Hoorcolleges bestuursrecht
(Week 1 was overzicht en herhaling)
Week 2
Wetmatigheid, publiekrechtelijke rechtshandelingen en bevoegdheidsverkrijging.
De horizon, waar we naartoe werken:
Overheid komt in veel hoedanigheden voor, zowel in privaatrechtelijk handelen (koop en verkoop
van grond bijvoorbeeld), feitelijk handelen (wegen aanleggen bijvoorbeeld) als in besluiten. Besluiten
zijn voor bestuursrecht de kern. Besluit is een kernbegrip omdat de Awb 3-5 hieromheen is
geschreven: hoe maak je zorgvuldig besluiten? En omdat het de toegang tot de bestuursrechter
bepaalt, Awb 6-8. Volgende week komt onderscheid van besluiten tussen beschikking, algemeen
verbindend voorschrift, beleidsregel en ander besluit van algemene strekking.
Vandaag legaliteitsbeginsel, hoe een bestuursorgaan aan bevoegdheden komt, kenmerken van
besluit en gelijkstellingen met besluit.
Legaliteitsbeginsel. Ook heel belangrijk, komt heel vaak voor in antwoorden over bestuursrecht. Dat
komt door de trias politica, machtenscheiding: overheidsmacht is beperkt tot de wettelijke
bevoegdheid die democratisch is gegeven.
Hoe je aan een bevoegdheid komt als bestuursorgaan. Staat in hfst. 10 in onlogische volgorde, eerst
mandaat en delegatie en daarna attributie.
Attributie: originaire bevoegdheidsverkrijging: bevoegdheid was er nog niet en wordt gecreëerd door
de wetgever. Relatie met het legaliteitsbeginsel: bevoegdheid moet staan in wet in formele zit en in
wet in materiële zin. 10:22 en 10:23 (geen definitie). Voorbeelden: art. 172 Gemeentewet “ze is
bevoegd om…”. Maar ook “dit doet ze…” (Wabo 2.1 en 2.4).
Delegatie: het overdragen van een bevoegdheid door een bestuursorgaan aan een onder die deze
onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent, art. 10:13 Awb. Is hier spanning met het
legaliteitsvereiste? Nee: art. 10:15 Awb: delegatie mag alleen als de wet dat mogelijk maakt (nee-
tenzijsysteem). Je mag niet delegeren aan ondergeschikten, art. 10:14. Je mag wel beleidsregels of
aanwijzingen meegeven, art. 10:16. Maar je mag het niet meer zelf uitoefenen als delegatiegever,
art. 10:17 en 10:18. Delegatiebesluit kan wel definitief worden ingetrokken, maar niet genegeerd in 1
situatie omdat dat zo uitkomt.
Mandaar: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen, art. 10:1 Awb.
Te herkennen aan “namens” onder een besluit. Hier ja-tenzijsysteem, art. 10:3: mag steeds tenzij
wettelijk uitgesloten of aard van de bevoegdheid zich verzet. Dit mag juist wel aan ondergeschikten.
Beleidsregels of aanwijzingen kunnen ook, art. 10:6 Awb.
A delegeert aan B, dan is B verweerder want eigen verantwoordelijk.
A mandateert aan B, dan is A verweerder want namens hem.
Besluiten, 1:3 Awb: schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een
publiekrechtelijke rechtshandeling. Besluit is altijd hetzelfde, er wordt altijd dit onder verstaan in
welke wetgeving dan ook. Besluit betekent altijd dit (tenzij specifiek afgeweken maar dat gebeurt
bijna nooit). Dus niet “in deze wet wordt onder besluit dit verstaan…” zoals je vaak wel ziet over
andere termen die een wet gebruikt.
,Bestuursorgaan: zie thema 1.
Beslissing: dus geen voorstel, voornemen, informatie, etc. Maar niet te veel problematiseren.
Schriftelijk: brief, of online op bijv. MijnDUO, of ander door bijvoorbeeld een stempel “afgekeurd”. Of
label aan fiets dat hij wordt weggehaald. Alles in geschreven woorden, niet puur mondeling.
Afkomstig van een bestuursorgaan.
Publiekrechtelijke rechtshandeling: hier zitten meestal de problemen, hier moet je ook meer op
focussen, de rest kan je kort noemen.
1. Rechtshandeling heeft juridisch invloed: er verandert iets in de wereld van recht, dus het
gaat om rechten en plichten, dus rechtsgevolgen, inclusief rechtspositie en bevoegdheden.
Preciezer: het scheppen, wijzigen of te niet doen van rechten of plichten, gericht op dat
specifieke rechtsgevolg. Dus niet per ongeluk ook een rechtsgevolg, dat moet de bedoeling
zijn, en het maakt niet uit of het feitelijk ook lukt.
2. Publiekrechtelijk: overheidsoptreden is te ruim want dat kan ook privaat zijn, maar zonder
overheid zou het niet gebeuren door een privaat persoon. Besluit is altijd een eenzijdige
rechtshandeling (niet andersom!). Vaak een wettelijke taak maar niet altijd (komen we nu
op: uitbreidingen van het besluit). Taak die de overheid zich aantrekt (Stichting Leefomgeving
Schiphol), exclusieve overheidsbevoegdheid.
