CONTRACTENRECHT
IN JE POCKET
Stijn Bijlsma
Contractenrecht - Universiteit Utrecht
,WEEK 1
GEBONDENHEID AAN HET CONTRACT
Uitgangspunten van het verbintenissenrecht
Autonomie van de mens om tot zelfontplooiing te komen
● positieve versus negatieve contractsvrijheid: de vrijheid tot, en van het contracteren
➔ positief: vrijheid gegeven contracten met anderen aan te gaan
➔ negatief: de autonomie betekent ook dat je niet kan worden gedwongen gebonden te
zijn aan contracten die je nooit hebt gewild.
Belangenbescherming via het verbintenissenrecht
Het aanvullende c.q. regelende karakter van het verbintenissenrecht
● geen geboden of verboden; het contractenrecht vergemakkelijkt transacties → handelingsvrijheid
voorop, pas bij ongewenst interacteren tussen mensen grijpt het in.
Werking van de maatschappelijke aanvaardbaarheid en de maatschappelijke verantwoordelijkheid
Bevorderen van een rechtvaardige samenleving
● het verbintenissenrecht biedt soms zwakkere (contracts)partijen zoals consumenten extra
bescherming
● het aansprakelijkheidsrecht bevordert gewenst en ontmoedigt ongewenst gedrag
Drie beginselen van het contractenrecht volgens Jaap Hijma:
1. Contractsvrijheid (uitwerking van partijautonomie): vrijheid om contract te sluiten met wie, waarover,
en wanneer men wil (--> art. 6:248 lid 1)
2. Vormvrijheid (consensualisme): in beginsel geen vereisten anders dan wilsovereenstemming (--> art.
3:37 lid 1)
3. Verbindende kracht overeenkomst (pacta sunt servanda): belofte maakt schuld (--> art. 3:296 lid 1)
Geen paradox, maar wel een balanceer-act:
- positieve contractsvrijheid: de mogelijkheden om de eigen doelen m.b.v. rechtens afdwingbare
contracten na te streven
- negatieve contractsvrijheid: de vrijheid om niet gedwongen te worden contracten aan te gaan die niet
zijn gewild
Drie uitbreidingen van gebondenheid
1. wilsvertrouwensleer
- ondanks ontbreken wil, toch gebonden indien gerechtvaardigd vertrouwen wederpartij (3:35)
2. precontractuele goede trouw
- soms gebonden of aansprakelijk voordat een overeenkomst is gesloten
3. vertegenwoordiging en volmacht
- iemand anders kan jou binden - en soms zonder dat je dat hebt gewild.
,2.2.3 - De wilsvertrouwensleer
De basis:
- art. 6:217 → een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.
- art. 3:11 → goede trouw
- art. 3:33 →een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een
verklaring heeft geopenbaard
- art. 3:37 → een verklaring kan vormvrij in iedere vorm geschieden
- art. 3:34 → verklaring afgelegd onder invloed van een geestelijke stoornis
Bij de vertrouwensleer is voor het tot stand komen van de rechtshandeling het vertrouwen van de wederpartij
doorslaggevend. Mocht zij op grond van de verklaring vertrouwen dat jegens haar een bepaalde prestatie zou
worden verricht, dan is de verklarende persoon tot het verrichten daarvan gehouden.
Als wil en verklaring niet overeenstemmen (bijv. door verspreking, verschrijving, scherts, misverstand), dan in
beginsel: dan géén rechtshandeling tot stand gekomen. Echter:
➔ Hoe wil en verklaring ook uiteenlopen, wanneer de wederpartij zich terecht beroept op het door de
verklaring gewekte vertrouwen, komt - ondanks het wilsdefect - de rechtshandeling tot stand. Kijk voor
de vereisten naar art. 3:35.
➢ tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij
daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft
opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking,
kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring
overeenstemmende wil.
Redelijkerwijze (uit art. 3:35) duidt erop dat de vertrouwende partij te goeder trouw moet zijn geweest ex art.
3:11 BW. Goede trouw houdt in dat men naar de ware bedoelingen van de ander onderzoek doet, indien en
voor zover daarvoor in de gegeven omstandigheden aanleiding bestaat. Behoorde te kennen (uit art. 3:11)
duidt dus op een onderzoeksplicht.
Soms kan je dus toch ongewild contractrechtelijk gebonden worden → staat op gespannen voet met de
negatieve contractsvrijheid. De ratio is echter een uitvloeisel van de positieve contractsvrijheid:
gerechtvaardigd vertrouwen dient de eisen van het rechtsverkeer; men moet soms op defecte
wilsverklaringen kunnen afgaan.
