Samenvattingen literatuur
Tentamen 26-10
Beleid 1
Anna Hensbergen
,Inhoudsopgave
SV: Howlett, M., Ramesh, M. and Perl, A. (2009). Studying Public Policy: Policy Cycles and Policy
Subsystems. Oxford: Oxford University Press. Hoofdstuk 4. incl. aantekeningen college Beleid 1 2
Samenvatting Rochefort, D. A., & Cobb, R. W. (1993). Problem definition, agenda access, and policy
choice. Policy Studies Journal, 21(1): 56-71. 7
Samenvatting: Downs A. (1972). Up and down with ecology: The issue attention cycle. Public Interest,
28: 38-50. 9
Samenvatting Greer, S. (2016) “John W. Kingdon, Agendas, Alternatives, and Public Policies” In “The
Oxford Handbook of Classics in Public Policy and Administration” Edited by Martin Lodge, Edward C.
Page, and Steven J. Balla incl. notities hoorcollege 3 12
SV: Cairney, P. (2012) Understanding Public Policy: Theories and Issues. Basingstoke: Palgrave.
Alleen het hoofdstuk 9: “Punctuated Equilibrium Theory”. 15
Howlett, M. (2018). Policy Instruments and Policy Design Choices: Selecting Substantive and
Procedural Tools in Public Policymaking. In Routledge Handbook of Policy Design (pp. 77-86).
Routledge. (en aantekeningen HC4). 21
SV: Howlett, M., Ramesh, M. and Perl, A. (2009). Studying Public Policy: Policy Cycles and Policy
Subsystems. Oxford: Oxford University Press. Hoofdstuk 6. 26
SV: Allison, G., (1969). Conceptual models and the Cuban Missile Crisis. The American Political
Science Review, 63 (3): 689-718. incl. aantekeningen 32
SV: Lascoumes, P., & Le Galès, P. (2007). Introduction: Understanding public policy through its
instruments—From the nature of instruments to the sociology of public policy instrumentation.
Governance, 20(1): 1-21. Alleen blz 1 -14. 38
1
,SV: Howlett, M., Ramesh, M. and Perl, A. (2009). Studying Public Policy: Policy Cycles and
Policy Subsystems. Oxford: Oxford University Press. Hoofdstuk 4. incl. aantekeningen college
Beleid 1
Dit hoofdstuk is geschreven op basis van onderzoek in de VS.
1. The objective construction of policy problems, the role of social conditions and structures
(rond 1960).
De eerste theorieën over agendavorming gingen ervan uit dat agendavorming een objectief en
automatisch proces was. Het idee was dat maatschappelijke beleidsproblemen min of meer hetzelfde
waren in landen die op hetzelfde ontwikkelingsniveau zaten. Sociaal-economische factoren
veroorzaakten problemen en de overheid zou hier uiteindelijk op reageren. Hoge niveaus van
economische ontwikkeling hebben meer invloed op de politiek dan bijvoorbeeld verkiezingen. De
structuur van de landelijke economie bepaalt het soort beleid dat de overheid invoert.
Deze manier van denken werd verder ontwikkeld in de convergence thesis: als landen
industrialiseren convergeren zij samen richting dezelfde beleidsmix. Het ontstaan van dezelfde soort
welvaartsstaten is een resultaat van gelijkmatige levels van economische en technologische
ontwikkeling, Hoge mate van economische ontwikkeling en welvaart creëert dezelfde soort problemen
en kansen, en werden op dezelfde manier behandeld door verschillende landen, ongeacht de
verschillen in politieke en sociale structuren.
Agendavorming is volgens de objectieve benadering (objectief is op feiten gebaseerd) dus een
automatisch proces dat resulteert uit de druk die op overheden wordt gezet door industrialisatie en
economische modernisering. In de objectieve benadering maken sociale actoren dus weinig uit.
Conclusie: hetzelfde soort beleid verschijnt in verschillende soorten landen ongeacht hun
sociale en politieke verschillen omdat beleid ontstaat door industrialisatie en economische
modernisering.
De convergence thesis werd bekritiseerd door oversimplificatie van beleidsontwikkeling: beleid is
niet overal hetzelfde.
