Samenvatting Nederlands recht
Hoofstuk 1 terreinverkenning
Recht heeft een aantal functies:
1. Normatieve functie – Er zijn gedragsregels waarvan iedereen in de samenleving vindt dat ze
moeten worden nageleefd en opgevolgd. Die gedragsregels (normen) vinden we in moreel
opzicht zo belangrijk, dat we ze schriftelijk vastleggen met een straf als zij worden
overtreden. Deze normen behoren niet alleen tot de moraal, maar zijn daarnaast ook
rechtsnormen.
2. Geschiloplossende functie - Als je het recht in eigen handen neemt (bijv iemand vermoord
m’n zus ik vermoord diegene zijn zus), noemen we dat eigenrichting. Dit is hier verboden
want wij hebben een rechterlijke macht die bij uitsluiting oordeelt of iemand moet worden
gestraft en zo ja, op welke wijze en met behulp van welke procedure.
3. Additionele functie – Als partijen vergeten zijn op een bepaald punt afspraken te maken,
geeft het recht aan welke regel geldt. (bijv. je koopt auto maar hebt afgesproken dat je
betaald over 2 maanden en in die 2 maanden rij jij schade, dan moet jij alsnog het bedrag
betalen dat jij zou betalen.
4. Instrumentele functie – de wetgever hakt op tal van onderwerpen de knoop door: zo doen
wij het en niet anders. (bijv. dat wij hier in NL aan de rechterkant van de weg rijden).
Rechtsbronnen – Waar kunnen we recht vinden? Het Nederlandse recht kent vier rechtsbronnen:
1. De wet
2. Het verdrag
3. De jurisprudentie
4. De gewoonte
Als eerst zijn er wetten op het terrein van privaatrecht (civiele recht of burgerlijk recht). Dit bestaat
uit het personen- en familierecht en het vermogensrecht.
Personen en familierecht – regelt zaken als geboorte, huwelijk, geregistreerd partnerschap,
echtscheiding, adoptie, ondercuratelestelling en de regeling van het vermogen tussen echtgenoten.
Binnen het vermogensrecht, vallen alle op geld waardeerbare handelingen tussen burgers onderling
waaraan juridische gevolgen verbonden zijn. Ook kun je denken aan talloze ongevallen en
ongelukken die dagelijks plaatsvinden. Beide, personen- en familierecht en vermogensrecht kan je
vinden in het Burgerlijk Wetboek. Er zijn 9 boeken. Deze negen boeken zijn de volgende:
1. Personen- en familierecht
2. Rechtspersonen
3. Vermogensrecht in het algemeen
4. Erfrecht
5. Zakelijke rechten
6. Algemeen gedeelte van het verbintenisrecht
7. Bijzondere overeenkomsten
8. Verkeersmiddelen en vervoer
9. Wetgever was van plan boek 9 in te voeren die zou dan gaan over de rechten op
voortbrengselen van de geest zoals auteursrecht en octrooirecht. Dit boek wordt niet
ingevoerd omdat op dit rechtsgebied steeds meer internationale afspraken worden gemaakt.
10. Internationaal privaatrecht.
,Privaatrecht bestaat niet alleen uit personen- en familierecht en vermogensrecht, maar kent ook
ondernemingsrecht. Dit regelt alles wat ondernemingen en bedrijven betreft.
Een beslissing aan de rechter vragen naar aanleiding van een tussen twee personen gerezen conflict,
noemen we procederen. De regels die op het voeren van juridische procedures op het terrein van
privaatrecht van toepassing zijn, worden tot het burgerlijk procesrecht gerekend en zijn voor een
groot deel in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan te treffen. Het privaatrecht
omvat in totaal dus:
1. Personen- en familierecht
2. Vermogensrecht
3. Ondernemingsrecht
4. Burgerlijk procesrecht
Naast wetten op het terrein privaatrecht kennen we wetten op het terrein van strafrecht.
Kenmerkend hierbij is dat de staat door middel van het OM actief optreedt om sancties (boete,
gevangenis etc.) te eisen bij overtreding van de normen. Bij strafrecht bezit de staat een
monopolypositie. Hierdoor wordt eigenrichting voorkomen.
Wetten treft men ook aan op het terrein dat wordt samengevat onder de naam staatsrecht – regelt
de wijze waarop de Nederlandse overheid wordt vormgegeven en de invloed die de burgers daarop
kunnen uitoefenen. Hieronder vallen de eerste en tweede kamer, de regering, de verkiezingen en de
totstandkoming van de wetten. Een zeer belangrijke wet op dit gebied is de grondwet, waarin de
basisregels van ons staatsbestel (een democratische rechtsstaat) staan. De wetten die op grond van
een dergelijke grondwettelijke opdracht tot stand komen, noemen we organieke wetten.
Voorbeelden hiervan zijn de Wet op de Raad van State, de Kieswet en de Wet op de rechterlijke
organisatie.
