Hoorcollegeaantekeningen commerciële contractenrecht
HC 1 – Bijzondere uitleg en de uitleg van commerciële contracten
Inleidende opmerkingen
Typisch voor het commerciële contractenrecht is dat het niet als zodanig geregeld is in het
BW. Er is niet veel dwingend recht en het is (nog) sterk(er) afhankelijk van de feiten.
Professionele partijen staan centraal (de B2B-verhouding). Wanneer we het hebben over een
professionele partij, dan zien we een vloeiende schaal (de bakker op de hoek en Shell zijn
allebei ondernemingen). Ondernemers willen voornamelijk rechtszekerheid en (veelal) een
eigen wijze van geschilbeslechting (arbitrage, Netherlands Commercial Court (NCC)).
Geschilbeslechting behoort niet tot dit vak.
Door de internationale aard van commercie is er invloed van buitenlands recht. Veel
contracten worden in het Engels opgesteld, wat relevant is omdat Engels contractenrecht sterk
de nadruk legt op rechtszekerheid. Dat houdt in dat uit de Anglo-Amerikaanse praktijk
afkomstige begrippen en contractclausules veel in contracten waar Nederlands recht op van
toepassing is voorkomen.
De behoefte aan rechtszekerheid komt voort uit economische risicoverdeling. Twee partijen
in onderhandeling willen voor zichzelf de beste uitgangspositie te bedingen. Geen kans op
winst zonder risico is een gegeven voor ondernemers. De risico’s van onderhandeling of
geschil moeten ingeschat kunnen worden door de ondernemer in onderhandeling. De rechter
is er niet om onwelgevallige ondernemersbesluiten te mitigeren. Daarom moeten de risico’s
van de ondernemer zo goed mogelijk worden afgedekt in het contract (bv door garanties en
vrijwaringen, ontbindende en opschortende voorwaarden, maar ook koopprijsbepalingen in
SPA’s). Het vaststellen van de prijs is namelijk ingewikkeld: hoeveel is een onderneming
waard? Vragen van uitleg daaromtrent zijn dus veel voorkomend.
Er is een zekere invloed van Anglo-Amerikaans recht. Engels contractenrecht is wereldwijd
populair omdat het meer rechtszekerheid zou bieden. Er is geen algemeen leerstuk van
redelijkheid en billijkheid (zowel aanvullend als beperkend); er is een voorkeur voor strikte
grammaticale uitleg; ontbreken van mededelingsplichten; respecteren van contractsbedingen;
ontbinding alleen mogelijk in zeer uitzonderlijke gevallen en er zijn slechts zeer beperkte
mogelijkheden voor wijziging van een contract. Tjittes spreekt in zijn boek van een mythe
(par. 5.1). Het Nederlands recht is ook goed ingericht om de rechtszekerheid te bieden waar
professionele partijen zo naar smachten.
Op het tentamen is het uitgangspunt de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en de
toepasselijkheid van Nederlands recht. Dat wil echter niet zeggen dat door Nederlands recht
beheerste contracten vaak worden opgesteld in het Engels. Soms zijn dit zelfs
standaardcontracten (vaak van multinationals) die wereldwijd worden gehanteerd, met alle
risico’s van dien. De hantering van termen ontleend aan door Engels recht beheerste
contracten kan namelijk leiden tot uitlegvragen, zie Beenders en Meijer, p. 652 m.b.t. term
termination.
Anders dan bij consumentenrecht gaat het bij commerciële contracten om partijen die zichzelf
vaak vooraf al geschikt achten om voor hun eigen positie op te komen. Er is dus in beginsel
geen focus op de bescherming van de ‘zwakkere’ partij. Bij de redelijkheid en billijkheid (art.