Rond 1985 ontstond er een nieuwe verklaring voor agendavorming. Politieke en economische
factoren werden gezien als een geheel. Het resource-dependency model stelt dat industrialisatie
een behoefte creëert voor beleid zoals sociale zekerheid en economische hulpbronnen genereert.
Industrialisatie creëert een arbeidersklasse die behoefte heeft een sociale zekerheid en
politieke middelen. De arbeidersklasse heeft politieke macht omdat zij d.m.v. stakingen druk
kunnen zetten op de politiek. De uitleg van het resource-dependency model werd een alternatief voor
de uitleg van de convergence theory over het ontstaan van beleid. Toch was het een abstract model
en was het moeilijk toe te passen op specifieke gevallen van agendasetting.
Onderzoekers kwamen daarom met ‘’political economy of public policy’’ wat inhield dat politieke
en economische factoren belangrijke factoren van agendavorming waren en daarom samen
bestudeert moeten worden. In het bijzonder omdat politiek-economische gebeurtenissen de timing en
inhoud van beleid kunnen vormen.
Political business cycle: de economie heeft zijn eigen dynamiek die op zijn tijd verandert door
politiek ingrijpen. In veel landen kan de timing van het ingrijpen worden verklaard door belangrijke
politieke gebeurtenissen (zoals verkiezingen). Dit is alleen toe te passen op democratische staten. In
democratische staten hangt de manier van overheidsingrijpen af van de ideologie van de regerende
partij (pro-state of pro-market).
2
, Deze theorie werd bekritiseerd omdat het alleen toepasbaar was op democratische staten, de
verandering van de agenda ook buiten verkiezingen gebeurt en het politieke spectrum veel breder is
dan alleen voor of tegen staatsinterventie.
2. The subjective construction of policy problems: the role of policy actors and paradigms
De subjectieve benadering van agendavorming is het tegenargument op de objectieve benadering:
objectieve problemen bestaan niet. Actoren en hun ideeën en ideologieën zijn bepalend bij
agendavorming, dus niet economische factoren en industrialisatie. Problemen zijn een sociaal en
politiek construct.
Agendavorming: het ontstaan van een gezamenlijke probleemdefinitie door interactie van actoren.
Actoren en hun ideeën voeren een politieke strijd om probleemdefinitie en een plek op de agenda.
Agendavorming is niet een rationele analyse van objectieve omstandigheden door de beleidsmakers.
Mobiliseren van actoren en hun ideeën weegt zwaarder dan ‘purity of ideas’.
Ideeën over wereldbeeld, principiële overtuigingen en ideeën over oorzaken:
- Beïnvloeden hoe een probleem gedefinieerd wordt
- Beïnvloeden de interactie tussen de actoren
- Beïnvloeden welke beleidsmaatregelen (oplossingen) worden voorgesteld
Een wereldbeeld of ideologie is vaak vaag en vertalen zich niet makkelijk in specifieke
beleidsproblemen. Principiële overtuigingen en ideeën over oorzaken uiten zich in directe invloed
op de erkenning van beleidsproblemen. Deze overtuigingen zorgen voor eisen die aan de overheid
worden gesteld. Tijdens agendavorming worden er vaak verhalen geconstrueerd over de oorzaak van
een beleidsprobleem.
Casual theories (ideeën over oorzaken) kunnen:
- Een sociale orde beschermen of uitdagen
- De oorzaak te identificeren > iemand verantwoordelijk houden
- Oplossen van het probleem legitimeren
- Een nieuwe politieke alliantie creëren met de mensen die zich als slachtoffer zien van de
veroorzaker
Beleidsmakers en de maatschappij zijn deel van dezelfde discussies en van ‘’the political
spectacle’’ en zij zijn betrokken in het manipuleren van het ‘’politieke theater’’. Verschillende actoren
zijn betrokken en zij beschrijven verschillende uitkomsten tijdens agendavorming.
Het belang van framing is in de subjectieve benadering groot. Selectieve weergave en fundament.
Het is een doelgerichte weergave van de realiteit met het doel onze perceptie te beïnvloeden. Alle
onuitgesproken overtuigingen die betekenis geven aan interactie. Het framen van een
probleemdefinitie (tabel 1).
3