Vaderlandse Geschiedenis:
Geschiedenis van Nederland Van de
Opstand tot heden
Hoofdstuk 1 Inleiding
Aan het begin van de opstand tegen Spanje, in de tweede helft van de jaren 1560, ging het
niet om de onafhankelijkheid van een bepaald gebied, maar vooral om het behoud van
privileges in een zich centraliserend rijk.
Over de uiteindelijke grenzen van dit losse samenwerkingsverband bestond in 1588 nog
geen duidelijkheid; deze kristalliseerden zich uit in de jaren 1590, toen met de militaire
successen tegen Spanje, het grondgebied van het huidige Nederland contouren kreeg. In
1630 zouden Noord-Brabant en Zuid-Limburg hier aan worden toegevoegd. In 1648 zou de
vrede met Spanje tot stand komen door de Vrede van Westfalen (Vrede van Munster).
Dit resultaat toonde weinig overeenkomsten met de doelstellingen van de Opstand uit de
tweede helft van de 16e eeuw:
1. De term ‘Opstand’ werd nog helemaal niet gebruikt.
2. Onder historici is overeenstemming dat uit de strijd tussen Nederlandse gewesten en
de Spaanse landsheer geheel onvoorzien en onbedoeld twee verschillende
staatkundige eenheden in de Nederlanden ontstonden en dat het bij de Opstand in
de afzonderlijke provincies en steden veelal om iets anders ging, met al dan niet
wisselende voor- en tegenstanders van de Spaanse kroon.
Van protestantse zijde is de Opstand tot in de 20ste eeuw geïnterpreteerd als een
doelbewuste nationale strijd om onafhankelijkheid en om vrijheid voor het eigen geloof.
Willem van Oranje wilde zelf helemaal geen oorlog met Spanje en wilde ook zeker niet dat
er een splitsing kwam van het noorden en het zuiden. → Er ontstond een mythevorming dat
Willem van Oranje voor de vrijheid van de Nederlanders vocht.
- De uitkomst van de Opstand week sterk af van de aanvankelijke intenties en
doelstellingen, maar in terugblik is de Opstand wel de centrale factor in de wording
van de Nederlandse staat.
- Tijdens de Opstand werd de Nederlandse staat ook internationaal gevormd en
kregen wij bijvoorbeeld in de Gouden Eeuw veel macht en rijkdom.
Het ontstaan van de Nederlandse staat is nauw verbonden met de Opstand. → Wanneer
begon onze Vaderlandse geschiedenis? → 1566 de Opstand kan gezien worden als een ‘feit’.
→ 1555 kan gezien worden als het begin van de Vaderlandse geschiedenis met het aftreden
van Karel V.
1
,De Republiek groeide in de late 16e eeuw uit tot een rijke wereldhandelsmacht met
vestigingen op alle continenten. Ook in cultureel en technologisch opzicht was de Republiek
in de zeventiende eeuw internationaal toonaangevend. Tijdens de jaren van de Opstand
ontstond een wereldwijd Nederlands handelsnetwerk dat sporen naliet die tot op de dag van
vandaag zichtbaar zijn.
De Republiek kende een gecompliceerd patroon van politieke besluitvorming waarbij velen
betrokken waren. Zoeken naar overeenstemming, niet het afdwingen van beslissingen.
➔ Het gaat om de constatering dat de latere Nederlandse politieke cultuur mede zijn
wortels heeft in de jaren van de Opstand en de vroege Republiek. Ook Vrijheid en
Tolerantie werden ten tijde van de Republiek sleutelbegrippen.
Willem van Oranje en eindigend met Willem III die ook koning werd van Engeland. Enerzijds
hadden deze stadhouders als militaire opperbevelhebbers een machtige positie en genoten
zij op grond van hun afkomst uit de hoge adel groot prestige met dito politieke invloed.
Anderzijds werden zij benoemd door en waren zij in dienst van de provincies, met Holland in
de leidende rol.
