MC_Alle hoorcolleges
Hoorcollege 1
Inleiding Media & Communicatie, introductie cursus
Leerdoel 1 is kern van de constitutive model of communication beschrijven hoe concepten zoals
identiteit, relaties, cultuur en organisaties ontstaan door te communiceren.
Transmissiemodel van Communicatie
Zender Boodschap Ontvanger
Hiervoor heb je een kanaal/medium nodig, en kan er ruis zijn.
Duck & McMahan: Constitutive Model of communication
Communicatie als actie
o Zender stuurt boodschap naar ontvanger
Communicatie als interactie
o Zender stuurt boodschap naar ontvanger, ontvanger stuurt boodschap terug
(waardoor de ontvanger zender wordt, en de zender ontvanger)
Communicatie als transactie
o Door het uitwisselen van boodschappen, wordt iets geconstrueerd dat er eerst niet
was
Communicatie bepaalt of je een bepaalde relatie hebt met een persoon of niet. Communicatie brengt
een relatie tot stand, dat is het idee van constitutive model of communication.
Door te stoppen met communiceren kan de relatie in feite verdwijnen.
Verschil kennis en vriend
Intensiteit van het contact
Frequentie van het contact
Inhoud van het contact
Constitutive model: communicatie creëert relaties
Communicatie bepaalt of je alleen weet wie iemand is, of het een kennis van je is, of een
vriend
De inhoud, vorm, duur en intensiteit van communicatie construeren de aard van relatie
En we zullen zien dat communicatie op een vergelijkbare manier identiteit, cultuur,
organisaties kan creëren.
Inleiding Media & communicatie
1
,MC_Alle hoorcolleges
Media als middel om te communiceren
Media als bron van informatie
Media: Waarom kies je voor een bepaald medium? Wat biedt elk medium? affordances.
Hoorcollege 2
H.1 Duck en McMahan – concepten; Joris Luyendijk
Joris Luyendijk, bekend van het boek ‘Het zijn net mensen’ (toen was hij als journalist in het Midden
Oosten).
Fragment 1
Het Heilige Land was een nieuwe wereld, en ik nam mij voor om extra op mijn tellen te
passen en altijd onpartijdig te zijn — wetend hoezeer in Nederland werd meegeleefd, hoe
graag de strijdende partijen de media wilden manipuleren, en hoe kwetsbaar met name
tv daarvoor was.
Maar kon dat eigenlijk wel, onpartijdig zijn? Vooraf had ik me geen zorgen gemaakt,
want zei het grootste Amerikaanse nieuwsstation Fox News niet 'we report you decide'?
Prees Al‐Jazira zijn methode niet aan als 'de ene mening en de andere' en beloofde mijn
eigen nrc geen 'strenge scheiding van feit en opinie'? Dat was toch de essentie van
kwaliteitsjournalistiek? De feiten weergeven zoals ze zijn en bij opinies hoor en
wederhoor toepassen. Zo kon je een objectief beeld geven van conflicten. Dacht ik.
Maar al snel sloeg de twijfel toe, en die zou in de jaren daarop alleen maar groter
worden. Het begon al met de woorden die ik moest kiezen. In de Arabische wereld had ik
al te maken gehad met partijdige taal: moslims die hun politieke overtuigingen baseren
op hun geloof zijn 'fundamentalisten', een Amerikaanse presidentskandidaat die zo met
zijn religie omgaat, heet in de meeste westerse media 'evangelistisch' of 'diep gelovig'.
Wint deze Amerikaan de verkiezingen, dan zegt bijna niemand dat het christendom
'oprukt', maar als moslims die hun politieke inspiratie uit de Koran halen hun zin krijgen,
schrijft menige westerse commentator dat 'de islam in opmars' is. Raakt een Arabische
leider in conflict met een westerse regering, dan is hij 'anti ‐westers'. Westerse regeringen
zijn nooit 'anti‐Arabisch'.