Dit is het besluit in de basisvorm. Maar er zijn ook wat uitbreidingen:
- Objecten die naar hun kenmerken bezien geen besluit zijn, maar daarmee worden
gelijkgesteld (met als doel bestuursrechtelijke rechtsbescherming te kunnen bieden, anders
zou iemand naar de civiele rechter moeten met minder kans, griffierechter, minder
specialisatie etc., bijv voor onrechtmatige daad (civiele rechter is restrechter)):
o Op grond van de wet.
Bij weigering van een vergunning, want dat geeft geen rechtsgevolg dus geen
rechtshandeling maar willen mensen wel tegen in bezwaar kunnen komen.
Of weigering op recht van uitkering. Bij verlening heb je geen
rechtsbescherming nodig meestal, bij weigering juist wel, dus daarom die
gelijkstelling. Art. 1:3: weigering valt onder beschikking.
En art. 6:2 aanhef en onder b: het niet tijdig nemen van een besluit op
bezwaar en beroep, dus niet reageren op een aanvraag (anders zou de
overheid op die manier toch kunnen “weigeren” zonder rechtsbescherming).
o Op grond van de rechtspraak.
bestuurlijk rechtsoordeel: als je bijv. vraagt “heb ik een vergunning nodig?”
en het antwoord daarop. Weer geen rechtsgevolg maar er kan toch behoefte
zijn aan rechtsbescherming (en de alternatieve route is onevenredig
bezwarend). Dit wordt dus soms gelijkgesteld aan een besluit, alleen in
situatie als de betrokkene anders dus veel te veel moeite moet doen,
onevenredig bezwarend. Gewone vergunningsroute is meestal niet
onevenredig bezwarend. Maar als er ergens geen vergunning voor bestaat is
het wel onevenredig bezwarend.
Toegift. Bezwaar tegen iets wat toch geen besluit was (bezwaar alleen open
tegen besluiten 7:1), reactie daarop dan officieel ook geen besluit maar
wordt ermee gelijkgesteld.
, Week 3
Soorten besluiten en rechtsbescherming
Sluitstuk van eerste drie weken over algemene begrippen
Volgende week toetsweek! Dus geen hoorcollege.
Vandaag: welke soorten besluiten zijn er te onderscheiden (waarom is het onderscheid relevant?) en
in hoeverre staat daartegen bestuursrechtelijke rechtsbescherming open? Zie ook de kennisclip.
Besluiten van algemene strekking aan de ene kant en beschikkingen aan de andere kant.
Overheid doet publiekrechtelijke rechtshandelingen, privaatrechtelijke (overeenkomsten) en niet op
rechtsgevolg gerichte gedragingen (feitelijke handelingen, mededelingen, weigering besluit te nemen
en niet tijdig nemen van besluit (maar die kunnen weer gelijkgesteld worden aan een besluit)). Onder
publiekrechtelijke rechtshandelingen vallen besluiten, publiekrechtelijke rechtshandelingen van niet-
bestuursorganen en niet-schriftelijke beslissingen gericht op rechtsgevolg.
Besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke
rechtshandeling (art. 1:3 lid 1 Awb). Besluiten:
- Besluiten van algemene strekking:
o Algemeen verbindende voorschriften. Gedragsvoorschriften of toekenning van
rechten. Je ziet dit in Amvb’s, ministeriele regelingen en verordeningen van
decentrale overheden. Staat geen definitie van in de Awb maar term wordt wel
gebruikt, geen vaste definitie want heel breed. (Let op formele wetgeving bevat wel
avv’s maar zijn geen besluiten want de wetgever is geen bestuursorgaan.)
Kenmerken:
Externe en algemene werking
Verbindend karakter: afwijken niet mogelijk tenzij expliciete bevoegdheid of
clausules
Zelfstandige normstelling die voor herhaalde toepassing vatbaar is
Bevoegdheid tot vaststelling is herleidbaar tot de wet in formele
zin/Grondwet, dus het positieve aspect van de legaliteitseis.
o Concretiserende besluiten van algemene strekking. Wel algemene gelding, maar
onzelfstandig dus geen avv. Het is een nadere concretisering van een avv, hoe het
specifiek moet worden toegepast. Over de toepassing van bestaande normen dus,
die worden aan of uitgezet, niet gecreëerd (er wordt alleen gezegd wat geldt en wat
niet). Dus aanvullende regels zijn avv’s. Dat volgt aan ABRvS Bijboten: aanlegverbod
voor boten, uitzondering voor kleine bootjes, maar daarbij weer regels voor de kleine
bootjes. Uitzondering appellabel want concretiserend besluit maar de extra regels
niet want avv. Avv is uitgezonderd dus niet appellabel. Zie ABRvS verbod op
raamprostitutie. Dat verbod is een avv. Dan uitzondering voor op door B&W bij
openbare kennisgeving aangewezen plaatsing. Aanwijzing is concretiserend besluit
*verbod wordt uitgezet* want onzelfstandig. Nadere voorschriften bij
aanwijzingsbesluit weer avv. Die concretiserende besluiten van algemene strekking
zijn een uitzondering! Wel appellabel omdat het zo concreet is dus.
o Beleidsregels, zie art. 1:3 lid 4 Awb voor definitie. Algemene maar intern werkende
regels (gericht op de uitoefening van bestaande discretionaire bevoegdheden).