➔ Aldus bestonden in de Republiek ingewikkelde politieke verhoudingen waarin macht
en invloed gedeeld moesten worden met wisselende facties van rijke burgers die als
regenten de machtige steden bestuurden. → Hierdoor ontstonden er weer nieuwe
conflicten en waren kenmerkend voor deze periode.
Toen de Republiek op haar hoogste punt was hadden ze zelfs twee keer een stadhouderloos
tijdperk. Die ten einde kwam met grote crisissen waardoor een nieuwe stadhouder nodig
was.
De 18e eeuw wordt gezien als een periode van economisch en politiek verval. De tijd was
voorbij dat de Republiek zijn economische en politieke belangen op eigen kracht of in zelf
gesmede internationale coalities kon veiligstellen. → Er was echter geen sprake van een
abrupte economisch verval, wel van een geleidelijke relatieve achteruitgang → Gevolg was
een verzwakking van de internationale positie.
➔ 1780 was de Republiek niets meer dan een speelbal van Engeland en Frankrijk. →
1795 vlucht de laatste stadhouder Willem V naar Engeland. Napoleon neemt de
macht over en maakt een einde aan de Republiek en vormt een eenheidsstaat.
Tijdens deze periode was de buitenlandse politiek verzwakt, maar de binnenlandse politiek
was erg vernieuwend. Met de komst van de Grondwet in 1798, dit zorgde voor
democratische Verlichtingsprincipes. → Deze zouden weer verdwijnen, maar de
eenheidsstaat zou blijven bestaan.
Hoofdstuk 2 Oppositie en Opstand. Ontstaan en consolidatie van
de Republiek der Verenigde Nederlanden (1555-1609)
Rond het midden van de 16e eeuw was er nog geen sprake van een gezamenlijk juridisch en
economische eenheid. → Gewesten / provincies hadden het in hun eigen gewest voor het
2
,zeggen. De Nederlanden waren verdeeld over Filips de Schone die Holland en Zeeland in
bezit had, In de gewesten Luik en Utrecht zetelden bisschoppen, en de macht van de
Utrechtse bisschop ook over Drenthe ging. Gelre en delen van Limburg behoorden tot Karel
van Gelre (hertog).
Karel V kreeg al op zijn 15e een groot rijk in handen wat bestond uit Spanje, de Benelux en
later in 1519 ook over Oostenrijk en het Duitse Rijk.
Vanaf de jaren 1520 begon hij met het vergroten van zijn macht in de Nederlanden. In
1523 kwam door het ingrijpen van Holland een einde aan de onafhankelijkheid van
Friesland. 1528 trok hij de bisschoppelijke macht van Utrecht naar zich toe.
➔ In 1543 had Karel alle gebieden in Nederland in handen (Gelre was veroverd) → In
1548 besloot Karel V om de Nederlandse gewesten onder te brengen in een
gezamenlijke kreits. → De samenhang tussen de gewesten werd hierdoor versterkt.
➔ De pragmatieke Sanctie = De 17 gewesten zouden tot in de eeuwigheid als eenheid
blijven bestaan en niet onder zijn erfgenamen worden verdeeld. → 1549 stemde de
gewesten hiermee in. → Echter hield dit pakt niet lang stand, omdat in 1581 het
plakkaat van Verlatinghe door de noordelijke gewesten werd gemaakt (Ze zwoeren
Philips II af als landsheer en gingen verder als Republiek der Verenigde Nederlanden).
➔ Het zuiden zou echter wel voor lange tijd bij Spanje blijven.
➔ De Opstand draaide in de jaren 1560 niet om nationale onafhankelijkheid, maar er
was sprake van een samenloop van omstandigheden en mogelijk sprake van een
kettingreactie → Dit leidde onbedoeld tot de stichting van de Republiek.
