College aantekeningen Omgevingsrecht
1
,Inhoudsopgave
Week 1A: Inleiding op het omgevingsrecht p. 3
Week 1B: Algemene instrumenten omgevingsrecht p. 5
Week 2A: Ruimtelijke ordening - het bestemmingsplan p. 13
Week 2B: Ruimtelijke ordening - nationaal en provinciaal niveau p. 18
Week 3A: Toekomstige Omgevingswet - het omgevingsplan p. 24
Week 4A: Gebiedsontwikkeling (ook Ow) p. 30
Week 4B: Systeem omgevingsvergunning p. 37
Week 5A: Regulering activiteiten I p. 43
Week 5B: Regulering activiteiten II p. 51
Week 6A: Toekomstige Omgevingswet: regulering activiteiten p. 60
Week 7A: Handhaving en aansprakelijkheid p. 64
Week 7B: Vervolg handhaving + klimaatzaken p. 71
2
,Week 1A: Inleiding op het omgevingsrecht
In collegeweek 1a in het vak Omgevingsrecht geven we allereerst een algemene inleiding over het
huidige omgevingsrecht, maar wordt ook aandacht gevraagd voor het systeem, het toepassingsbereik
en de doelen van de toekomstige Omgevingswet, waarin veel van het huidige omgevingsrecht zal
worden geregeld.
Omgevingsrecht gaat over de fysieke leefomgeving. Denk hierbij aan de ruimte (gebouwde omgeving
+ landelijk gebied) (ruimtelijke ordening), maar ook aan stroomgebieden van beken, rivieren en
zeeën, natuur (gebieden, wilde flora en fauna), samenstel van ecosystemen (water, bodem, lucht,
organismen) (milieurecht, natuurbeschermingsrecht).
We hebben het omgevingsrecht, omdat de fysieke leefomgeving onder druk staat. Men is geneigd om
een te groot beslag te leggen op de beschikbare ruimte en watervoorraden. Natuur raakt versnipperd,
verdroogt en ontvangt teveel voedingsstoffen. Daardoor verdwijnen leefgebieden van dier- en
plantensoorten. Er wordt ook een te groot beslag gelegd op het vermogen van ecosystemen om
afvalstoffen te verwerken en natuurlijke hulpbronnen te reproduceren. Daarmee ontstaat een
achteruitgang en ontregeling van ecosystemen.
Daarom hebben we juridische bescherming voor de fysieke leefomgeving geïntroduceerd. We vinden
dit in art. 21 Gw, waarin de zorg van de overheid staat omschreven: ‘’De zorg van de overheid is
gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu’’. Dit
is een sociaal grondrecht. Dat betekent dat het niet in rechte afdwingbaar is.
We hebben wel een aantal rechtsgebieden die ontwikkeld zijn voor bepaalde natuur- en ruimte
componenten. Zo heeft er een ontwikkeling plaatsgevonden van rechtsgebieden voor bestemming,
inrichting en beheer van de ruimte, stroomgebieden, natuurgebieden, dier- en plantensoorten en
(onderdelen van) ecosystemen.
1) Milieurecht: functioneel en meest omvattende rechtsgebied
Het milieurecht strekt tot bescherming van het milieu (= samenstel van ecosystemen) tegen
verontreiniging, aantasting en uitputting door maatschappelijke activiteiten. Het strekt tevens tot
bescherming van de mens tegen blootstelling aan voor gezondheid/welzijn schadelijke stoffen,
producten, stank, geluid en straling en calamiteiten ten gevolge van maatschappelijke activiteiten.
Je kunt in veel verschillende milieuvraagstukken terecht te komen: hinder (geluid, stank),
gezondheidsrisico’s (stoffen, straling, geluid, calamiteiten, luchtkwaliteit), verontreiniging van bodem,
water en lucht, afvalstoffenverwijdering, aantasting van natuur en landschap, biodiversiteitsverlies
(uitsterven dier- en plantensoorten), uitputting van natuurlijke hulpbronnen (vis, tropisch hout,
fosfaat) en klimaatverandering (Urgenda- en Shellzaak).
Onder het milieurecht vallen thans verscheidene wetten:
● Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
● Wet milieubeheer (Wmb) met AMvB Activiteitenbesluit
● Waterwet
● Wet bodembescherming (Wbb)
Als die afzonderlijke componenten zijn belegd met afzonderlijke regels met afzonderlijke
voorschriften, toetsingscriteria en ook verschillende bevoegde gezagen. Dan wordt samenhang
3
, vergeten en gaan afzonderlijke bepalingen knellen. De wetgever heeft daarom een antwoord gegeven
op deze versnippering. De wetgever werkt aan een overkoepelend begrip van omgevingsrecht met
integratie van regelgeving. Daarbij wordt gekeken naar het schrappen van regels of het mogelijk
maken van alternatieven. ‘Nationale koppen’ op EU-regelgeving worden weggenomen, zodat er een
aantal bestuurslagen verdwijnen.
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Dat
is een eerste stap om recht te kunnen doen aan samenhang binnen het omgevingsrecht. In de Wabo
heeft integratie van een groot aantal vergunningstelsels plaatsgevonden, namelijk dat een
omgevingsvergunning nodig is voor allerlei activiteiten. Ook bevat de Wabo een algemene regeling
voor bestuursrechtelijke handhaving. De Wabo was de eerste stap van de wetgever.
De Omgevingswet (Ow) is de tweede stap van de wetgever. Uit het regeerakkoord van 2013 volgde:
‘’De besluitvorming over ruimtelijke projecten moet eenvoudiger en sneller, daarom stroomlijnen we
de ruimtelijke wet- en regelgeving verder.’’ ‘’Het kabinet kiest bij de ruimtelijke inrichting voor
economische groei die geen afbreuk doet aan ecologie en omgevingskwaliteit’’. De Omgevingswet
biedt, net zo goed als de aan de Omgevingswet voorafgaande wetgeving, procedures (milieunormen,
etc.) waaraan je je moet houden. Als je het als bevoegd gezag prettig zou vinden om een kolencentrale
te plaatsen, dan kun je dat nog steeds prima doen.
De aanleidingen voor de Omgevingswet zijn dus dat wetgeving niet aansluit op de huidige en
toekomstige ontwikkelingen en dat er een toenemende complexiteit van omgevingsrecht is. De
Omgevingswet heeft een aantal verbeterdoelen, namelijk vier:
1. Vergroten inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en gebruiksgemak van het omgevingsrecht;
2. Bewerkstelligen samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in regelgeving en
beleid en besluitvorming;
3. Vergroten bestuurlijke afwegingsruimte door actieve en flexibele aanpak mogelijk te maken
door doelen te stellen voor de fysieke leefomgeving;
4. Versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.
Het toepassingsgebied van de Omgevingswet
De Omgevingswet gaat over (art. 1.2 Ow):
● De fysieke leefomgeving
● Activiteiten die gevolg kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving
a. bouwwerken,
b. infrastructuur,
c. watersystemen,
d. water,
e. bodem,
f. lucht
g. landschappen,
h. natuur,
i. cultureel erfgoed,
j. werelderfgoed
In de Omgevingswet zijn zes kerninstrumenten vastgelegd: Omgevingsvisie, programma’s, decentrale
regels, algemene Rijksregels, omgevingsvergunning en projectbesluit.
4