Samenvatting organization and
power:
VOOR HET TENTAMEN!!! Have a good understandig of concepten. Hoe zijn ze
gerelateerd aan andere concepten. Hoe is de task environment gerelateerd aan
power bijv. in staat zijn om het te koppelen aan een situatie/casus.
Lecture 1: introductie: studeren van macht en
organisaties
De doelstellingen van Organisatie en Macht
• … richt zich op het verdiepen van uw kennis over organisaties,
organisatieprocessen en macht.
• ... zet de toon voor het onderzoeken, analyseren en theoretiseren van
organisatieprocessen in verschillende contexten.
• … maakt bewust dat macht in, buiten en tussen organisaties belangrijk is om te
begrijpen hoe ze functioneren en welke rol ze spelen in de samenleving.
• … bouwt voort op originele teksten en hun toepassing door de analyse van
klassieke, hedendaagse en kritische teksten (en enkele case studies).
WHAT MAKES MANAGEMENT RESEARCH INTERESTING, AND WHY
DOES IT MATTER? Bartunek, Rynes & Ireland (2006)
Als redactieleden realiseerden we ons dat als we AMJ echt een interessanter
tijdschrift wilden maken, er een aantal stappen moesten worden gezet.
1. Een onmiddellijke stap was om de AMJ- missieverklaring uit te breiden met
het expliciet publiceren van niet alleen empirisch onderzoek dat
managementtheorie test of uitbreidt, maar ook onderzoek dat dergelijke
theorie ontwikkelt .
2. Een tweede stap was het werven van enkele extra AMJbestuursleden die
vooral bekend stonden om het zelf produceren van zeer interessant
onderzoek
3. Een derde stap was het uitvoeren van een tweede redactie boardsurvey om er
achter te komen welke specifieke management en organisatie
wetenschappelijke artikelen AMJ bestuursleden het interessants vonden en
waarom.
Omdat Davis zich bezigheid met theoretisch werk, waren zijn observaties bijna
uitsluitend gericht op de logica van een wetenschappelijk argument. Bijv. laten zien
een onafhankelijke variabele eigenlijk een afhankelijke variabele is en andersom, of
verschijnselen die eigenlijk heterogeen zijn toch homogeen zijn. Om interessant te
zijn moet wetenschap op de een of andere manier ‘opvallen’. Als het gaat om
empirisch werk zijn er misschien veel kenmerken die opvallen bevorderen. Het artikel
en publiek moet onlosmakelijk met elkaar verbonden worden.
,What Theory Is and Can Be: Forms of Theorizing in Organizational
Scholarship: Cornelissen, Höllerer and Seidl (2021)
In de context van gepubliceerd wetenschappelijk werk vormt de theorie bovendien de
'valuta' waarin we inzichten met elkaar verhandelen en waarmee we beweren een
voldoende nieuwe en onderscheidende bijdrage te hebben ontwikkeld. En, misschien
net zo belangrijk, theorie kan ons persoonlijk een gevoel van verbondenheid en een
wetenschappelijke identiteit geven als we onszelf en ons werk definiëren in termen
van een specifiek onderdeel van theoretiseren. Theorie is in feite een
'parapluconcept' (Suddaby, 2014) of een 'containerterm'.
In de academische wereld verwijst 'theorie' naar de wetenschappelijke werk dat
onderzoekers doen om geïnformeerde kennisclaims te maken. Het geïnformeerde
karakter van deze beweringen verwijst hier naar het feit dat onderzoekers een
gekwalificeerde bewering doen over hoe iets in het algemeen kan worden begrepen
of verklaard, of zelfs hoe zij beweren dat het moet worden vergeleken met bekende
of beperktere inzichten.
Een theorie is: "een reeks onderling gerelateerde constructies (concepten),
definities en proposities die een systematisch beeld van verschijnselen geven door
relaties tussen variabelen te specificeren, met als doel de verschijnselen te verklaren
en te voorspellen" (Kerlinger, 1986: 9).