Aanvankelijk zag het er geenszins naar uit dat de opstandelingen succes zouden boeken
tegen de Spaanse overmacht, maar in de jaren 1590 drong de Republiek de Spanjaarden
terug en wist zij zich te consolideren. De zich stabiliserende krachtsverhouding mondde in
1609 uit in een wapenstilstand die voor de duur van twaalf jaar zou duren (Twaalfjarig
bestand).
Een Centrale factor bij het succes van de opstandelingen was de economische potentie van
het betrokken gebied. Het economisch zwaartepunt verschoof tijdens de Opstand van de
Zuidelijke naar de Noordelijke Nederlanden, mede door de stroom van vele mensen naar het
noorden. Er ontstond vanaf 1580 een periode van economische groei in de Handel, visserij,
landbouw, veeteelt en nijverheid. Hier werd de basis gelegd voor de economische, politieke
en culturele kracht die de Republiek in de Gouden Eeuw tentoon zou spreiden.
2.1 Economie, financiën en politieke structuur (blz. 23)
Dankzij de dichtbevolkte en verstedelijkte gewesten (Vlaanderen, Brabant en Holland)
vormden de Habsburgse Nederlanden rond het midden van de 16e eeuw een economisch en
strategisch belangrijk gebied. Door de opkomst van de handel groeide dit gebied uit tot het
economische centrum van Europa:
➔ Door de internationale handel en belangrijke ligging was het een belangrijk
handelspunt. Dit begon met Antwerpen als belangrijkste handelsstad. Hierdoor was
er ook sprake van Verstedelijking. Kenmerkend voor de verstedelijking in het
3
, noorden was de afwezigheid van één metropool en de verspreiding van de bevolking
over een aantal middelgrote steden.
➔ Er was ook sprake van een hoge urbanisatiegraad waardoor de economie snel kon
groeien. → Door de economische groei kwamen er steeds meer goederen uit het
Oostzeegebied → Holland nam hier het voortouw in. → Door de economische groei
ontstond er een bevolkingsgroei. → Hierdoor kwam er ook steeds meer vraag naar
goederen.
➔ Amsterdam ontwikkelde zich tot een belangrijk centrum van deze handel in
massagoederen, en nergens in Europa hadden aan het eind van de jaren 1550 zoveel
zeevarende schepen hun thuishaven als in Holland.
➔ Amsterdam deed aan massavervoer – Antwerpen luxeproducten. Verschillen tussen
deze twee handels:
1. Amsterdam had goedkope schepen voor de massaproductie / Antwerpen goed
uitgeruste schepen.
2. De handel in Antwerpen was overwegend passief van karakter: wat wil zeggen dat
vooral kooplieden uit andere streken op de stad voeren.
Na 1585 zou deze rijke handel zich naar het Noorden verplaatsen, omdat de Spanjaarden
Antwerpen hadden ingenomen. Nederland nam de centrale rol van Italië in de wereldhandel
over. Dit kwam door:
1. Geografische gunstige ligging: Hier kruisten de belangrijke rivieren tussen Noord- en
Zuid-Europa elkaar, alsmede tussen Engeland en het Duitse Rijk.
2. Sprake van een goede stedelijke infrastructuur waardoor de economische
ontwikkeling een krachtige dynamiek kreeg.
Van een economische eenheid kon echter niet gesproken worden in de eerste helft van de
16e eeuw.
De economie werd ook wel gekenmerkt als ‘wisselvallig’ en ‘onsamenhangend’:
1. Een deel van de Nederlanden, vooral het dunbevolkte noordoosten, kende nog een
hoofdzakelijk agrarische structuur met een productie die alleen bestemd was voor de
lokale en regionale markt
De Spaanse vorsten Karel V en Philips II voerde veel oorlogen tegen de Fransen en Turken
waardoor er veel geld nodig was uit de winstgevende gebieden zoals de gewesten Holland.
