Milieu en beleid
Milieuproblemen worden gezien als een sociaal probleem, omdat ze een gevolg zijn van
menselijk handelen/ingrijpen in de fysieke omgeving en gevolgen hebben voor mensen. Milieu
is ook een politiek probleem, omdat de verschillende groepen mensen met tegengestelde
belangen om politieke besluitvorming vragen. Ook is het milieu een collectief goed, dat ernstig
aangetast wordt en is het milieuprobleem grensoverschrijdend en is dus ook een zaak voor
internationale overheden.
Ontwikkeling van de milieuproblematiek
Sinds er mensen bestaan is er sprake van milieuverontreiniging. In de prehistorie hadden
mensen echter geen milieubesef. Tienduizend jaar geleden gingen mensen in het Midden-
Oosten van het jagen en verzamelen over op de landbouw. Dit betekende een afname van de
afhankelijkheid die mensen hadden van de omringende natuur. Vanaf 1000 v.Chr. werd het
toch moeilijker om het evenwicht in de delta te behouden en het Midden-Oosten werd weer
een moeras. In de Middeleeuwen ontstonden er steeds meer steden, wat zorgde voor meer
afval i.c.m. geringe mogelijkheden van vuilafvoer. Dit zorgde o.a. voor stank, verontreiniging
van oppervlaktewater en luchtverontreiniging. Ook was er een hoge ontginning van de bossen
ten gunste van landbouwgronden. Tijdens de Industriële Revolutie (18-19 e eeuw) leidde de
hoge concentraties mensen in de steden tot ongezonde toestanden. Door de slechte hygiëne
ontstonden er epidemieën die zorgden voor hoge sterftecijfers. Er ontstond een groep medici,
hygiënisten, die veel belang hechten aan de omgevingsfactoren bij het ontstaan van ziekten.
Zij drongen aan op het schoonhouden van de leefomgeving. De milieuverontreiniging die werd
veroorzaakt door de industrie werd zeker niet als een probleem ervaren. Na de Tweede
Wereldoorlog was dit niet anders: het accent lag op economische groei en de stijging van de
welvaart en consumptie. Door industrialisatie nam de welvaart toe en iedereen dacht dat de
toekomst er rooskleurig uitzag.
In 1960-1967 ontstond er milieubesef in kleine kring, maar nog veel mensen zagen
groeidenken (de voortdurende groei van techniek, nieuwe producten en nieuwe
werkgelegenheid die meer welvaart zouden brengen) als grootste belang. Toch ontstonden er
langzamerhand milieubewegingen die een rol gingen spelen in de periode 1967-1975. In deze
periode werden er pogingen gedaan om het milieuprobleem landelijk en internationaal op de
politieke agenda te krijgen. Zo kwam in 1968 de
Club van Rome bijeen, een particuliere stichting die werd opgericht door Europese
wetenschappers om meer aandacht op de milieuproblemen te vestigen. Zij publiceerden in
1972 het rapport ‘Grenzen aan de groei’. Het rapport becijferde dat de beschaving ten onder
zou gaan aan overbevolking, vervuiling, uitputten van natuurlijke hulpbronnen en honger. Ze
dachten na over hoe de milieuproblemen met elkaar in verband staan. Als gevolg hiervan
ontstond er meer bewustzijn, ontstonden er actiegroepen tegen vervuiling en plaatsten
politieke partijen het milieu op de politieke agenda.
In 1975-1985 werd het milieubeleid ontwikkeld. Ook kwam er in 1982 een speciaal
milieuministerie: het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
(VROM), die milieuproblemen bekeken in hun samenhang met andere problemen, zoals het
energie- en armoedevraagstuk. Zo wordt vanaf 1985 het milieuprobleem erkend als probleem
op mondiale schaal. Door o.a. heet Brundtland-rapport (1987) en een rapport van de VROM
worden er in 1989 door de overheid milieudoelstellingen voor de lange termijn (het jaar 2010)
in het Nationaal Milieubeleidsplan geformuleerd met als uitgangspunt ‘duurzame
ontwikkeling’. Sinds 2010 is het VROM samengevoegd met het ministerie van Verkeer en
Waterstaat tot het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Vanaf 1995-2005 is er verminderde aandacht voor het milieu: alles ging draaien om de
economie. Vanaf 2006 werd de milieuproblematiek echter weer aangewakkerd. Dit kwam o.a.
door de film ‘An inconvenient Truth’ van Al Gore (2006. Milieurapporten van het KNMI en het
IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) versterkten het belang van het milieu nog
eens. Zo maakte het kabinet Balkenende IV (2007-2010) van het milieu één van de peilers van
het beleid van het kabinet. Mede hierdoor kregen Al Gore en het IPCC van de VN beide de
Nobelprijs voor de Vrede in 2007 én de film kreeg een Oscar.