Conceptualisering: Simpel gezegd, conceptualisering is de handeling van
onderzoekers die het 'onderwerp' waarin ze geïnteresseerd zijn, of die ze
bestuderen, benoemen en inlijsten in termen van specifieke theoretische concepten,
als de 'bron' (Garfinkel, 1960).
Deze gevolgtrekking, of 'conceptuele sprong', van onderwerp naar hulpbron is er een
die de basis vormt voor alle vormen van theoretiseren, maar die vaak weinig
aandacht heeft gekregen omdat het vaak werd gezien als 'slechts een
voorbereidende stap' naar andere, meer specifieke activiteiten zoals het formuleren
van stellingen of het vormen van een verklaring (Krause, 2016, p. 27; Swedberg,
2016). Samenvattend is conceptualisatie als activiteit buitengewoon krachtig.
Wanneer onderzoekers een bron gebruiken om te theoretiseren, casten ze een
onderwerp in feite als een voorbeeldige instantie van de bron. Daarbij integreren ze
ook conceptueel de twee (het onderwerp zien in termen van de bron), wat op zijn
beurt onderzoekers in staat stelt om theoretische conclusies te trekken over het
onderwerp. Door deze integratie kunnen onderzoekers bijvoorbeeld theoretisch
onderbouwde vragen stellen over het onderwerp en krijgen ze de middelen om
theoretische inzichten te ontwikkelen. Zonder een dergelijke integratie zou elke vorm
van theoretiseren moeilijk, zo niet onmogelijk zijn.
Theoretiseren over organisaties en macht
Het gaat niet om theorie versus praktijk in de alledaagse taal, maar om:
• Geïnformeerde kennisclaims
• Algemene structuur van karakter van gebeurtenissen
• Ons begrip verdiepen
• Conceptualisering
• Vormen: verklarend, interpreterend, emancipatoir
,Verklarende theorievorming houdt in dat onderzoekers verschillende stijlen van
formeel redeneren gebruiken om theorie te ontwikkelen die tot doel heeft een
onderwerp uitleggen.
Een tweede vorm van theoretiseren is geïnspireerd op het interpretivisme. Het
uitgangspunt is dat theorievorming een diepgaande lezing en begrip moet bieden van
de omstandigheden waarin mensen zich bevinden, door de betekenislagen heen die
onze ervaring van organisaties vormen. In plaats van te proberen een algemene,
coherente en referentiële set van theoretische mechanismen vast te stellen,
suggereert interpretatieve theoretisering een andere benadering. In feite is het niet
direct gericht op het beantwoorden van vragen over 'wat is' of 'wat bepaalt', maar
eerder op het indirect benaderen van dergelijke vragen, zoals effectief bemiddeld
door processen van sociale constructie.
De derde vorm van theoretiseren die we hier bespreken is kritisch, emancipatorisch
theoretiseren. Deze praktijk heeft, vergeleken met de andere twee, een meer
openlijke politieke rol bij het ter discussie stellen van bestaande geloofssystemen, in
onze theorieën en in de praktijk, en om dergelijke systemen te ontwrichten in de
richting van emancipatie en mogelijke hervorming. In wezen houden
emancipatorische vormen van theoretiseren in dat onderzoekers de kritische kracht
van goed gearticuleerde theoretische utopieën (dwz beelden van hoe dingen zouden
kunnen of zouden moeten zijn) op die geloofssystemen toepassen, en uittekenen
hoe ofwel in het rijk van onze theorievorming of in de praktijk zulke overtuigingen
leiden ons op een dwaalspoor, verdelen of ondermijnen mensen, of beperken op een
andere manier wat mogelijk is.
Inclusiviteit is een voorwaarde voor pluralisme in theoretiseren. Echter, pluralisme
vereist een verdere stap - dat wij, als onderzoekers, ook geloven dat andere tradities
van theoretiseren iets wezenlijks toe te voegen hebben en op duidelijke en kritische
manieren onze gemeenschappelijke kennisbasis verder helpen. Met deze extra stap
zien we niet alleen de waarde van andere tradities, maar beginnen we ook te
herkennen hoe verschillende vormen van theoretiseren verschillende rollen spelen
en elkaar aanvullen in het streven naar kennis. Op deze manier kan theoretisch
pluralisme worden omgezet in een onderscheidende troef wanneer het wordt
omarmd als een veldspecifieke waarde of ideaal waarrond onderzoekers
samenwerken en elkaar aanvullen in hun inspanningen om kennis te creëren en
problemen aan te pakken voor belanghebbenden in de samenleving.
