mag het bestaan van een regel van ongeschreven recht niet annemen, als zij niet in de
staatsrechtelijke praktijk wordt toegepast.
Omgekeerd: Als politici in een bepaalde situtatie op een bepaalde wijze gehandeld hebben, betekent
dit nog niet dat zij volgens een rechtsnorm handelen.
Ongeschreven rechtsregels= hiervan is sprake als er behalve een staatkundige praktijk ook een
rechtsovertuiging bij de betrokkenen bestaat dat zij volgens die praktijk behoren te handelen.
Vertrouwensnorm als centrale regel van het parlementaire stelsel= houdt in dat het kabinet waaraan
of de minister aan wie het parlement het vertrouwen heeft opgezegd, moet zijn ontslag aanbieden.
Het parlementaire stelsel= een technische term, die méér inhoudt dan alleen dat er een parlement is
= het begrip heeft betrekking op de vertrouwensrelatie tussen het
parlement enerzijds en de ministers en het kabinet als geheel anderzijds.
Verdere bronnen van staatsrecht.
Staatsrecht= omvat de rechtsregels, geschreven of ongeschreven, die de samenstelling en de
functionering van de organen van de staat, hun bevoegdheden en onderlinge
verhouding regelen
= het omvat ook bepaalde fundamentele normen over de verhouding van de burgers tot
de overheid
= regelt de gezagsverhoudingen binnen een staatsverband
= werkt alleen op het grondgebied waar geen ander staatsgezag gevestigd is de staat
wordt dus territoriaal bepaald door zijn grenzen
Organieke wetten= wetten tot uitvoering van een grondwettelijke opdracht om een materie bij de
wet te regelen.
= wetten die betrekking hebben op de organisatie van de staat en waarvan de
basis in de Grondwet is geregeld
Welke wetten en andere regelingen behoren tot het geschreven staatsrecht?:
- De Grondwet
- Wet op de Raad van State
- Wetten, die een detaillering en precisering van grondwettelijke bepalingen inhouden
- Kieswet
- Algemene wet bestuursrecht
3
, Een regeling waarover de Grondwet niet spreekt maar die wel van grote betekenis is voor ons
staatsrecht is het koninklijk besluit van 2 maar 1994. Ook de besluiten van de Tweede en Eerste
Kamer der Staten-Generaal zijn van belang.
Nederland= hiertoe behoren het gebied in Europa en de Caribische eilanden Bonaire, Sint Eustatius
en Saba.
=maakt deel uit van een groter verband.
= vormt samen met Aruba, Curaçao en Sint Maarten het uit vier landen bestaande
Koninkrijk der Nederlanden (de verhouding tussen de vier landen wordt geregeld in het
Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, een in gemeenschappelijk overleg door de
betrokken landen opgesteld document.
Systematisch behoort het Nederlandse staatsrecht te worden gezien als ingebed in het recht van het
grotere geheel, het Koninkrijk.
Het Statuut= voorziet in een eigensoortig federaal verband tussen de vier landen
= is door de aanvaarding een document van intern staatsrecht van het Koninkrijk
geworden
De betekenis van internationaal recht voor het staatsrecht
De staat= is soeverein (=hij is niet gebonden aan door anderen gestelde rechtsregels)
= een binding aan niet door hemzelf gestelde rechtsregels kan alleen ontstaan, als de staat
zich vrijwillig daaraan bindt.
= heeft de vrijheid om op zijn grondgebied te bepalen welke organen bevoegdheden hebben
en hoever die strekken
Zo was de vroegere leer over de staat en zo is nog steeds het theoretisch uitgangspunt. In
werkelijkheid is er echter veel veranderd.
Het Koninkrijk der Nederlanden is ingebed in het geheel van de Verenigde Naties en dus daarom niet
meer op zichzelf denkbaar, zonder internationale bindingen.
Verenigde Naties (VN)= is een wereldomvattende organisatie
= in 1945 opgericht door het Handvest van Verenigde Naties
= heeft als doelstelling de internationale vrede en veiligheid te handhaven
= de algemene vergadering van deze organisatie bestaat uit alle lidstaten van
de VN; iedere staat heeft 1 stem
= de veiligheidsraad van deze organisatie kan in het belang van de vrede en
veiligheid wel bindende besluiten nemen en zelfs tot wapengeweld overgaan.
= heeft ook nog het Internationale Gerechtshof in Den Haag
Veiligheidsraad van de VN= In deze raad hebben 15 lidstaten zitting, waaronder in elk geval de 5
permanente leden (China, Frankrijk, de Russische Federatie, het VK en de
VS) en deze hebben ook een vetorecht over zaken die niet van
procedurele aard zijn.
Raad van Europa= in 1949 opgericht
= hiervan zijn 47 Europese staten lid (waaronder Nederland)
= het comité van ministers is het orgaan dat optreedt namens deze raad
Comité van ministers= hieraan kunnen aanbevelingen worden uitgebracht door de Parlementaire
Vergadering, waarvan de leden door en uit de nationale parlementen gekozen worden
4