Overzicht MSR
WEEK 1
Legaliteit, de structuur van het strafbare feit en straftheorie n
Strafrecht is publiekrecht
Het gaat namelijk tussen de overheid en burger. Wel een bijzondere relatie: de overheid heeft het ius puniendi —> het
recht om te straffen. Het centrale begrip van het materieel strafrecht is toch wel het ‘strafbare feit’.
Materiële strafrecht
Het materiële strafrecht gaat over het geheel aan rechtsvoorschriften, dat aangeeft welke gedragingen strafbaar zijn en
welke straf op welke strafbare gedraging van toepassing is.
Bestanddelen
Staan in de wettelijke delictsomschrijving en deze moeten worden bewezen wil er een verdachte veroordeeld worden.
Opzet —> expres (week 3)
Voor opzet moet je minimaal voorwaardelijke opzet hebben en maximaal opzet met bedoeling hebben. Om opzet te
bewijzen moet je dus minimaal voorwaardelijke opzet hebben en dit kun je bewijzen door 3 componenten: risico
component, kennis component en het wils component.
Materieel strafrecht, de formele vragen (artikel 348 Sv)
Art. 348 Sv bevat de zogenaamde formele - of vóórvragen die de rechter op de juiste wijze moet hebben doorlopen
alvorens hij tot de beantwoording van de materiële - of hoofdvragen van art. 350 Sv mag overgaan (zie art. 350 Sv,
eerste zinsnede). Alleen als de eerste drie vragen van art. 348 Sv met ‘ja’ en de laatste met ‘nee’ beantwoord is, mag de
rechter dus op de zaak zelf ingaan.
Strafbaar feit (de vier materiële vragen van artikel 350 Sv)
Een strafbaar feit is een gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving, die
wederrechtelijk is, en aan de schuld van de verdachte te wijten is. Er kunnen uit deze dogmatische de nitie vier
algemene voorwaarden voor strafbaarheid worden gedestilleerd:
Voorwaarden strafbaarheid Materiële vragen artikel 350 Einduitspraken Art. 352 Sv Strafuitsluitingsgronden
Sv (onderstreep in wetboek)
1. Een strafbaar feit is een Is de tenlastelegging bewezen? Zo nee —> vrijspraak volgens Zo ja, dan bewijsverweer.
gedraging Soms wederrechtelijkheid of artikel 352 lid 1 Sv. Slaagt deze? <— dan ook
schuld als bestanddeel, die vrijspraak volgens artikel 352
moet ook bewezen worden. lid 1 Sv.
Schulduitsluitingsgronden
leiden tot vrijspraak.
2a. Die valt binnen de Is het feit kwali ceerbaar? Zo nee —> O.v.a.r. volgens Zo ja, dan kwali catieverweer.
grenzen van een Komen bestanddelen van de artikel 352 lid 2 Sv. Slaagt deze? <— dan ook
delictsomschrijving (art 1 delictsomschrijving allemaal O.v.a.r volgens artikel 352 lid
Sr) in tenlastelegging en vervuld? 2 Sv.
Gebonden aan motiverings-eis
artikel 359 lid 2.
2b. Wederrechtelijk is Is het feit ook overigens Zo nee —> O.v.a.r. volgens Zo ja, beroep op
strafbaar? Is de gedraging in artikel 352 lid 2 Sv. rechtvaardigingsgronden.
strijd met het recht? (Objectief) Slaagt deze? <—
dan ook O.v.a.r. volgens
artikel 352 lid 2 Sv.
fifi ë fi
, Voorwaarden strafbaarheid Materiële vragen artikel 350 Einduitspraken Art. 352 Sv Strafuitsluitingsgronden
Sv (onderstreep in wetboek)
3. En aan schuld te wijten, Is de verdachte strafbaar (geen Zo nee —> O.v.a.r. volgens Zo ja, beroep op
verwijtbaar schulduitsluitingsgronden). artikel 352 lid 2 Sv. schulduitsluitingsgronden.