,2.3.4 - De precontractuele fase
Een overeenkomst wordt bepaald door haar inhoud, aangevuld door de wet, gewoonte en redelijkheid en
billijkheid. Welke normen gelden er echter voor de precontractuele fase? Het uitgangspunt is dat partijen vrij
zijn aan elkaar te snuffelen. De precontractuele fase eindigt ofwel door het aangaan van een overeenkomst,
ofwel door het beëindigen van de onderhandelingen.
Het kan zijn dat er nog opengebleven punten zijn. Met betrekking tot hetgeen waarover wel reeds
overeenstemming bereikt is kan een rompovereenkomst bestaan. Twee dingen nodig ex art. 6:227:
1. bepaalbaarheidseis: de punten waarover de partijen het eens zijn, moeten de essentialia van de
overeenkomst omvatten - anders gezegd: m.b.v. de wet, gewoonte en redelijkheid en billijkheid
moeten de leemten die de overeenkomst vertoont, kunnen worden opgevuld.
2. bedoeling van de partijen: partijen mogen elkaars verklaringen en gedragingen in de gegeven
omstandigheden zo begrijpen, dat zij aan het tot dan toe bereikte onderhandelingsresultaat inderdaad
reeds gebonden zullen zijn. Voor de vaststelling van de bedoelingen kijk je naar:
● de betekenis van hetgeen wel en niet geregeld is
● het al dan niet bestaan van het voornemen tot verder onderhandelen
Welke gevolgen verbonden zijn aan een afbreken van de onderhandelingen in het geval dat van een
rompovereenkomst geen sprake is, wordt door de eisen van redelijkheid en billijkheid bepaald. In het arrest
Plas/Valburg antwoordt de HR de vraag wat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen afhankelijk
van het stadium waarin de onderhandelingen op het moment van afbreken verkeerden. Drie stadia:
1) stadium 1: eenieder is vrij om te beslissen met wie men een overeenkomst aangaat →
onderhandelingen afbreken mag.
2) stadium 2: soms gaat een afbreken van de onderhandelingen met de verschuldigdheid van
schadevergoeding gepaard, omdat de andere partij al kosten heeft gemaakt.
3) stadium 3: het staat een partij niet langer vrij de onderhandelingen af te breken. De wederpartij kan in
rechte vorderen dat de onderhandelingen worden voortgezet, of schadevergoeding vorderen.
Plas/Valburg r.o. 3.4 →“Niet uitgesloten is dat onderhandelingen over een overeenkomst in een zodanig
stadium zijn gekomen dat het afbreken zelf van die onderhandelingen onder de gegeven omstandigheden als
in strijd met de goede trouw moet worden geacht, omdat pp. over en weer mochten vertrouwen dat enigerlei
contract in ieder geval uit de onderhandelingen zou resulteren. In zo een situatie kan er ook plaats zijn voor
een verplichting tot vergoeding van gederfde winst.;”
Het derde stadium is het meest controversieel: een gehoudenheid om verder te onderhandelen en een
verplichting om gederfde winst te vergoeden zijn zeer verregaande inbreuken op het beginsel van
contractsvrijheid. Het spanningsveld is dan dat je gebonden kan zijn aan overeenkomsten die je niet wil. De
contractsvrijheid die je krijgt om te onderhandelen kan een punt bereiken waarop je niet meer terug kan
zonder schadevergoeding te betalen.
CBB/JPO r.o. 3.6 →“…vooropgesteld dat als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht
bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn
hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te
breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van
de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn.”
,Er zijn dus een aantal zogenaamde balanceeracts te vinden in het gebied contractsvrijheid vs. precontractuele
aansprakelijkheid:
- Je kan gebonden zijn aan overeenkomsten die je niet wil: staat op gespannen voet met negatieve
contractsvrijheid
- doch, gerechtvaardigd vertrouwen dient de eisen van het rechtsverkeer - uitvloeisel positieve
contractsvrijheid
- bovendien, tegenwoordig benadrukt de HR het uitgangspunt dat een ieder vrij is weg te lopen van de
onderhandelingstafel - bescherming negatieve contractsvrijheid
- dus je kan vrijwillig iemand anders jou laten binden - ter bevordering van de positieve contractsvrijheid
- bovendien moet er enige sprake zijn van toedoen of risico van de pseudoprincipaal; gerechtvaardigd
vertrouwen moet op hem terug te zijn herleiden - uitvloeisel positieve contractsvrijheid
Extra
● De essentialia stonden al vast → partijen, mochten gezien hun gedragingen en verklaringen, ervan
uitgaan dat ze aan het tot nu toe bereikte onderhandelingsresultaat gebonden zouden zijn → en →
dan: rompovereenkomst → men moet nakomen: art. 3:296 BW
● De essentialia stonden nog niet vast → dan: géén rompovereenkomst
➔ het afbreken van de onderhandelingen is niet onaanvaardbaar wegens gerechtvaardigd
vertrouwen bij de wederpartij → geen verplichting tot dooronderhandelen voor partij die de
onderhandelingen afbreekt.