6:2/248 BW) kan een verschil in machts- c.q. informatiepositie wel een rol spelen (bv. bij
,uitleg van een commercieel contract). Dat speelt vooral wanneer er minder professionele
partijen bij B2B-contracten partij zijn (en bij personenvennootschapscontracten), zonder
adviseurs. Die kan altijd een rol blijven spelen, vooral als voornoemd verschil erg groot is. Bij
personenvennootschappen staat ook de contractsvrijheid voorop, maar er zijn ook wat regels
van dwingend recht, bv. m.b.t het externe aansprakelijkheidsregime, omdat het de positie
derden raakt.
Uitleg van commerciële contracten
De kernvraag is: wat hebben partijen geprobeerd/bedoeld af te spreken? Beenders en Meijer
spreken van: “vastlegging van de juridische betekenis van de door contracten afgelegde
verklaringen en de daardoor ontstane rechtsgevolgen voor partijen”. Woorden zijn niet altijd
duidelijk. Het uitgangspunt bij uitleg van contracten is de Haviltex-norm: het komt
redelijkerwijs aan op de zin die partijen in de geven omstandigheden over en weer
redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op
hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij spelen
alle omstandigheden van het geval een rol, waaronder:
De bewoordingen van het contract(sbeding): de letterlijke tekst van het beding;
De aard van de overeenkomst;
Het commerciële doel van het contract;
Handelsgebruiken en verkeersopvattingen: in de handelssfeer (market practice);
Hoedanigheid partijen (rechtskennis, gebruik adviseurs);
Uitleg contra proferentem: een partij legt eenzijdig bepalingen die niet duidelijk
genoeg zijn. Die opleggende partij kan niet stellen dat de uitleg anders bedoeld was;
Context desbetreffende bepaling (considerans, structuur contract (kopjes en opbouw,
verhouding), bijzonder beding gaat boven algemeen beding, verhouding tot eerdere
en andere (samenhangende) contracten);
Wijze van totstandkoming (voorbeeldcasus);
Aannemelijkheid van de rechtsgevolgen van de ene of andere uitleg (“het is volstrekt
onaannemelijk dat je het beding op manier x zou moeten uitleggen, want daar volgt
iets atypisch uit”);
Ernst van de gevolgen (enkel uitzonderlijke gevallen);
Gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst (hoe gedragen partijen
zich feitelijk ten opzichte van wat op papier staat?)
Haviltex houdt in dat je niet enkel naar de taalkundige tekst kijkt. We moeten de (subjectieve)
partijbedoeling vooropstellen. Wat hebben partijen bedoeld (wat eventueel niet is neergedaald
in de tekst van de overeenkomst)? Daar is bij commerciële contracten niet altijd ruimte voor;
waarom hebben zij anders zo gedetailleerd gecontracteerd? Lukt het niet om de subjectieve
partijbedoeling vast te stellen, dan komt een meer objectieve uitleg aan de orde: hoe behoorde
partijen de bepaling op te vatten? Soms is die meer objectieve uitleg (lees: taalkundige uitleg)
aangewezen.
Als het contract ook betekenis heeft voor (veel/onbepaalbare groep) derden, die niet
betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het contract (CAO-norm) (geldt ook voor
statuten vennootschap, niet voor aandeelhoudersovereenkomst). De arresten die hierbij horen
zijn ME/Pont Meyer en Ludiform/Mexx: gedetailleerde commerciële contracten, gesloten
tussen professionele partijen met juridisch adviseurs en waar uitvoerig over is onderhandeld.
In Ludiform/Mexx was vooral van belang dat er sprake was van een entire agreement clause.
Valerbosch: ook andere omstandigheden dan bovenstaande uit ME/Pontmeyer en
Ludiform/Mexx kunnen een voorshands taalkundige uitleg rechtvaardigen.