(Subjectief) Slaagt deze? <—
Dan ook O.v.a.r. volgens
artikel 352 lid 2 Sv.
4. Alleen indien 1 + 2 + 3: Einduitspraak: straf artikel 351 Veroordeling <— beroep op
dan straf mogelijk. Welke Sv, maar zie ook 9a strafvermindering-grond en
straf of maatregel kan er (rechterlijk pardon) later andere
worden opgelegd? straftoemetingsverweren.
1. Strafrechtelijke relevante gedraging Geen strafbaarheid zonder gedraging Art 350: de vraag of de verdachte dader is
(dus daderschap) van het tenlaste gelegde strafbare feit
2a. Gedraging moet beantwoorden aan Alle bestanddelen van toepasselijke Art 350: is het feit kwali ceerbaar?
de wettelijke delictsomschrijving. Is het delictsomschrijving moeten worden Kwali catie-verweren houden in dat het
feit strafbaar? vervuld. (legaliteitsbeginsel). Zodra het is bewezen verklaarde niet een bepaald
vastgesteld dat een persoon een gedraging strafbaar feit oplevert en dat dus ontslag
heeft verricht die beantwoord aan de van alle rechtsvervolging moet volgen.
wettelijke delictsomschrijving, is er
sprake van een ‘wettelijk strafbaar feit’.
2b. Wederrechtelijk: het moet in strijd Dit is de tweede vraag die besloten ligt in Art 350: is het feit overigens ook
zijn met het recht. Is het feit strafbaar? de tweede vraag: of het strafbaar? (geen
bewezenverklaarde en gekwali ceerde rechtvaardigingsgronden)
feit ook daadwerkelijk wederrechtelijk is.
Er wordt verondersteld dat de
wederrechtelijkheid aanwezig is, maar
soms is dat bij nader inzien niet zo, ook al
is de delictsomschrijving vervuld. Er is
dan sprake van een
rechtvaardigingsgrond, een type
strafuitsluitingsgrond. (HR Huizense
Veearts geen r.o.)
3. Verwijtbaar? Is de verdachte De dader van het strafbare feit moet een Art 350: is de verdachte strafbaar? (geen
strafbaar? verwijt gemaakt kunnen worden. We schulduitsluitingsgronden)
hebben namelijk een schuldstrafrecht:
zonder schuld geen straf.
Zodra is vastgesteld dat de persoon een
gedraging heeft verricht die beantwoordt
aan de wettelijke delictsomschrijving,
wordt verondersteld dat de dader ook een
verwijt kan worden gemaakt en als
bijgevolg strafbaar is. Als er een
schulduitsluitingsgrond is, haalt dit de
verwijtbaarheid weg en is er nog steeds
geen sprake van een strafbaar feit. De
dader is dan dus niet strafbaar. (HR Melk
en Water geen r.o. )
fi fi fi
, 4. Einduitspraak Alleen als er sprake is van 1 + 2 + 3, dan Rechter dient verschillende beslissingen
is er een straf mogelijk. De straf vindt in zijn vonnis te motiveren. Een
plaats via artikel 351 Sv, of via het belangrijke beslissing die volgens art. 358
rechterlijk pardon via artikel 9a Sr. lid 2 jo. 359 lid 2 Sv met redenen
omkleed in het vonnis moet worden
opgenomen, is de beantwoording van de
eerste hoofdvraag van art. 350 Sv,
oftewel: de bewezenverklaring van het
tenlastegelegde.
In het geval dat echter een zeer speci ek
verweer gevoerd wordt en de rechter daar
niet in meegaat bij zijn straftoemeting, is
volgens de Hoge Raad in sommige
gevallen een extra motivering is vereist.