➔ het afbreken van de onderhandelingen is onaanvaardbaar wegens gerechtvaardigd vertrouwen
bij de wederpartij → verplichting tot dooronderhandelen voor partij die de onderhandelingen
afbreekt. (wederpartij kan als alternatief schadevergoeding vorderen).
3.1 - Vertegenwoordiging
Volmacht is een vorm van vertegenwoordiging. De principaal verleent de bevoegdheid tot vertegenwoordiging
door een rechtshandeling aan de vertegenwoordiger.
Vertegenwoordiging heeft alleen betrekking op rechtshandelingen. Directe (eigenlijke/onmiddellijke)
vertegenwoordiging is het verrichten van rechtshandelingen in naam van een ander door iemand die daartoe
rechtens de bevoegdheid heeft (vertegenwoordigingsbevoegdheid), met het gevolg dat de rechtsgevolgen niet
voor de handelende (vertegenwoordiger, tussenpersoon), maar voor de ander (vertegenwoordigde,
principaal) intreden.
- Van middellijke vertegenwoordiging is sprake als je bijvoorbeeld in opdracht of voor rekening van
iemand handelt.
Functies vertegenwoordiging:
- maakt mogelijk dat rechtspersonen aan het rechtsverkeer deelnemen en zij vergemakkelijkt die
deelneming voor andere samenwerkingsverbanden (zoals maatschap en VOF).
- voor handelingsonbekwamen kunnen toch rechtsgevolgen tot stand gebracht worden
- iemand kan rechtshandelingen verrichten, ook als hij zelf, hoewel bekwaam, door welke
omstandigheid dan ook de daartoe nodige verklaring niet kan of wil afleggen.
,3.2 - Volmacht
Volmacht is de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn
naam rechtshandelingen te verrichten, aldus art. 3:60 lid 1. Het leidt ertoe dat de rechtshandeling in haar
gevolgen de volmachtgever treft. Volmachtverlening is vormvrij ex art. 3:61 lid 1 BW (consensualisme).
Soorten volmacht:
1) algemene volmacht (3:62 lid 1): een volmacht die alle zaken van de volmachtgever omvat en alle
rechtshandelingen, met uitzondering van hetgeen uitdrukkelijk is uitgesloten.
2) bijzondere volmacht (3:62 lid 2): een volmacht tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling,
rechtshandelingen van een bepaalde soort of voor een bepaald doel.
Het gaat bij directe vertegenwoordiging en volmacht om handelen in de naam van de principaal. Het gaat
erom dat de tussenpersoon in hoedanigheid heeft gehandeld, en niet zelf als partij heeft opgetreden. Soms
kan de vraag of iemand voor zichzelf of als vertegenwoordiger heeft opgetreden, moeilijk zijn (bijv: er is geen
schriftelijk contract). De vraag of een volmacht is verleend en, zo ja, met welke inhoud, dient te worden
beantwoord a.d.h.v. de maatstaven van art. 3:33 en 3:35.
In het algemeen is het zo dat voor persoon A (de volmachtgever), door een handeling van persoon B (de
gevolmachtigde) met persoon C (de wederpartij), een rechtshandeling tot stand komt tussen A en C.
“In zijn naam” (art. 3:60 BW)
- wordt hiermee bedoeld dat de tussenpersoon handelt in de naam van de volmachtgever?
➔ ex art. 3:66 komt er een rechtshandeling tot stand tussen de volmachtgever en de wederpartij
- wordt hiermee bedoeld dat de tussenpersoon voor zichzelf heeft gehandeld?