, HR Meyer Europe/Pont Meyer
ME heeft een vrijwaring t.a.v. de belastingschuld van Pont Meyer betaald. Daar wil ME
onderuit. ME beroept zich er bij de rechtbank op dat art. 8 de partijbedoelingen niet
weergeeft. Daardoor ligt de bewijslast bij ME. In hoger beroep stelt ME dat ze regres neemt
op Pont Meyer, waardoor de bewijslast op Pont Meyer ligt. Het Hof (en ook de HR) neemt
voorshands taalkundige uitleg aan, waardoor ME alsnog tegenbewijs moet geven. Daarin
slaagt ME niet. ‘Uitlegrecht’ is dus heel erg verknoopt met bewijsrecht/procesrecht.
Voorwerp van uitleg: Clause 8 SPA (vrijwaring/idemnity voor door PontMeyer verschuldigde
Vpb). Meer specifiek gaat het om de volgende uitzondering: “to the extent not paid prior to
the Economic Transfer Date or included in the provision in the Interim Accounts for
corporate income tax covering the period as of April 1, 1998 up to and including the
Economic Transfer Date”. Het gaat om een voorziening/provision (balanspost met als doel
het voldoen van een bepaalde transactie waarvan je weet dat hij komt, maar niet hoe groot het
gaat zijn). Of en wanneer een voorziening wordt opgenomen is van belang voor de koopprijs
van de aandelen. De voorziening moet namelijk van de winst worden afgehaald volgens de
EBITDA-methode.
Het geschil gaat dus om de betekenis van ‘as of’: betekent dit ‘per’ of ‘vanaf’? Zie r.o. 9.1
arrest Hof voor de omstandigheden die ME heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar
stelling dat met “as of” is bedoeld: “per”. Het Hof heeft gekozen voor uitleg als: “vanaf”, op
basis van voorshands taalkundige uitleg en oordeelt dat ME niet is geslaagd in tegenbewijs,
zie r.o. 9.5 en 9.6 arrest Hof. ME gaat in cassatie, zie voor korte weergave van de klachten r.o.
3.3.2 arrest HR, de A-G concludeert tot cassatie, zie m.n. r.o. 5.15 – 5.20 en de HR gaat
contrair, zie r.o. 3.4.3.
HR oordeelt dat, gelet op de aard transactie (het gaat in casu om een SPA, in het Engels
opgesteld conform market practice), omvang en gedetailleerdheid contract, wijze van
totstandkoming (verschillende versies die voor de totstandkoming rond zijn gegaan) en in het
bijzonder de entire agreement clause. Het Hof mocht voorshands mocht uitgaan van de meest
voor de hand liggende taalkundige uitleg (met de mogelijkheid van tegenbewijs). De rechter
moet dus de andere partij in de gelegenheid stellen voldoende aannemelijk te maken dat de
voorshands taalkundige uitleg niet de aangewezen uitlegmethode is. Lennarts merkt hierover
op dat je voorzichtig moet zijn met het toekennen van zwaar gewicht aan de entire agreement
clause (zo blijkt ook uit Lundiform/Mexx).
HR Lundiform/Mexx
Het geschil gaat om uitleg overeenkomst tot afname van goederen tussen Lundiform en
Mexx. Lundiform had een beding afgedwongen dat er een minimumhoeveelheid van hun
producten moest worden afgenomen. Lundiform vordert nakoming van een afnamegarantie.
Mexx verweert zich met een beroep op de tekst van de overeenkomst (m.n. art. 3). Het geschil
gaat dus om de uitleg van art. 3 van de overeenkomst. Het gaat om een B2B-contract met een
entire agreement clause en een non oral modification clause, maar:
Niet omvangrijk en gedetailleerd (en door beide partijen vormgegeven), maar
modelcontract, opgelegd door de juridische afdeling van Mexx;
Er is niet uitvoerig onderhandeld over de tekst van de overeenkomst (dus ook niet over
de EAC en de NOM);
, Er is al uitvoering gegeven aan de overeenkomst voordat deze is getekend, op een
wijze die afwijkt van wat in de overeenkomst staat (niet tegenstaande de NOM, want
het gaat hier om een boiler plate-contract (een modelcontract dat opgelegd is));
Lundiform heeft contract onder tijdsdruk ondertekend, zonder bijstand juridisch
adviseur.