Milieuproblemen
,Het milieu is de natuurlijke én door de mens vormgegeven omgeving waarin hij leeft en
waarmee hij in een wederkerigheidsrelatie staat: menselijk handelen heeft gevolgen voor het
milieu en veranderingen in het milieu zijn van invloed op het leven van de mens. We spreken
dan van natuurwetenschappelijk milieu. Milieuproblemen behoren tot de belangrijkste
problemen waarvoor de samenleving oplossingen moet bedenken. Ze ontstaan doordat de
mens op een schadelijke manier ingrijpt in het natuurlijke milieu. Daarbij kunnen we drie
soorten ingrepen onderscheiden:
1. Uitputting is dat de mens componenten uit het milieu verwijdert en dat daardoor de
exploitatie in gevaar komt. Denk aan fossiele brandstoffen.
2. Aantasting is dat de mens op een schadelijke manier iets verandert in de natuur.
Hierdoor kunnen ecosystemen veranderen.
3. Verontreiniging is dat de mens iets schadelijks toevoegt aan de natuur. Dit is
bijvoorbeeld overbemesting of het dumpen van afval.
Over de ernst van de schadelijke gevolgen bestaat een verschil van mening. Het is ook de
vraag in hoeverre de schadelijke gevolgen te herstellen zijn. Hiertussen bestaat een verschil
tussen optimisten en pessimisten. Belangrijk is wel om rekening te houden met negatieve
gevolgen elders of voor komende generaties.
Milieuproblemen komen op verschillende niveaus voor. Op lokaal niveau beginnen problemen
op een concrete plaats. Problemen op regionaal niveau zijn problemen in een bepaald gebied,
zoals het afsterven van bossen. Het fluviale niveau is waterverontreiniging. Het continentale
niveau is vervuiling van een groot gebied, zoals luchtvervuiling. Het mondiale niveau is als
problemen de hele wereld beïnvloeden, zoals de aantasting van de ozonlaag of het
broeikaseffect.
Milieuproblemen kunnen verschillende vormen hebben. Er is verandering van het klimaat
(opwarming aarde -> broeikaseffect), verzuring (uitstoot organische stoffen -> bossen
sterven), vermesting (overbemesting -> algengroei en bedreiging watervoorziening),
verspreiding (milieubelastende stoffen -> vergiftiging), verwijdering (afvalbult te groot ->
vergiftiging), verstoring van woon- en leefklimaat (ingrijpen waterhuishouding -> daling
grondwater -> aantasting flora en fauna , verdroging en verspilling (meer grondstoffen
gebruiken dan aangemaakt kan worden -> grondstoffen raken op).
De kern van het milieuprobleem is afwenteling. De nadelen van veel handelingen die
ongunstig zijn voor het milieu worden niet voor eigen rekening genomen, maar wentelt de
milieuschade af op andere milieugebruikers, gebieden of volgende generaties. Bijvoorbeeld
door de verspreiding van verzurende stoffen als stikstofoxiden (NO x) door verkeer,
zwaveldioxide (SO2) door industrieën en ammoniak (NH 3) door landbouw en veeteelt. De
schade zou betaalt moeten worden door de veroorzakers, maar deze veroorzakers hebben het
afgewenteld op andere milieugebruikers.
Bij de meeste milieuproblemen is er sprake van afwenteling op de volgende generaties,
bijvoorbeeld door de uitputting van grondstoffen. Van absolute uitputting kunnen we niet
spreken, maar de kostprijs zal hoger worden. belangrijk is hergebruik en substitutie.
De ergste milieuproblemen van vandaag de dag zijn van mondiaal karakter. Ten eerste is er
het dubbele gevaar van de opwarming van de aarde. Door het verbranden van fossiele
brandstoffen wordt de concentratie van broeikasgassen in de dampkring verhoogt, wat zorgt
voor een stijging van de temperatuur op aarde. Ook wordt de ozonlaag beschadigd door
spuitbussen met chemicaliën, waardoor de ozonlaag gevaarlijke stralen van de zon doorlaat
en zorgen voor een toename van huidkanker. Ten tweede is er een verlies aan biologische
diversiteit. Biologische diversiteit/veelheid aan ecosystemen levert de mens zuiver water, een
vruchtbare bodem en frisse lucht. Ten derde is er de verwoesting van bossen, wat
klimaatverandering, verwoestijning en een verlies aan biologische diversiteit met zich
meebrengt. Ten vierde is er vervuiling van zeeën en oceanen, wat een belasting is voor het
ecosysteem van de oceaan en de zee. Dit kan o.a. zorgen voor het in gevaar brengen van een
van de belangrijkste voedselbronnen van de mens. Ten vijfde is er het verspillen en
verwoesten van zoetwaterbronnen. Ten zesde is er aantasting van de bodem. Door menselijke
activiteiten is de bodem op sommige plaatsen minder waard of zelfs onbruikbaar geworden.
Daarbij komt een enorme groei van de wereldbevolking.