➔ er komt een rechtshandeling tot stand tussen de tussenpersoon zelf en de wederpartij
Hoe beoordelen we in wiens naam de tussenpersoon heeft gehandeld? Kribbebijter-arrest
➢ of iemand in eigen naam of die van een ander optreedt hangt af van hoe de feitelijk handelende
personen over en weer hebben verklaard en hetgeen zij uit elkaars verklaringen en gedragingen
mogen afleiden
Stel de gevolmachtigde gaat een rechtshandeling aan met de wederpartij die niet overeenkomt met de
wensen van de volmachtgever, dan spreken we van het ontbreken van een toereikende volmacht. De
gevolmachtigde wordt dan ook een pseudo-gevolmachtigde genoemd. De hoofdregel is dat in zo'n geval er
geen rechtshandeling tot stand komt tussen de pseudo-volmachtgever en de wederpartij (art. 3:66 lid 1).
De wederpartij wordt beschermd indien er bij hem sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen in het bestaan
van een toereikende volmacht. Dit wordt bepaald in art. 3:61 lid 2 BW. Dit vertrouwen moet gegrond zijn op
een verklaring of gedraging van de ander, de pseudo-volmachtgever. In het arrest ING/Bera bepaalde de
Hoge Raad dat:
- toerekening van schijn van volmachtverlening aan de vertegenwoordigde kan ook als de wederpartij
gerechtvaardigd heeft vertrouwd op feiten en omstandigheden die voor risico van de
vertegenwoordigde komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van
vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
,Met de verklaring of gedraging (art. 3:61 lid 2) wordt geduid op het toedoenbeginsel.
Met de omstandigheden die in de risicosfeer van de vertegenwoordigde vallen wordt geduid op het
risicobeginsel.
Als er gerechtvaardigd vertrouwen is bij de wederpartij, komt er dus toch een rechtshandeling tot stand tussen
de wederpartij en de volmachtgever, ondanks dat de volmacht onjuist is gebruikt door de tussenpersoon!
Stel dat de volmachtverlening is ingebed in een contractuele verhouding, zoals een overeenkomst (van
opdracht), en de tussenpersoon schiet tekort in de nakoming (gaat de volmacht te buiten), dan schiet de
tussenpersoon tekort in de nakoming van de verbintenis die voor hem voortvloeit uit de overeenkomst. De
volmachtgever kan dan o.g.v. art. 6:74 de tussenpersoon aanspreken op schadevergoeding.
- Eventueel gebruik van een volmacht (niet verplicht, eenzijdige rechtshandeling) verplicht tot behoorlijk
gebruik. Dit is een verbintenis die (bij gebruik) uit de volmachtverlening voortvloeit. Als deze plicht
toerekenbaar wordt geschonden, zal de tussenpersoon jegens de volmachtgever schadeplichtig zijn ex
art. 6:74 BW.
Onthoud verder: De gevolmachtigde moet ex art. 3:70 lid 1 instaan voor de volmacht. Een
schadevergoedingsvordering van de wederpartij jegens de pseudo-gevolmachtigde kan worden gegrond o.g.v.
art. 3:70 BW, wanneer die in zijn nakoming jegens de wederpartij tekortschiet (hij doet bijvoorbeeld alsof hij
volmacht heeft, of overschrijdt die). Bij gederfde winst kan je dan art. 6:96 betrekken.
Aan functie verbonden volmacht
Veelal vloeit de volmacht voort uit de aanstelling in een bepaalde functie, meegebracht door wet, gebruik
en/of verkeersopvattingen. Wederpartijen mogen er dan vanuit gaan dat die persoon volmacht heeft. De
reikwijdte van de volmacht bij een dergelijk persoon wordt in belangrijke mate bepaald door het vertrouwen
dat door de aanstelling bij de wederpartij wordt opgewekt. Denk bij functies aan het zijn van commercieel
manager bij een voetbalclub.
,Arresten week 1
CBB/JPO (2005) – betreft: precontractuele aansprakelijkheid (--> afbreken onderhandelingen)
r.o. 3.6 → “…vooropgesteld dat als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij
afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn
hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te
breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van
de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn.”
- Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die
onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de
gerechtvaardigde belangen van deze partij.
● Ook van belang kan zijn of onvoorziene omstandigheden zich hebben voorgedaan.
