IC week 1 ‘Voeding en gezondheid in de Westerse wereld’
Perinatale sterfte = vanaf 22 weken zwangerschapsduur
Ondergewicht = bmi < 18,5
Overgewicht = bmi ≥ 25
Obesitas = bmi ≥ 30
Middelomtrek verhoogd: mannen tussen 94 en 102 cm, vrouwen tussen 80 en 88
Te hoog: mannen groter dan 102 cm, vrouwen groter dan 88 cm
Oorzaken overgewicht:
- Obesogene omgeving (beschikbaarheid van voedsel + weinig beweging)
- Te veel eten en drinken
- Minder beweging en sport
- Veranderende leefstijl
- Stoppen met roken
- Post partum tgv graviditeit
- Medicatie
- Mentale problemen
- Genetische invloed
- Slaap en stress
Risico’s overgewicht:
- DM type 2
- Hypertensie en hart- en vaatziekten
- Metabool syndroom
- Kanker
- Galstenen
- Gewrichtsontstekingen en -slijtage
- Ademhalingsproblemen
- Menstruatiestoornissen
- Subfertiliteit
- Psychische problemen
Gemiddelde gewichtstoename bij zwangerschap is 12 kilo. Hoe meer overgewicht je hebt, hoe minder je tijdens een
zwangerschap aan hoort te komen.
WC Public health
Public health = Gericht op bevordering van de volksgezondheid door collectieve maatregelen (gericht op preventie)
Determinant = factor die invloed heeft op (dus niet de oorzaak)
Model van Lalonde =
1
,Leefstijl = samenspel van gedrag dat een gunstige of een ongunstige invloed kan hebben op de gezondheid
Maatschappelijke determinanten = de politieke, sociale en economische structuren die van invloed zijn op de
omstandigheden waarin mensen geboren worden, opgroeien, leven, werken en ouder worden.
Sociaal Economische Status (SES) =
- Naarmate mensen over meer of minder kennis, arbeid en bezit beschikken, nemen zij een hogere of lagere positie
in de maatschappij in.
- Belangrijke indicatoren voor sociaaleconomische status zijn opleidingsniveau, beroepsstatus en hoogte van het
inkomen.
- Het opleidingsniveau is in gezondheidsonderzoek de meest gebruikte indicator voor de hoogte van de
sociaaleconomische status van mensen.
WC Farmacologie
Causale therapie antibiotica (iets bestrijden wat een ziekte veroorzaakt en dit gaat ook helemaal weg)
Symptomatische therapie pijnbestrijding
Substitutietherapie bijvoorbeeld insuline (je vervangt iets in het lichaam wat je niet kan maken)
Normale cel functie verstoren anticonceptie
Hulpmiddel anesthetica
Diagnose contrastvloeistof
Farmacokinetiek = Wat doet het lichaam met het geneesmiddel?
Absorptie/distributie/metabolisme/excretie (ADME)
Farmacodinamiek = Wat doet het geneesmiddel met het lichaam?
Oraal, intraveneus, creme, longen, pleister, rectaal,
Toedieningsvormen:
- Systemisch (komt echt in je systeem, je bloedomloop)
Enteraal (oraal of anaal) via maagdarm kanaal
Parenteraal, via het bloed
- Lokaal (cremes, pleisters, op een bepaalde plek toedienen)
UR = uitsluitend op recept
OTC = over the counter, dus zonder recept (NSAID’s)
Maag = tablet lost op
Duodenum en jejunum = veel groter oppervlak waar het wordt opgenomen
In de maag:
Farmaceutische fase =
- Desintegratie (uit elkaar vallen)
- Dissolutie (oplossen)
Verloopt sneller indien ingenomen met voldoende water.
Sommige middelen hebben en beschermende coating, zodat ze door het maagzuur niet oplossen (omeprazol)
In de darm:
Paracellulair transport tussen cellen door
Transcellulair transport over celmembraan
- Passief (gefaciliteerde diffusie)
- Actief (pompen, cotransporters, carrier, pinocytose
2
,In het bloed:
Farmaca in de bloedbaan bindt aan plasma-eiwitten, dat wat over blijft noem je de vrije fractie transport over
het lichaam
In het lichaam:
Verdeling over de weefsels
- Bloed-hersenbarrière
- Placenta
- Moedermelk
Verdeling is afhankelijk van:
- Molecuulgewicht
- Eiwitbinding
- Vetoplosbaarheid
- Zuurconstante
Eliminatie / klaring
- Metabolisme
Lever
- Fase I en II reacties
I: niet synthetisch; oxidatie, reductie en hydrolyse
II: Synthetisch; conjugatie, methylatie en acetylatie
Dunne darm
- Excretie
Nier
Galblaas enterohepatische recirculatie
Speekselklieren inslikken
Zweet / talgklieren
Alveolair
Moedermelk
Haren
Door rectale toediening omzijl je de poortader en ga je rechtstreeks naar de vena cava inferior.
Ook bij sublinguaal, parenteraal, transdermaal, nasaal, inhaler via longen.
