Samenvatting inleiding BW: aantekeningen college
College 2, Marina Schoenmaker: Kinderen met
problemen/achterstand
Literatuur:
1. Van der Linde, B. W., van Netten, J. J., Otten, B., Postema, K., Geuze, R. H., &
Schoemaker, M. M. (2015). Activities of daily living in children with developmental
coordination disorder: performance, learning, and participation.
2. Schoemaker, M.M. (2010). Hoe motorisch onhandige kinderen ‘handiger’ kunnen
worden. In R. Bongers, S. Caljouw, E. Hartman, & R. den Otter (Eds.), Smart
Movements; 25 jaar Bewegingswetenschappen Groningen (pp. 43-46).
Bij BW bekijken we vooral de groep kinderen die aan de kant van ‘minder ernstig
gehandicapte kinderen’ behoren.
Diagnostiek: wat zijn de problemen van kinderen?
Motoriek (meten + ontwikkelen meetinstrumenten)
Nevenproblematiek (zoals aandachtsproblemen, depressie)
Interventie: ontwikkelen en evalueren van programma’s
Theoretisch model: Constraints Model:
Een factor die een
bewegingssituatie
bevordert of
belemmerd. Bruikbaar
model om te kijken wat
er nou gebeurt en hoe je
dat kan verklaren
Een factor die een bewegingssituatie bevordert of belemmerd. Bruikbaar model om te kijken
wat er nou gebeurt en hoe je dat kan verklaren
,Wetenschappelijk artikel, opbouw:
1. Samenvatting
2. Inleiding
3. Methode
4. Resultaten
5. Discussie
→ Koppelen resultaten aan theorie/ eerdere bevindingen
→ Beperkingen van onderzoek
→ Implicaties voor praktijk
Artikel 1: Activities of daily living in children with developmental coordination disorder:
performance, learning, and participation.
Introductie: Wat is DCD? Er zijn 4 criteria voor DCD
Criterium A: Het verwerven en uitvoeren van gecoördineerde motorische vaardigheden
verloopt substantieel onder het niveau dat verwacht mag worden gezien de
kalenderleeftijd van de betrokkene en zijn of haar mogelijkheden om deze vaardigheden te
leren en te gebruiken. De moeilijkheden komen tot uiting in onhandigheid (zoals dingen
laten vallen of ergens tegenaan botsen), en een trage en onnauwkeurige uitvoering van
motorische vaardigheden (zoals iets vangen, gebruik van een schaar of bestek, schrijven,
fietsen of sporten).
→ Afname Motorische test: Movement-ABC
→ Kinderen met DCD moeten voldoende gelegenheid hebben gehad om te oefenen
Criterium B: De deficiënties in motorische vaardigheden van criterium A interfereren
significant en persisterend met de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL)
passend bij de kalenderleeftijd (zoals zelfverzorging en voorziening in levensonderhoud), en
hebben invloed op de schoolprestaties, voorbereidende beroepsactiviteiten,
beroepsactiviteiten, vrijetijdsbesteding en spel.
→ Kind moet problemen ervaren in dagelijks leven
→ Ouders moeten problemen ervaren (motorische vragenlijst)
→ Leerkracht moet problemen ervaren (motorische vragenlijst)
Criterium C: De symptomen beginnen in de vroege ontwikkelingsperiode.
Criterium D: De deficiënties in de motorische vaardigheden kunnen niet worden verklaard
door een verstandelijke beperking (verstandelijke-ontwikkelingsstoornis) of
visusstoornis, en kunnen niet worden toegeschreven aan een neurologische
,aandoening die invloed heeft op beweging (zoals cerebrale parese, spierdystrofie, een
degeneratieve stoornis).
→ Arts sluit neurologische aandoening uit
→ IQ > 70
Methode
Deelnemers:
– 25 kinderen met DCD
– Problemen met motoriek in dagelijks leven (ouders, leerkracht)
– Geen neurologische aandoening volgens revalidatie arts
– 25 controle kinderen (geen DCD)
, DCDDaily-Q: 23 vragen over:
– Zelfverzorging
– Fijne motoriek
– Grove motoriek
Ouders vullen per item in:
– hoe doet hun kind deze taak?
– hoe lang heeft hun kind erover gedaan om deze taak te leren?
– hoe vaak voert hun kind deze taak uit?
Resultaten: relaties
1. DCD groep: Trager in leren van ADL slechtere prestaties
2. DCD: Minder participatie in ADL slechtere prestaties
3. Controle groep: Minder participatie in ADL slechtere prestaties
Discussie
– Performance: kinderen met DCD presteren slechter in alle ADL activiteiten die in de
DCDDaily zijn opgenomen
– Participatie: kinderen met DCD presteren minder vaak in activiteiten die:
→ Het spel van andere kinderen kunnen verstoren
→ Ouders over kunnen nemen
– DCD is een heterogene aandoening: niet alle kinderen hebben problemen met
dezelfde ADL activiteiten.
– Trager leren van ADL leidt tot slechtere prestaties kinderen die traag ADL leren
vroeg opsporen en hulp bieden
– Minder participatie in ADL leidt niet tot slechtere prestaties DCD is dus niet het
gevolg van te weinig oefenen!
Klinische implicaties
– Behandeling is nodig om kinderen met DCD te helpen beter te bewegen.
– Behandeling ≠ meer en meer oefenen
– Behandeling = kinderen met DCD leren bewegen
→ Leren fouten detecteren
→ Leren oplossingen te bedenken voor foute taakuitvoering
Beperkingen van het onderzoek
– Vragenlijst onderzoek subjectief
– Kleine steekproef (n=25)
Kinderen zonder DCD leren veel d.m.v. ‘trial and error’. Ze kijken bv. naar bewegingen van
andere kinderen en doen dit na. Ze leren hierbij van hun fouten. Bij kinderen met DCD werkt
dit niet op dezelfde manier. Zij kunnen niet de juiste informatie oppikken over wat nodig is
voor het uitvoeren van een beweging. Ze proberen de beweging wel na te doen, maar
zonder succes. Ze leren minder goed van hun fouten. Wanneer ze zelf meer blijven oefenen
wordt de beweging dus niet beter en wordt het leerproces zelfs vertraagd. Kinderen met
DCD moeten leren om fouten te detecteren en leren om oplossingen bedenken voor een
foute taakuitvoering