De EAC wordt opgenomen om invloed van andere concepten/interpretaties voor het sluiten
van de overeenkomst uit te sluiten. De NOM wordt opgenomen om mondelinge aanpassing
achteraf onmogelijk te maken.
Het Hof gaf Mexx gelijk met vooropstelling taalkundige uitleg en heeft bewijsaanbod
Lundiform gepasseerd: zie voor belangrijkste overweging Hof: r.o. 3.4.2 arrest HR. De HR
casseert omdat niet duidelijk is dat het Hof de stellingen van Lundiform omtrent de
partijbedoelingen in zijn oordeel heeft betrokken. Hierdoor heeft het Hof ofwel blijk gegeven
van een onjuiste rechtsopvatting (door zonder meer de tekst van de overeenkomst voorop te
stellen); ofwel zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd (door niet uit te leggen waarom de
stelling van Lundiform geen gewicht in de schaal leggen) (r.o. 3.4.3). Het Hof had het
bewijsaanbod van Lundiform dus niet mogen passeren (r.o. 3.4.4.)!
Het verschil met ME/Pont Meyer is dat uit Lundiform/Mexx extra blijkt hoe belangrijk de
omstandigheden van het geval zijn. In Lundiform/Mexx zijn partijen de overeenkomst anders
gaan uitvoeren dan schriftelijk was vastgelegd en dat het contract onder tijdsdruk is getekend
dat was hier doorslaggevender dan het feit dat er een EAC was opgenomen. De HR overweegt
dat de EAC niet automatisch meebrengt dat daardoor de uitleg van het beding wordt gevestigd
op de taalkundige uitleg. Het bakent ‘enkel’ de inhoud van de overeenkomst af. Voor hoe dat
uitgelegd moet worden zijn alle omstandigheden van het geval van belang.
Met het casseren van de overweging m.b.t. de door het Hof gevolgde uitlegmethode sneuvelt
ook het oordeel van het Hof over de gebondenheid van partijen aan de EAC (r.o. 3.5.2). Ten
overvloede overweegt de HR dat de EAC in art. 9.1 overeenkomst niet zonder meer
verhindert dat eerder gedane toezeggingen van belang kunnen zijn voor de uitleg van de
overeenkomst (r.o. 3.5.2 en 3.5.3). N.B.: in casu stond de EAC in het modelcontract (dat
Lundiform onder tijdsdruk heeft getekend), er is niet over onderhandeld.
HR Valerbosch
Koopovereenkomst m.b.t. monumentaal 17e eeuws pand in Amsterdam tussen twee
professionele partijen voor koopprijs van EUR 3,5 miljoen. Het is aannemelijk dat het pand is
gebouwd op palen, die rotten bij droogstand. In het koopcontract is een garantie opgenomen
dat het pand opnieuw is onderheid op ‘…’. Het geschil betreft deze garantie dat het pand
opnieuw volledig zou zijn onderheid met palen. De datum waarop dit zou zijn gebeurd is niet
ingevuld in het door partijen getekende contract, namens verkoper is ‘PM’ ingevuld op de
puntjes (pro memori). Na levering blijkt pand niet opnieuw te zijn onderheid, kosten
funderingsherstel begroot op zo’n EUR 260.000. Koper vordert schadevergoeding o.g.v. de
schending van de contractuele garantie. Het Hof heeft de vordering toegewezen op basis van
voorshands taalkundige uitleg (en na niet slagen van tegenbewijs door de verkoper). Verkoper
gaat in cassatie, zie voor de klacht r.o. 3.2.2 HR.
De HR stelt dat de rechter bij uitleg van een overeenkomst tot het voorlopig oordeel kan
komen dat een contractsbepaling voorshands taalkundig moet worden uitgelegd. Daarvoor is
niet nodig dat: partijen over de tekst van de bepaling hebben onderhandeld; bij de