Subtherapeutisch gebied – therapeutisch gebied – toxisch gebied
Absorptie kan beïnvloed worden door:
- Processen die absorptie door GIT (gastro intestinaal systeem) beïnvloeden (enzymen)
- Zuurgraad (kan denaturatie veroorzaken)
- Microbiota (hangen stofjes ergens aan)
- Motiliteit (tijdsduur absorptie)
- Distributie (concentratie eiwitten voor eiwitbinding)
- Eliminatie/klaring
Veranderingen tijdens de zwangerschap:
- Bindingseiwitten
- Meer plasma, hemodilutie
- Nierfunctie verandert (snellere klaring hydrofiele (in water oplosbaar) stoffen)
- Leverfuncties veranderen, enzymsystemen sneller of trager
- Maag darmkanaal verandert (zuurgraad, motiliteit (obstipatie) en enzymsystemen)
3
, AC Effect leefstijl/borstvoeding op moeder en kind
Syndroom van Sheehan = te weinig melkaanmaak door: Tijdens de bevalling is de hypofyse heel erg kwetsbaar. De
hypofyse wordt ten minste twee keer zo groot en wordt zeer goed doorbloed. Op het moment dat er een te lage
bloeddruk is en er te weinig bloed met zuurstof bij de hypofyse komt, ontstaat er schade aan de hypofysevoorkwab.
Hevig bloedverlies/shock tijdens de bevalling is de meest voorkomende oorzaak van het syndroom van Sheehan.
Gevolg hiervan is te weinig prolactine aanmaak waardoor weinig tot geen melkproductie.
Borstvoeding en obese moeder = Obese moeders hebben een verminderde prolactine-respons op het zuigen van de
baby in de eerste week post partum, vergeleken met pas bevallen moeders met een normaal gewicht. Door deze
verminderde respons kan de colostrum productie verminderen en zal de moeder minder vlot een goede
melkproductie tot stand brengen. Dit heeft een negatieve invloed op de vocht- en energiebalans van de baby en op
het zelfvertrouwen van de moeder. Na zeven dagen is er geen verschil meer in de aanmaak van prolactine als reactie
op het zuigen bij moeders met een normaal en moeders met een te hoog gewicht.
Studietaak 1: ‘Voeding en voedingsadviezen’
- Vitaminen zijn organische verbindingen, die door het organisme kunnen worden gesynthetiseerd.
Niet juist. Vitaminen zijn naast de essentiële aminozuren en vetzuren noodzakelijke bestanddelen van ons
voedsel. Omdat ze in het organisme niet of in onvoldoende mate gesynthetiseerd kunnen worden, moeten
ze via het voedsel worden opgenomen. Enkele vitaminen worden gemaakt in het lichaam (vitamine K door
darmbacteriën, vitamine D in de huid onder invloed van zonlicht)
- Sporenelementen zijn mineralen, waarvan we slechts kleine hoeveelheden nodig hebben.
Juist. Voorbeelden hiervan zijn chroom, koper, ijzer en selenium.
- Vitamine B11 speelt een rol bij het gezichtsvermogen.
Niet juist. Vitamine A, ook wel bekend als bètacaroteen of retinol, is een belangrijk ingrediënt voor gezonde
ogen.
- Vitamine K speelt een rol bij de synthese van bepaalde eiwitten die betrokken zijn bij bloedstolling en
botvorming.
Juist.
- Van vitamine C en E werkt alleen vitamine E als antioxidant .
Onjuist. Vitamine C is ook werkzaam als antioxidant.
- Magnesium speelt een rol bij de vochtbalans, de regeling van de bloeddruk, zenuwprikkelgeleiding en
spiercontracties.
Niet juist. Magnesium is een co-enzym in koolhydraatmetabolisme, betrokken bij botopbouw, overdracht
zenuwprikkels en betrokken bij immuunsysteem.
Vitamine K speelt een rol bij de vochtbalans, de regeling van de bloedruk, zenuwprikkelgeleiding en
spiercontracties.
Foliumzuur (Vitamine B11) à groene bladgroenten, fruit
Magnesium (Mg) à groene bladgroenten, brood, graanproducten, groente, melk, melkproducten, vlees
Vitamine D (cholecalciferol) à aanmaak o.i.v. zonlicht, margarine, halvarine, bak- en braadproducten, (vette) vis,
melk- en melkproducten
Calcium (Ca) à melk, melkproducten, groenten, noten, peulvruchten
Kalium (K) à groente, fruit, aardappelen, vlees
Vitamine A à margarine, halvarine, (room)boter, bak- en braadproducten, melk en melkproducten, eidooier, lever,
vette vis
Fosfor (P) à melk, melkproducten, kaas, vis, vlees, peulvruchten, volkorenproducten
Vitamine B2 (Riboflavine) à melk en melkproducten, vlees, groenten en fruit, graanproducten
Vitamine B12 (Cabolamine) à dierlijke producten: vis, vlees en vleeswaren, ei, melk en melkproducten
Tijdens de zwangerschap hebben vrouwen meer ijzer nodig
De volgende adviezen hanteert het Voedingscentrum voor vrouwen die zwanger willen worden en zwanger zijn:
- Slik vanaf tenminste vier weken voor de conceptie tot acht weken na de conceptie 0,4 tot 0,5 mg foliumzuur per
4