Kribbebijter (1977) – art. 3:60 lid 1 jo. 3:35 – betreft: volmacht
Hier ging het om de vraag of de commissionair Schiphoff dan wel diens opdrachtgever Lorsch als koper van
een paard (de Kribbebijter) moet worden aangemerkt. Het hof zegt: Schiphoff. De HR laat dat oordeel in stand
en tekent nog aan dat het hof betekenis mocht toekennen aan de omstandigheid dat Schiphoff de
overeenkomst als commissionair heeft gesloten, nu een commissionair een tussenpersoon is die in het
algemeen in eigen naam ten behoeve van anderen koopt en verkoopt.
- of iemand in eigen naam of die van een ander optreedt hangt af van hoe de feitelijk handelende
personen over en weer hebben verklaard en hetgeen zij uit elkaars verklaringen en gedragingen
mogen afleiden
Globe/Provincie Groningen (1997) – art. 3:70 – betreft: onbevoegd handelen gevolmachtigde
Een gevolmachtigde die buiten zijn volmacht optreedt, is ex art. 3:70 aansprakelijk voor de schade die daaruit
voortvloeit.
- het onbevoegdelijk handelen in naam van een ander kan slechts als onrechtmatig worden aangemerkt
indien het geschiedt op een wijze of gepaard gaat met omstandigheden, waaruit voortvloeit dat het
optreden van de onbevoegde vertegenwoordiger in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer
betaamt (r.o. 3.3).
● Enkel onbevoegd vertegenwoordigen kwalificeert niet automatisch als een OD. Daarvoor zijn
bijkomende omstandigheden, bijvoorbeeld dat de tussenpersoon opzettelijk zijn bevoegdheid
te buiten gaat en de achterman dit weet.
ING/Bera (2010) – art. 3:61 lid 2 jo. 3:35 – betreft: risicobeginsel bij volmacht
r.o. 3.4 → In dit arrest heeft de Hoge Raad het vereiste van een toedoen wat betreft de schijn van
volmachtverlening (art. 3:61 lid 2) gerelativeerd door te aanvaarden dat voor toerekening van die schijn aan
de vertegenwoordigde ook plaats kan zijn ingeval men gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening
op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de vertegenwoordigde komen en waaruit naar
verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid →
risicobeginsel.
, WEEK 2
HET FACILITERENDE KARAKTER VAN HET CONTRACTENRECHT
Beginselen + introductie
Autonomiebeginsel: het verbintenissenrecht stelt ons zoveel mogelijk in staat om naar eigen wil zelf onze
rechtsbetrekkingen vorm te geven.
1. Vormvrijheid (consensualisme):
- art. 3:37 lid 1 → tenzij anders is bepaald, kunnen verklaringen in iedere vorm geschieden, en kunnen zij
in een of meer gedragingen besloten liggen. Omdat voldoende is dat op enigerlei wijze
wilsovereenstemming tot uitdrukking komt, wordt dit beginsel wel als dat van het consensualisme
aangeduid.
2. Beginsel van contractsvrijheid: het uitgangspunt dat we zoveel mogelijk vrij zijn om zelf te bepalen
wanneer, en met wie wij een rechtens afdwingbare overeenkomst aangaan en wat de inhoud van die
overeenkomst is.
➔ regelend karakter verbintenissenrecht: partijen kunnen van standaardregels afwijken
➔ aanvullend karakter: dat wat partijen niet overeenkomen, wordt aangevuld door de wet
◆ de grens van de contractsvrijheid (als het in conflict komt met een hogere orde) haalt art. 3:40
tevoorschijn → overeenkomst nietig.
3. Pacta sunt servanda
- een overeenkomst heeft verbindende kracht (en de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen →
6:248 lid 1).
Via vier onderwerpen kan (de inhoud) van overeenkomsten worden uitgelegd:
- uitleg: de vaststelling door de rechter van wat partijen precies zijn overeengekomen; wat betekenen de
woorden precies? Uitleg is niet alleen nodig om vast te stellen wat partijen wel zijn overeengekomen,
maar ook wat zij juist niet hebben geregeld.
- kwalificatie: Voor bepaalde typen overeenkomsten biedt het Burgerlijk Wetboek bijzondere regels. Het
is daarom cruciaal om te weten hoe een overeenkomst zich laat kwalificeren.
- standaardvoorwaarden: het is mogelijk overeenkomsten aan te gaan met verwijzing naar
standaardvoorwaarden, zodat je niet elke keer over dezelfde bepalingen hoeft te onderhandelen.
- garanties en exoneraties: met dergelijke bedingen kunnen partijen naar eigen goeddunken de eigen
aansprakelijkheid voor mogelijke gebeurtenissen in de toekomst uitbreiden dan wel inperken.