→ dit leidde tot een systeem van bedes = De landsheer moest zijn gewesten om afdrachten
verzoeken. → Dit leidde tot moeizame gesprekken tussen de gewesten en de vorst. → Door
de tegenstellingen is te zien dat er verschillende belangen waren tussen de gewesten en de
vorst. De vrijheden van de adel en burgerij dreigden daardoor immers te worden aangetast,
een ontwikkeling waartegen zij zich met kracht zouden verzetten.
De verschillende tegenstellingen over de belastinginning:
1. De Vorst Karel V keek van bovenaf naar de gewesten en wilde een eenheid vormen
die zich uiteindelijk zou aansluiten bij het Habsburgse Rijk. → de Gewesten wilde
juist geen centralisatie, omdat de elites hierdoor hun macht zouden verliezen.
4
, 2. Vanuit het perspectief van Brussel zetelende Karel V was er alle reden om in de
lappendeken aan graafschappen, hertogdommen, heerlijkheden en zelfstandige
steden, die samen de Nederlanden vormden, tot uniformering van het bestuur over
te gaan.
3. In de gewesten zelf keek men juist van beneden af naar boven en rees bij de
bestaande regionale adellijke en burgerlijke elites verzet tegen de
centralisatiepolitiek van Brussel. Deze elites dreigden immers aan macht en invloed
in te boeten.
4. In de noordelijke en oostelijke gewesten lag de onderwerping aan Karel V nog vers in
het geheugen en was de bereidheid tot verder machtsverlies begrijpelijkerwijs
gering.
Voor Karel V ontstond er een dilemma: Enerzijds besefte hij dat hij de steun van deze elites
nodig had om zijn eenheidsstreven tot een succes te maken. Anderzijds wist Karel V dat hij
deze zo noodzakelijke steun onvoldoende zou krijgen wanneer hij te weinig rekening zou
houden met de belangen van de regionale elites. → Er ontstonden grote spanningen die bij
het begin van de Opstand een grote rol zouden gaan spelen.
In de praktijk zorgde dit voor een mengvorm van oud en nieuw, waarbij vanuit Brussel een
aantal centrale ambten en instellingen aan het bestuurlijke netwerk werd toegevoegd. De
Vorst stond aan het hoofd, met daar onder een Landvoogd. In 1531 → ontstaan van de
collaterale raden die alle drie in Brussel zaten:
1. De Raad van State = Diende als adviesorgaan van het centrale gezag. Gaf advies over
nationale en internationale zaken. De leden kwamen uit de hoge adel en
geestelijkheid, maar al snel deed een nieuwe bestuursgroep van juristen zijn intrede.
In 1555 waren er zeven adellijke vertegenwoordigers en vijf juristen, zeer tot
ongenoegen van de eerstgenoemden, die hierdoor hun invloed zagen terug lopen.
2. Geheime Raad = Hadden een uitvoerende taak en bestond uit beroepsambtenaren
en rechtsgeleerden.
3. Raad van Financiën = Drie hoge adellijke vertegenwoordigers en die juridisch-
financiële ambtenaren die inning van de bedes voorbereidde en toezicht hield op
gewestelijke financiële vermogen
Er kwam dus een landvoogd, maar ook een stadhouder. De stadhouder had verschillende
taken:
1. Deze stadhouder was bevelhebber over de troepen in het gewest.
2. Verantwoordelijk voor de ordehandhaving.
3. Ook droeg hij zorg voor de bezittingen van de vorst en voor de positie van de kerk.
4. Speelde een belangrijke rol bij benoemingen van stedelijke ambtsdragers.
5. Ze oefende vaak functies uit in meerdere provincies.
6. De stadhouder had tevens de bevoegdheid tot het bijeenroepen van de gewestelijke
staten (waarin verschillende standen waren vertegenwoordigd).
7. Deze had het recommandatierecht (1748) = Hetgeen betekende dat hij uit een lijst
van dubbeltallen de definitieve keuze van nieuwe raadsleden en magistraten kon
5