In Cairo had ik heel wat voorbeelden verzameld, en in het Heilige Land groeide die lijst
snel: Hamas is 'anti‐Israëlisch', joodse kolonisten niet 'anti ‐Palestijns'. Palestijnen die
geweld gebruiken tegen Israëlische burgers zijn 'terroristen', Israëliërs die geweld
gebruiken tegen Palestijnse burgers 'haviken' of 'hardliners'. Israëlische politici die een
geweldloze oplossing zoeken zijn 'duiven', hun Palestijnse tegenvoeters 'gematigd' —
implicerend dat alle Palestijnen fanatiekelingen zijn. Je zag de twee maten het best als je
het omdraaide: 'De gematigde jood Shimon Peres heeft met zijn anti ‐islamitische
toespraak grote onrust gezaaid bij Palestijnse duiven.'
Zo kon je partijdig zijn, puur door op vergelijkbare zaken bij het ene kamp een ander
etiket te plakken dan bij het andere kamp. Maar in het Heilige Land bleef het niet bij zulk
'asymmetrisch woordgebruik'. (…) Egypte heet voor iedereen gewoon Egypte. Maar
'Israël' werd ook de 'zionistische entiteit' en 'bezet Palestina' genoemd. Waren het de
'bezette' of 'betwiste' of 'bevrijde' gebieden, of toch de Westelijke Jordaanoever of Judea
en Samaria of de Palestijnse gebieden? Lagen daar joodse dorpen, joodse nederzettingen
2
,MC_Alle hoorcolleges
of illegale joodse nederzettingen? Moest ik het hebben over joden, zionisten of Israëliërs?
Niet alle zionisten zijn joods, niet alle joden zijn Israëlisch en niet alle Israëliërs zijn
joods. Waren het Arabieren, Palestijnen of moslims? Niet alle Arabieren zijn Palestijns,
niet alle Palestijnen zijn moslim en niet alle moslims zijn Palestijns.
Dat was in het Heilige Land — om die term dus maar te gebruiken — het eerste probleem
als je onpartijdig wilde zijn: er waren geen onpartijdige woorden. En alle termen naast
elkaar zetten kon natuurlijk niet: 'Vandaag zijn in Ramallah op de bezette oftewel
betwiste oftewel bevrijde Westelijke Jordaanoever oftewel Samaria twee Palestijnen
oftewel moslims oftewel Arabische nieuwkomers oftewel terroristen oftewel
vrijheidsstrijders gedood oftewel afgeslacht door Israëlische soldaten oftewel het
Israëlische verdedigingsleger oftewel de zionistische bezettingstroepen… '
Bovenstaande komt uit het boek van Joris Luyendijk. Van welke concepten uit Hoofdstuk 1 van Duck
& McMahan vormt dit fragment een illustratie? Voer één woord per keer in.
Presentation/Representation (was grootste antwoord in Wooclap)
NRC adverteerde met de slogan: een strenge scheiding tussen feit en opinie. Welke van de
onderstaande beweringen klopt? Er kunnen er meerdere correct zijn.
1. Feiten = presentatie
2. Feiten = representatie
3. Opinie = representatie
4. Opinie = representatie
Antwoord 2 en 3
Is representatie zonder presentatie mogelijk volgens Luyendijk?
Nee. In laatste alinea beschrijft hij dat je woorden nodig hebt om gebeurtenissen te
beschrijven, en dat er in elk woord een partijdigheid/mening/waardeoordeel in zit. In
bepaalde omstandigheden, zoals hier in dit artikel, is het niet mogelijk om gebeurtenissen
representatief te beschrijven.
H.1 Duck en McMahan – concepten: Mieters!
Betekenis van Mieters is in de loop der jaren veranderd.
Van welk concept uit hoofdstuk 1 van Duck & McMahan is de betekenisverandering een voorbeeld?
Social construction
Mensen stapten zwijgend bus in, buschauffeur reed een keer niet weg maar riep door de microfoon
dat er iets ernstigs gebeurd was omdat ze niet gegroet hadden. Volgens auteur gaat het delen van
een betekenis dan in de vorm van een groet. Gaat dit voorbeeld van Paul van Tongeren (Denker des
Vaderlands) over:
1. Communicatie als actie
2. Communicatie als interactie
3. Communicatie als transactie
Buschauffeur stopt de bus en zegt iets. Die handeling is communicatie als actie.