Voor het bestuursrecht is de ‘kernwet’ de Algemene wet Bestuursrecht (Awb). De Awb wordt ook
wel genoemd als voorbeeld van ‘aanbouwwetgeving’. De wet wordt in delen (tranches) ingevoerd en
uitgewerkt. Vier tranches zijn inmiddels in werking getreden. Het bestuursrecht heeft betrekking op
de mogelijkheden die de overheid/wetgever heeft om regulerend op te treden ten aanzien van de
maatschappij. Eerst had de overheid namelijk zich afzijdig gehouden van wat er binnen de
samenleving speelde. Na 1945 is dit erg veranderd en kwamen er steeds meer regels. Als de overheid
zich meer terugtrekt, spreken we van privatisering en deregulering.
Strafrecht, staatsrecht en bestuursrecht bevinden zich op het terrein van publiekrecht. Het
procesrecht dat aan deze rechtsgebieden verbonden is (regels als de rechter in beeld komt), hoort
ook bij publiekrecht.
Korte overzicht:
Privaatrecht = personen- en familierecht, vermogensrecht en ondernemingsrecht. Het burgerlijk
recht, het burgerlijk procesrecht en het ondernemingsrecht.
Publiekrecht = strafrecht, staatsrecht en bestuursrecht.
Wetgever op centraal niveau is voornamelijk de nationale wetgever. Deze is samengesteld uit de
regering en de Staten-Generaal (die uit 1e en 2e kamer bestaan). Wetten van de nationale wetgever
vormen tezamen de hiervoor genoemde regelgeving uit Den Haag (Binnenhof).
, Decentrale wetgevers treffen we onder meer aan op provinciaal en gemeentelijk niveau. De regels
die zij uitvaardigen worden geen wetten genoemd, maar verordening.
Provinciaal niveau - Provinciale Staten bevoegd verordeningen voor hun provincie tot stand te
brengen.
Gemeentelijk niveau – Gemeenteraad bevoegd om voor gemeente regels te maken.
Naast centrale en decentrale wetgevers zijn er ook andere instanties in Nederland bevoegd om
regels uit te vaardigen. Denk bijv. aan de Sociaal-Economische Raad (SER) en de waterschappen.
Rangorde tussen wetgevende organen:
1. Hogere regels gaan boven lagere regels – Als gemeente in strijd is met provinciale gegevens,
zal de rechter de provinciale verordening toepassen.
2. Bijzondere regels gaan boven algemene regels – Wanneer een bepaling in bijv. de regeling
over de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van lastgeving niet in overeenstemming
is met een bepaling uit de boeken 3, 5 of 6 BW, dan gaat de eerste wettelijke bepaling boven
de tweede.
3. Jongere regels gaan boven oud – als twee wetten van gelijk niveau met elkaar in strijd zijn,
zal de rechter de meest recente wet toepassen. Als een oude regel van een provinciaal
niveau in strijd is met een jonge regel van gemeentelijk niveau, dan kiest de rechter wel voor
de oude regel van provinciaal niveau. De eerste regel (hogere regels gaan boven lagere
regels) is belangrijker dan de twee andere regels.
Bij wetten kun je onderscheid maken tussen een wet in formele zin en een wit in materiele zin.
Wet in formele zin – een wet die tot stand is gekomen door regering en Staten-Generaal gezamenlijk
(de nationale wetgeving)
Wet in materiele zin – Iedere regeling van een wetgever die geschreven is voor een onbepaalde tijd
en dus niet bij naam genoemde personen. Als Provinciale staten of gemeenteraad besluiten nemen
die op alle inwoners van de betreffende provincie of gemeente betrekking hebben, zijn dit wetten in
materiele zin.
Een groot aantal wetten is én wet in formele zin én wet in materiele zin, want de wetten die
door regering en Staten-Generaal worden uitgevaardigd, zijn meestal tot niet bij name
genoemde mensen gericht.
Sommige wetten zijn wél wet in formele zin, maar geen wet in materiele zin, want wetten
afkomstig van de centrale wetgever richten zich soms tot bij name genoemde mensen of
concreet gemaakte onderwerpen.
Een groot aantal wetten is geen wet in formele zin maar wél een wet in materiele zin, want
veel wetten op provinciaal en gemeentelijk niveau richten tor een onbepaald aantal mensen.
Een besluit niet afkomstig van regering en Staten-Generaal en niet gericht tot een onbepaald
aantal mensen is noch een wet in formele zin noch een wet in materiele zin. Bijv. het
verstrekken van een vergunning aan de eigenaar van een stuk grond om daarop een huis te
bouwen.
Niet alleen in wetten bevindt zich recht, ook verdragen bevatten rechtsregels.
Verdrag – Afspraak, overeenkomst, gesloten door twee of meer staten.
Bilateraal verdrag - Verdrag tussen twee landen.