De economische orde is van belang bij het ontstaan van milieuproblemen. Tot de jaren ’90
waren er twee economische orden, namelijk de kapitalistische vrijemarkteconomie en de
socialistische planeconomie. Maar geen van beide was in staat milieuproblemen te
voorkomen. De milieuproblemen hadden te maken met industrialisatie. De industriële
, samenleving heeft een aantal kenmerken die van invloed zijn op het ontstaan, de aard en de
omvang van de milieuproblematiek. Ten eerste is er de vrijemarkteconomie of
vrijemarktmechanisme. Bij een overschot aan producten is er sprake van een lage prijs en bij
een schaarste stijgt de prijs. Ondernemers maken een kosten-/batenanalyse, maar het
probleem van de toenemende schaarste aan hulpbronnen is niet of nauwelijks hierin terug te
vinden, omdat deze worden afgewenteld. Ook hebben producenten en consumenten binnen
globale door de overheid gestelde kaders een grote handelsvrijheid. Er is bij bedrijven eens
treven naar economische groei, continuïteit en winstmaximalisatie. Dit leidt tot vergroting van
de productie en consumptie, wat exploitatie van natuurlijke hulpbronnen en vergroting van de
afvalstroom als gevolg heeft. Door regelgeving proberen overheden de milieuvervuiling die
wordt veroorzaakt door bedrijven te beperken.
In het systeem van marktmechanisme komt het milieu er bekaaid vanaf doordat het milieu
voor producenten en consumenten vooral een kostenverhogende factor is en ze er alleen
rekening mee houden als de overheid regelgeving oplegt. Consumenten en producenten
denken niet na over milieueffecten op lange termijn. Er is een afwenteling op de generaties na
ons.
Hieruit kunnen we een aantal conclusies trekken. Producenten en consumenten houden te
weinig rekening met het milieu. Het milieu zou beschouwd moeten worden als een collectief
goed. De overheid moet een regelgeving maken waarbij het gaat om ‘de vervuiler betaald’.
Ieder land maakt nu zijn eigen milieubeleid, maar er moet een internationaal milieubeleid
komen. En de milieuproblematiek is conjunctuurgevoelig.
Het milieuprobleem is ook het probleem van collectieve actie/prisoners dilemma. De meeste
landen of mensen zien niet onmiddellijk het nut van een milieubeleid in. Op korte termijn leidt
het tot voelbare nadelen en aan de lange termijn denkt niemand. Er is steeds een dilemma
tussen het milieubeleid aan de ene kant en andere belangen aan de andere kant. Zo kan de
overheid kiezen tussen meer ingrijpende milieumaatregelen en het in standhouden van de
internationale concurrentiepositie van het bedrijfsleven. Als de overheid dat namelijk niet doet
ontstaat er werkloosheid. Ook moet de overheid kiezen tussen het doorgaan met de huidige
exploitatie van grondstoffen of investeren in duurzame productiemethoden.
De milieuproblemen in Nederland worden veroorzaakt door de vrijemarkteconomie (‘u vraagt
wij draaien’), demografische factoren en geografische factoren (bijv. ligging van Nederland
aan de delta van belangrijke Europese rivieren, die soms vervuild zijn door de industrie).
Onder demografische factoren hebben we o.a. de grote bevolkingsdichtheid en het daardoor
grote energieverbruik, transportmiddelen en veel afval. Ook de intensieve landbouw en
veeteelt speelt een rol. Het voedsel dat we in Nederland nodig hebben produceren we voor
een groot gedeelte in eigen land, waarbij gebruik wordt gemaakt van allerlei soorten mest,
waardoor giftige stoffen in de lucht en grondwater komen. De industrie in ons land zorgt voor
luchtvervuiling en bodemverontreiniging. Het sociaaleconomisch beleid na WOII stelde vooral
de economische groei en wederopbouw als grootste aandacht. Voor het milieu was geen
plaats in het beleid.
In de vrijemarkteconomie geeft de overheid de marktsector veel vrijheid om het draagvlak van
de economie te vergroten. De marktsector (alle commerciële bedrijvigheid) in het gedrang
komt, wordt daarmee ook het draagvlak voor de verschaffing van de collectieve middelen
verkleind. De collectieve sector (alle activiteiten van de overheid) wordt via belastingen
betaald door de marktsector. Milieuproblemen worden niet ontkend, maar er is geen strenge
regelgeving. Dat komt omdat het een lastenverzwaring voor de marktsector en daarmee een
verslechtering van de concurrentiepositie is. Ook kan het milieucriminaliteit in de hand
werken.
Soms werkt het marktmechanisme, gecombineerd met groeiende milieubewustzijn, in het
voordeel van het milieu. Zo kunnen consumenten eisen stellen aan milieuaspecten van
producten en verpakkingen. Ook verschaffen banken niet meer zo gemakkelijk kredieten aan
bedrijven zonde milieubeleid, waardoor meer bedrijven groen beleggen. Ten slotte werkt het
marktmechanisme stimulerend op de verkoopcijfers van milieuvriendelijke producten.
De vrijemarkteconomie is het uitgangspunt in ons economisch bestel. De overheid dient daar
waar nodig bij te sturen.
Actoren in het milieuproces
Op twee manieren kun je spreken over de betrokkenheid van mensen bij het milieu. Ten eerste
is er de mate waarin de bevolking van Nederland zich betrokken voelt en ten tweede de mate
waarin mensen met het milieu te maken hebben. Veel mensen zijn nogal betrokken, als