Movements in Organizational Communication Research, Mumby &
Plotnikof (2019):
De focus ligt niet zozeer op efficiëntie en effectiviteit (of managementtools), maar op
begrijpen (‘Verstehen’).
Neoliberalisme is een theorie van politiek-economische praktijken die
stelt voor dat het menselijk welzijn het best kan worden bevorderd door te bevrijden
individuele ondernemersvrijheden en vaardigheden binnen een institutionele
kader dat wordt gekenmerkt door sterke particuliere eigendomsrechten, vrije markten
en vrijhandel.
,We kunnen het ons niet langer veroorloven om organisaties op te vatten als
specifieke plaatsen van communicatief organiseren; we moeten de reikwijdte van het
veld verbreden tot niet alleen de studie van de (communicatieve) productie van
organisatie, maar ook de communicatieve organisatie van (kapitalistische) productie.
Communicatie is niet alleen organisatie; het vormt ook kapitaal.
, Lecture 2: structuur en agentschap:
Agentschappen = de sociale wereld waarbij wij betrokken raken (sociale
wetenschappen) ➔ Agency: onze interactie met de sociale wereld
Structuur (proces) = betreft processen die ons als individu te boven gaan zoals
gewoontes en wetten➔ Structure: ideologieën, tradities, organisatie settings,
hiërarchie, medewerkers, wetgeving die allemaal referentiekaders vormen voor
sociale actie.
We moeten niet denken dat structuren ver van ons weg zijn. We zijn agenten en
structuren tegelijkertijd. Het is altijd daar en aanwezig op het zelfde moment.
1. Dualiteit
Als twee kanten van een medaille, zijn sociale werkelijkheden zowel individueel als
institutioneel, zowel persoonlijke leefwereld als bovenpersoonlijke structuur.
We zijn allemaal bewust van onze persoonlijke wereld maar minder van de
bovenpersoonlijke structuur.
bv bureaucratie; we helpen de bureaucratie, er zijn er veel die het kunnen laten
instorten maar toch doen we het niet. Als je je niet aan de regels houdt, dan is er
altijd iemand die je wel aan die regels doet laten denken.
Agency institutionalisering structuur.
Van Agency naar structure:
Van actor tot instelling van (institutionalisering):
(1) Gewoonte (habituation) – “dat is hoe ik het doe (gewoonte)”. We hebben
gewoontes nodig om ons op andere zaken te richten. Het kost geen moeite. vb Als je
in groepen afspreekt dan ga je toch vaak steeds op dezelfde plek zitten, dat komt
omdat het dan geen moeite meer kost en het een gewoonte wordt.
(2) Wederzijdse typering (reciprocal typifaction) – “dat is hoe we het doen
(bepaalde relaties)”. We hebben beide routines. We weten wat we moeten doen. Er
is een script`. Jij bent jij en ik ben ik (You Tarzan, Me Jane).
(3) Legitimisering (legitimation) – als je samen een routine hebt en mensen komen
nieuw binnen dan wil je dit aan anderen laten weten (bv omdat ze anders de routine
verpesten) we willen een uitleggen naar nieuwe mensen toe waarom we dit doen.
“dat is waarom we het doen (nieuwe generaties komen en vragen zich af)”. Via
spreuken, theorieën, gezegden. ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’.
(4) objectiviteit (objectification) – “dat is precies zoals het is (geen uitleg meer
nodig, en vragen zijn verboden).” Aap-experiment.
2. ‘Institutionalisering’
Individueel handelen (i) groeit uit tot gewoonten, (ii) interacties groeien uit tot vaste
patronen, waarna de opkomende sociale orde (iii) wordt 'verklaard' en 'gelegitimeerd',
en uiteindelijk (iv) als vanzelfsprekend wordt beschouwd en als 'doelstelling'.