- De dader kan dus alleen strafbaar worden bevonden wanneer alle bovenstaande vereisten voldaan zijn. Wanneer het
element wederrechtelijkheid ontbreekt, kan er alleen maar sprake zijn van een wettelijk strafbaar feit. Het hoeft niet
te betekenen dat er dus werkelijk sprake is van een strafbaar feit, omdat wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid
daarbij twee elementen zijn die vereist zijn.
- Als de rechter bij één van de vragen van de art. 348 of 350 Sv blijft steken, vermelden de art. 349 leden 1 en 3 Sv
respectievelijk 352 Sv hoe de einduitspraak luidt. Deze beslissing moet met redenen omkleed in het vonnis worden
opgenomen (zie art. 358, leden 1 en 2 en 359 lid 2, eerste volzin Sv). Zie voor het begrip ‘einduitspraak’ art. 138 Sv.
Voorwaarden voor strafbaarheid in het kort
Uit de omschrijving van het juridische strafbaar feit
kunnen vier voorwaarden voor strafbaarheid worden
gedestilleerd. Deze vier voorwaarden komen
indirect overeen met het beslissingsschema van
artikel 350 Sv:
1. Menselijke gedraging artikel 350 vraag 1
2. Wettelijke delictsomschrijving artikel 350
vraag 2a
3. Wederrechtelijkheid artikel 350 vraag 2b
4. Verwijtbaarheid artikel 350 vraag 3
Straftoemeting —> strafrechtelijke sancties
De straf wordt bepaald door de ernst van het feit
(wettelijk maximum is een aanknopingspunt voor de straftoemeting op basis van de ernst van het feit), de
omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de dader (persoonlijke indruk van de verdachte en
rapporten van de dader).
Het beginsel van ‘straf naar mate van schuld’ lijkt besloten te liggen in het strafrecht, maar hoeft niet. Het beginsel
houdt in: dat de straftoemetingsschuld en verwijtbaarheid niet los van lekaar worden gezien. Straffen met tbs: minder
toerekeningsvatbaar en dus minder te verwijten. Strafdoel: zoals de verenigingstheorie al behelst blijft de grondslag
voor het straffen de vergeldingsdrang. Vergelding is in zoverre ‘het wezen van de straf’ en mag nimmer het doel zijn.
Maar: in Zwarte Ruiter geen r.o. is besloten dat ook de ernst van het feit van belang is om de strafte bepalen. Hier
mocht wel een maatregel en straf opgelegd worden. De mate van schuld is dus niet het enige aanknopingspunt voor de
straftoemeting. De Zwarte Ruiter was verminderd toerekeningsvatbaar. De man kreeg vijftien jaar gevangenisstraf + tbs.
Dit is instrumenteel want nagestreefd wordt dat de samenleving zo lang mogelijk beveiligd wordt. Daarnaast Hof Zaak-
Tolbert r.o. : hier wordt uitgelegd onder welke omstandigheden de maatregel tbs wordt opgelegd.
HR Taxibus r.o. 3.6: staat de mate van schuld in verhouding tot de straf die verdachte opgelegd heeft gekregen?
Volgens de Hoge Raad moet je niet alleen naar de ernst van de gevolgen kijken, maar moet er ook gekeken worden naar
fi
, de overige omstandigheden. Iemands aansprakelijkheid kan niet slechts gebaseerd worden op de gevolgen van de
handeling. De uitspraak van het hof is een te hoge straf. De straf en de mate van schuld staan niet in verhouding tot
elkaar. De proportionaliteit mist. Dit arrest komt overeen met een van de vormen van moral luck van Nagel, namelijk
met die van luck in the way actions and projects turn out. —> vaak bij culpoze delicten, want
Pompe had hier kritiek op. Bij verminderde toerekeningsvatbaarheid, kan de rechter een combinatievonnis wijzen (zie
week 6). De straf die werd opgelegd was niet proportioneel. De rechter stelt echter dat er nergens in de wet staat dat je
moet straffen naar de mate van schuld (daarentegen kennen we wel het beginsel: geen straf zonder schuld). De
verenigingstheorie is mooi in de boeken, maar de rechter is niet verplicht dit toe te passen.
