Samenvatting hoofdstuk 14 De bronnen van de verbintenis
Uit: “Zwaartepunten van het vermogensrecht” - Bahn/Reehuis.
14.1 Inleiding
Ontstaan van verbintenissen; welke bronnen kennen zij?
Een subjectief vermogensrecht, zoals een vorderingsrecht dat uit een verbintenis voortkomt,
kan slechts bestaan bij de gratie van het objectieve recht.
Voor de vraag naar de bronnen van een verbintenis vormt artikel 6:1 BW de centrale
bepaling: “Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit”.
14.2 Rechtsregel, rechtsfeit en rechtsgevolg
Wettelijke bepaling die een bron van verbintenissen vormt, is artikel 6:213 BW. Een overeenkomst
in de zin van artikel 6:213 BW, is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen
tegenover een of meer anderen een verbintenis aangaan.
De rechtsgevolgen van een overeenkomst; niet enkel beperkt tot verbintenissen.
De wet neemt in artikel 6:213 BW de “verbintenisscheppende overeenkomst” tot
uitgangspunt, ofwel: obligatoire overeenkomst.
Overeenkomsten kunnen ook andere rechtsgevolgen hebben dan in het leven roepen van
verbintenissen, denk aan bevrijdende of liberatoire overeenkomst, de familierechtelijke
overeenkomst van huwelijkssluiting en de bewijsovereenkomst.
Een overeenkomst is een rechtsfeit. Zoals het rechtsregels eigen is, is ook de regel van artikel 6:213
BW (jo. artikel 6:1 BW) abstract geformuleerd. Hij bewerkstelligt pas een concreet rechtsgevolg,
indien een concrete gebeurtenis hem activeert.
Voorbeeld: P spreekt met Q af om diens defecte computer te repareren, zodoende treedt de
in artikel 6:213 BW (jo. artikel 6:1 BW) opgesloten regel in werking. De abstracte regel door
het sluiten van een overeenkomst krijgt een concreet rechtsgevolg in het ontstaan van een
verbintenis tussen P en Q.
o Een dergelijke feit heet een rechtsfeit.
Een rechtsfeit is een feit waaraan het objectieve recht een rechtsgevolg koppelt. Dit
rechtsgevolg kan bijvoorbeeld zijn het ontstaan van een verbintenis en daarmee een
subjectief recht in de vorm van een vorderingsrecht of juist het tenietgaan daarvan.
Het begrip rechtsfeit komt uit de doctrine (rechtswetenschap).
Verhouding tussen rechtsregel, rechtsfeit en rechtsgevolg
De verhouding tussen rechtsregel, rechtsfeit en rechtsgevolg is telkens die van oorzaak en
gevolg. De rechtsregel maakt een bepaalde gebeurtenis tot rechtsfeit, tengevolge waarvan
door het voordoen van dit rechtsfeit een concreet rechtsgevolg tot stand komt, wat tot dat
moment slechts in abstracto in de rechtsregel was geformuleerd.
Het sluiten van een overeenkomst vormt slechts een voorbeeld van een rechtsfeit, terwijl
het ontstaan van een verbintenis enkel een voorbeeld is van een rechtsgevolg.
o Er zijn meerdere soorten rechtsfeiten.
14.3 Het rechtsfeit rechtshandeling
14.3.1 Begrip rechtshandeling
De rechtshandeling is een onderdeel van de categorie rechtsfeit.
Artikel 6:213 BW typeert de overeenkomst als rechtshandeling. De rechtshandeling vormen
een belangrijke subgroep van de categorie rechtsfeiten. Kenmerkend voor een
rechtshandeling is dat de (menselijke) handeling is gericht op het tot stand brengen van
een rechtsgevolg.
, Het moet daarbij wel gaan om een rechtsgevolg dat het objectieve recht toestaat. Daarnaast
moet voldaan zijn aan eventuele door het objectieve recht aan de betreffende
rechtshandeling gestelde vereisten.
De rechtshandeling kent een algemene regeling in titel 3.2.
Een rechtshandeling is een bijzondere soort handeling, namelijk één die beoogt een (door
het objectief recht gesanctioneerd) rechtsgevolg in het leven te roepen. Bij het type
rechtshandeling “verbintenisscheppende overeenkomst” bestaat het rechtsgevolg uit het
ontstaan van één of meerdere verbintenissen.
Een rechtshandeling is echter niet beperkt tot het in leven roepen van verbintenissen. Om
deze reden vinden we een algemene regeling van de rechtshandeling niet bij het
verbintenissenrecht in Boek 6.
o Zie artikel 3:33 BW -> “Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg
gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.”.
14.3.2 Meerzijdige en eenzijdige rechtshandelingen
Binnen de categorie rechtshandeling is te onderscheiden tussen “meerzijdige” en “eenzijdige”
rechtshandelingen.
Een meerzijdige rechtshandeling; vereist de samenwerking van meerdere personen. Denk
aan de overeenkomst ex artikel 6:213 BW.
Een eenzijdige rechtshandeling; door één persoon tot stand gebracht. Voorbeelden zijn de
erkenning van een kind en het opmaken van een testament.
Een man komt in beginsel slechts automatisch als vader in een familierechtelijke relatie met een kind
te staan wanneer hij tijdens de geboorte met de moeder was gehuwd (artikel 1:199 BW). Zo niet,
dan kan hij het kind erkennen ex artikel 1:203 e.v.
Deze erkenning ziet op het doen ontstaan van een familierechtelijke band tussen de man en
het kind.
De familierechtelijke band is bijvoorbeeld noodzakelijk wil het kind van hem kunnen erven, zonder
dat hij voor zijn overlijden een testament heeft opgemaakt waarin hij het kind aanwijst als
erfgenaam.
Boek 4 dat het erfrecht regelt, noemt een testament een uiterste wilsbeschikking. Artikel 4:42 lid 1
BW definieert haar als een eenzijdige rechtshandeling, waarbij de testateur – toekomstig erflater –
een beschikking maakt, die eerst werkt na zijn overlijden en die in Boek 4 is geregeld of in de wet als
zodanig wordt aangemerkt.
Zolang hij leeft, kan hij daarop desgewenst terugkomen door het testament te herroepen
(artikel 4:42 lid 2 BW).
Gerichte tegenover ongerichte eenzijdige rechtshandelingen
Eenzijdige rechtshandelingen zijn te onderscheiden in gerichte en ongerichte
rechtshandelingen.
o Ongerichte eenzijdige rechtshandeling -> eenzijdige rechtshandeling die niet is
gericht tot een bepaalde persoon of personen (opmaken van testament).
o Gerichte eenzijdige handeling -> wel tot een of meer bepaalde personen gericht. Zij
moeten eerst de persoon of personen hebben bereikt, wil de rechtshandeling geldig
zijn (denk aan opzeggen huurovereenkomst of ontslagneming door de werknemer).
Bij meerzijdige rechtshandelingen kan geen sprake zijn van ongerichtheid. De aard van
deze rechtshandelingen brengt juist met zich mee dat zij steeds tussen bepaalde personen
plaatsvindt.