Die mensen groeten niet, dus er is geen interactie, maar buschauffeur wil wel graag
interactie dus is het als een ware een vraag om interactie
3
, MC_Alle hoorcolleges
De buschauffeur probeert ze schaamte aan te praten door te zeggen wat jullie doen is niet
oke. Door te groeten creëer je een onderling begrip dat we allemaal mensen zijn, die
ervaring delen en erkennen we door te groeten. Dat delen van een betekenis door te groeten
is een transactie (is hc docent het meer mee eens als antwoord op de vraag).
Samenvatting van den Broeck et al. (2009) – Fragment 2
3 Psychologische basisbehoeften: de motor van optimaal functioneren
(1) De ZDT beschouwt de bevrediging van de aangeboren psychologische basisbehoeften
aan autonomie (‘autonomy’), verbondenheid (‘belongingness’) en competentie
(‘competence’) als cruciale voedingsstoffen voor persoonlijke ontwikkeling en
optimaal functioneren (Deci & Ryan, 2000; Reeve, 2005).
(2) De behoefte aan relationele verbondenheid wordt gedefinieerd als de wens om positieve relaties
op te bouwen met anderen, zich geliefd en verzorgd te voelen en zelf voor anderen te zorgen
(Baumeister & Leary, 1995; Deci & Ryan, 2000). Werknemers kunnen zich verbonden voelen wanneer
ze deel uitmaken van een hecht team en hun persoonlijke gevoelens en gedachten kunnen delen met
collega’s. Het belang van sociale relaties wordt in de A&G-psychologie al lang erkend. Jahoda (1982)
bijvoorbeeld, beschouwde sociale contacten als een belangrijke latente functie van arbeid. Verder
wordt er binnen de A&G-psychologie ook aandacht geschonken aan concepten als eenzaamheid op
het werk (bijv. Wright, Burt & Strongman, 2006), sociale steun (bijv. Viswesvaran, Sanchez & Fisher,
1999) en teamwerk (bijv. LePine, Piccolo, Jackson, Mathieu & Saul, 2008). In het algemeen staat de
behoefte aan sociaal contact hierbij centraal. De ZDT gaat een stapje verder en benadrukt dat
dergelijk sociaal contact betekenisvol en diepgaand moet zijn, opdat werknemers zich echt verbonden
zouden voelen (Reis, Sheldon, Gable, Roscoe & Ryan, 2000).
(3) De behoefte aan competentie is de wens om doeltreffend met de omgeving om te gaan (Deci &
Ryan, 2000; White, 1959). Mensen willen hun omgeving exploreren, begrijpen en beheersen. Het
gevoel van competentie helpt werknemers zich te ontwikkelen en verhoogt hun capaciteit om zich
flexibel aan te passen aan veranderende omgevingen. Vele A&G-perspectieven beklemtonen dat het
belangrijk is dat werknemers zich bekwaam voelen. De Expectancy-Value Theories en SelfEfficacy
Theory (Bandura, 1997), bijvoorbeeld, beschouwen de subjectieve verwachting om taken succesvol
uit te kunnen voeren als een belangrijke motivator. Deze theorieën leggen hierbij de nadruk op de
aangeleerde verwachtingen om een specifieke taak tot een goed einde te brengen. In de ZDT verwijst
competentie naar een aangeboren behoefte. Wie zich competent voelt, zal daarom niet alleen met
meer zelfvertrouwen zijn werk aanpakken, maar ook beter in zijn vel zitten (Deci & Ryan, 2000;
White, 1959). ZDT’s competentie-behoefte sluit daarmee aan bij de perceptie van persoonlijke
effectiviteit zoals omschreven in de Goal-Setting Theory. Ook deze laatste theorie schenkt immers
aandacht aan het gevoel effectief te zijn, dat ontstaat nadat men een doel bereikt heeft. Net zoals in
de ZDT, beantwoordt dit gevoel volgens de Goal-Setting Theory aan een universele psychologische
behoefte en leidt het tot meer welzijn (Latham & Locke, 2006).
(4) De behoefte aan autonomie, tot slot, verwijst naar de wens om psychologisch vrij te kunnen
handelen en niet onder druk te staan (DeCharms, 1968; Deci, 1971). Het concept autonomie kent een
lange geschiedenis binnen de A&G-psychologie. ‘Zelf kunnen beslissen’ staat hierbij doorgaans
centraal. Karasek (1979) definieerde autonomie bijvoorbeeld in termen van beslissingsruimte en
4