Criminologie college 1
Criminologie: de criminologie is de wetenschap die zich bezighoudt met de besturing van de aard en
achtergronden van menselijke gedragingen die door de wetgever strafbaar zijn gesteld en van de wijze
waarop de overheid en de overige maatschappij daarop reageert.
Volgt: verschilt van tijd tot tijd en land tot land wat onder criminaliteit wordt verstaan.
Geschiedenis
Klassieke oudheid Conflict tussen burgers, vergelding
Middeleeuwen Conflict met vorst en god, de zondige mens
Renaissance Afschrikking en nuttig maken overtreders
Verlichting en de klassieke school Nadruk op rede en ratio, vrije wil en
afweging voor- en nadelen. Principes van
legaliteit, gelijkheid en proportionaliteit
Italiaanse antropologie school Biologische oorzaken, geboren misdadigers
(Lombroso)
Franse milieuschool Sociale omgeving (bijv. armoede)
Criminele sociologie Oorzaken zowel in biologische als
sociologische factoren
Je hebt verschillende criminologische benaderingen zoals de psychologische, normatieve, ecologische
(omgevingsfactoren) en sociologische benadering.
Veel criminologen zijn ook sociologen.
Aandachtsgebieden
• Beschrijvende criminologie (omvang, trends, cijfermatig) -> hoe zit de wereld in elkaar, 70%
recidive
• Etiologie = oorzaakkunde (oorzaken in persoon, maatschappij en situatie)
• Criminaliteitspreventie (hoe voorkomen)
• Penologie (praktijk en gevolgen van straffen)
• Victimologie (gericht op de slachtoffers)
• Georganiseerde misdaad (o.a. terrorisme en internationale misdrijven)
1. Levensloopcriminologie
Overkoepelend kader bestaande uit verschillende theorieën, nadruk ligt op controletheorieën.
Vrouwen -> meest vermogensdelicten. Wereldwijd prostitutie het meest gepleegde delict.
Voorbeeld in levensloop
• Minder openlijk crimineel gedrag -> meer heimelijk
• Diefstal winkel -> diefstal werk
• Heling (kopen gestolen goederen)
• Verkeersdelicten en -misdrijven
• Financiële delicten: white collar crime ‘eenmalige fout in hoge positie’, minimaal middenklasse
en geen antecedenten.
Consequentie: minder gevolgen door hoog SES.
,Zelfcontroletheorie
Van Gottfredson & Hirschi (onthouden!) (1990)
Lage zelfcontrole en onmiddellijke bevrediging van behoeften -> criminaliteit. Daarom bijv.
ADHD en borderline vaker crimineel gedrag.
Niveauverschillen in zelfcontrole verklaren dus de verschillen in ernst en mate van crimineel
gedrag.
Statische theorie: kinderen met gedragsproblemen worden de toekomstige criminele jongeren
en volwassenen.
Algemene theorie: geen verschillende verklaringen nodig voor verschillende soorten
delinquentie of daders.
2. Age crime curve
(leeftijd-criminaliteit curve)
Overal ter wereld is er sprake van age crime curve. Dual taxonomy Model Moffit (1993)
Verschillen twee paden
Life course persistente delinquenten (veelplegers of draaideurcrimineel):
5% zorgt voor ongeveer 50% aan criminaliteit.
Adolescence Limited: 95% zorgt voor ongeveer overige 50% aan criminaliteit.
Verschil in oorzaken:
Persistente delinquenten: combinatie van biologische, psychologische en sociale factoren.
Adolescentie gebonden: voornamelijk sociale factor: onvrede met de onvolwassen status.
Relatie tussen leeftijd en criminaliteit
• De meeste daders zijn tieners.
• Delinquentie neemt sterk toe rond de start van de pubertijd, piekt rond het 17e jaar en neemt
daarna geleidelijk af.
• Ongeveer de helft van alle daders stopt rond het 20e jaar, 85% van alle daders op 28-jarige leeftijd
gestopt (Caspi & Moffit, 1993).
• Bijna alle daders stoppen op een bepaald moment (Sampson & Laub, 1993).
, Adolescentiegebonden: Maturity gap
• Discrepantie tussen biologische volwassenheid en sociale volwassenheid.
• Kan leiden tot frustratie.
• Zoekt risico’s op (stoere delinquenten).
• Gedrag overnemen omdat het functioneel is.
• Tegen einde adolescentie blijkt dat verkeerde keus.
• Resultaat: tijdelijke criminaliteit (age-crime curve).
Persistente delinquenten
Levensstijl wordt versterkt door twee persoonlijkheidskenmerken:
o Sensation seeking -> mate waarin je beloning nodig hebt (dopamine).
o Korte termijn keuzes
‘Walking on the wild side of life’: directe sensatie en hefige prikkels. Geld vandaag verdiend, is morgen
alweer uitgegeven.
Neuropsychologische problemen: genetische factoren, prenatale factoren, complicaties rond geboorte etc.
à groeien vaak op in ongunstige sociale omstandigheden.
Denk aan: drank/drugs tijdens zwangerschap, ontoereikende voeding, weinig aandacht,
harde/inconsequente opvoeding, werkloosheid, laag opleidingsniveau ouders à spanningen.
Biologische en sociale factoren in samenhang oefenen invloed uit gedurende de ontwikkeling van het kind.
Biologische factoren
• Agressie op vroege leeftijd wordt gezien als groot risicofactor voor agressief gedrag op latere
leeftijd.
Delinquenten scoren gemiddeld 8 punten lager op een IQ-test (Moffitt e.a., 1993)
• LVB’er pleegt 1 jaar eerder en 2 keer vaker strafbare feiten (Moukaddim, 2011)
• Neuropsychologische gebreken, zoals het ontwikkelen van een lage(r) IQ, beïnvloeden de
vaardigheid om het eigen gedrag te sturen: executieve functies (vasthouden van aandacht, abstract
redeneren, formuleren van doelen, anticiperen en plannen en self monitoring), daardoor impulsief,
korte termijn perspectief en moeilijk leren.
3. Na Age-Crime curve
5 pathways (Bersani)