Verschillende soorten strafbare feiten:
- Historisch strafbaar feit: de gedraging van iemand in een bepaalde context, leidend tot een bepaald, ongewenst
resultaat, is een strafbaar feit, omdat de wet dit als zodanig noemt en omschrijft. Dit is hetgeen wat daadwerkelijk is
gebeurd. Dit staat vaak in de tenlastelegging omschreven. Het historische strafbare feit komt overeen met artikel 1 Sr
over het legaliteitsbeginsel. Geen enkele gebeurtenis is strafbaar zonder dat er een wettelijke bepaling voor is.
- Wettelijk strafbaar feit: hetgeen wat gebeurd en bewezen is, valt onder de wettelijke bepaling. Zodra is vastgesteld
dat een persoon een gedraging heeft verricht die beantwoordt aan een wettelijke delictsomschrijving, is er sprake van
een ‘wettelijk strafbaar feit’, maar dus nog niet een strafbaar feit. Soms ontbreekt namelijk het element
wederrechtelijkheid nog. Of de verwijtbaarheid. Ook hier legaliteitsbeginsel. Het wettelijke strafbare feit is de
gedraging en de delictsomschrijving tentamen.
- Juridisch strafbaar feit: er is pas sprake van een bestaanbaar feit als het historische feit dat de letter van de wettelijke
delictsomschrijving vervult ook daadwerkelijk voldoet aan nadere eisen —> kernvoorwaarden voor strafbaar feit.
- Een gedraging van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon
- Die een wettelijke delictsomschrijving vervult
- Wederrechtelijk is
- Aan schuld te wijten is, ofwel verwijtbaar
- Er moet sprake zijn van een juridisch strafbaar feit: een gedraging die beantwoord aan de wettelijke
delictsomschrijving die wederrechtelijk en verwijtbaar moet zijn.
Ontwikkeling van het strafbare feit
Eerst was gedraging en delictsomschrijving als dat
bewezen was, dan ben je strafbaar tenzij
strafuitsluitingsgronden. Toen ook buitenwettelijk.
Verschil elementen en bestanddelen. Nu: een wettelijk
strafbaar feit is niet strafbaar. Pas als er ook
wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid bestaan.
Bijkomende voorwaarde voor strafbaarheid
In een enkele delictsomschrijving komt een bijkomende voorwaarde van strafbaarheid voor. Dit is een omstandigheid
die nog niet aanwezig is op het moment van de gedraging, noch er een direct gevolg van is, maar die pas later intreedt.
Het is een voorwaarde waarvan het intreden van een gedraging met alle omstandigheden en directe gevolgen van dien
strafbaar maakt, terwijl zonder het intreden ervan de desbetreffende gedraging straffeloos blijft. Deze voorwaarde is dus
altijd geobjectiveerd. Zolang het gevolg uitblijft is een poging ook niet mogelijk. Hiermee onderscheidt het zich van de
materieel omschreven delicten, waar een poging wel strafbaar is. Voorbeeld: Artikel 294 lid 2 Sr: Wie een ander
behulpzaam is bij het plegen van zelfdoding is strafbaar indien de zelfdoding volgt.
Wederrechtelijkheid of schuld als bestanddeel van het delict —>
Wederrechtelijkheid of schuld als bestanddeel van het delict: indien de wederrechtelijkheid een bestanddeel van het
delict is (bijvoorbeeld bij 310 Sr). Dat in de tenlastelegging is opgenomen, is een verweer dat naar zijn inhoud een
beroep op een rechtvaardigingsgrond is, formeel gezien een bewijsverweer dat bij de gegrondverklaring tot vrijspraak
leidt. Indien culpa een bestanddeel van het delict is (art 307 Sr) dat in de tenlastelegging is opgenomen, is een verweer