Hoorcollege 1 Migratie en lokalisering
Romeinen en ‘barbarberen’
- Niet-Grieken/Niet-Romeinen: mensen die een ‘brabbeltaal’ spreken → mensen
buiten de grenzen van het rijk → maar barbaren is eigenlijk een term die we moeten
vermijden
- Bijvoorbeeld: Germanen, Kelten en Slaven moeten we niet barbaars noemen, want
we kunnen ze niet onder één cultureel blok plaatsen
- Schrift en beeldvorming
Barbaarse groepen, wat waren dit voor groepen
- Variatie in etniciteit, religie, taal en cultuur
- Duidelijke ‘identiteit markeringen’, maar welke? Bijvoorbeeld dus haar (Suebenknot)
- Flexibele samenstelling: groepen vormen rond succesvolle leiders en families:
desintegreren ook weer snel geregeld als een belangrijke leider stierf
- Flexibele identiteiten (vermeende) etniciteit, tradities en familiebanden als manier om
een groepsidentiteit te duiden → bijvoorbeeld het ‘Sueben-knotje’
- Door gebrek aan betrouwbare bronnen in het moeilijk om deze mensen te
achterhalen
Culturele wisselwerking
Codex Theodosianus (399-416) → hierin staat dat mensen geen broeken of schoenen zich
mogen toe eigenen, en deze ook niet mogen dragen. Ook mogen mensen geen kleding van
dierenhuid dragen of lang haar hebben → voorbeeld dat de barbaarse identiteit was
verspreid naar Rome, en dat Romeinse overheden dit niet accepteerden
- Ook barbarisering onder deze ‘barbaarse’ groepen → andere volkeren nemen
culturele eigenschappen (zoals namen, leger, kleding stijl) vd barbaarse volkeren
over
Migratiegolven 4e-6e eeuw
- Met en zonder Romeinse instemming (Romeinse keizers lieten volkeren binnen als
buffer of legeraanvulling) / (Romeinse rijk aantrekkelijk omdat ze rijk waren, dit was
een motivatie voor deze migratie)
- Sedentaire en nomadische samenleving
- Grote migratiegolven en geleidelijke migratie en acculturatie
- Drie grote golven:
- Laat 4e,5e eeuw: Hunnen, Visisgoten, Ostrogoten, Vandalen, Alanen,
Sueben, Bourgondiërs
- Midden 5e eeuw: Alemannen, Franken, Beieren, Angelen, Saksen
- Midden 6e eeuw: Avaren Lombarden
Lokalisering/involutie
- Definitie: Een politiek en economisch proces dat de schaal van de transregionale
relaties tussen de provincies van het voormalige Romeinse Rijk inperkten
- Aantal centrale ontwikkelingen:
- Verschuiving van politieke/administratieve centra van o.a. Rome/Ravenna
naar bisschopssteden, landgoederen en kloosters
, - Platteland belangrijker t.o.v. stad; landbezit wordt belangrijke basis van macht
en rijkdom van de elites
- Persoonlijke loyaliteitsbanden cruciaal voor bestuur koninkrijken
Nieuw centra gaan zich ontwikkelen:
- Landgoederen/hoven → in handen van elite
- Kloosters → religieus centrum
- Bisschopssteden → namen veel bestuurlijke functies over van Romeinen
Land en loyaliteit als machtsbasis
- Landbezit en landexploitatie → belangrijke bron van macht van elite
- Slaven, horigen (serfs) en vrije boeren → horigen (=onvrije boeren, bewerkte land in
ruil voor bescherming)
- Gefolgschaften en politiek-militaire loyaliteitsbanden
- Gift-exchange (een dienst in ruil voor een andere dienst)
- Beperkte reikwijdte koningschap
Veel lokale uitwisseling van goederen en handelsstromen in Europa rond de Noordzee en
Oostzee → handelssteden komen op als basis van handelssysteem
Conclusies:
Continuïteit:
- Drie culturele ‘erfenissen’ uit de Late Oudheid: Grieks-Romeins, niet
Romeins/barbaars en Christelijk
- Romeinse infrastructuur: steden, landgoederen, diocesen, bisdommen
Verandering:
- Lokalisering/involutie
- Belang platteland en krimp steden
- Veranderende machtsstructuur: land en loyaliteit
- Veranderende economie en handelsstromen
Hoorcollege 2: Missie en bekering → Het Vroege
Christendom
Vroege Middeleeuwen:
Culturele tradities:
- Grieks-Romeins traditie
- ‘Barbaarse’ traditie
- Christelijke traditie
Erfgenamen van het Romeinse Rijk (nadat het uit elkaar gevallen was)
- Westers Christendom
- Byzantijns Christendom
- Islamitische wereld
Vroeg Christendom → Mysterieculten
→ Kennis en band met bovennatuurlijke → daar bouwde ze succes mee op
→ Exclusiviteit en inclusiviteit
,→ Initiatierituelen, je was niet zomaar lid
→ Vrijwilligheid, je moest zelf die persoonlijke keuze maken om je aan te sluiten
→ Mysterieculten voor bijvoorbeeld Isis (Egypte) of Mithra (Perzië)
Christendom: verspreiding vanuit Romeins Judea, Jezus van Nazareth, 12 Apostelen
Evangeliën, Joodse sekte
Paulus: een apostel (5-67 na Christen)
- echte naam: Saul van Tarsus
- Hij preekte en reisde rond het Middellandse Zeegebied om Jodendom te verspreiden
- Het Christendom begon open te staan voor Joden en niet-Joden
- Paulus was een van de vroegste christelijke schrijvers → Hij schreef brieven
(epistles) aan geloofsgemeenschappen → oertekst van het Nieuwe Testament
Bekeerlingen en succesfactoren:
→ Mysterieculten waren populair door initiatie en ‘geheime verborgen’ kennis
→ Centraliteit ‘gewone’ mensen, die nu speciale staten binnen het geloof konden verwerven
→ Toegankelijkheid en participatie
- Joden en niet-Joden mochten lid worden (geen Joodse eetregels hoeven te volgen)
- Elite en niet-elites mochten lid worden
→ Romeinse infrastructuur → wat reizen vergemakkelijkte, makkelijker om het te
verspreiden
Christendom in Romeinse en post-Romeinse wereld
→ Het kreeg een steeds meer geaccepteerde positie in het Romeinse Rijk (staatsreligie
onder Theodosius)
→ Diocesen/parochies (continuïteit, want blijven bestaan na val Romeinse Rijk)
→ bisschoppen: belangrijke nieuwe groep binnen stanten Romeinse Rijken (nam de
administratieve rol over)
→ Latijn wordt de taal van het Christendom
→ Veel intellectuele tradities → neoplatonisme
→ Christendom gaat zich uitbreiden buiten het Romeinse Rijk op twee manieren
- Bekering van vorsten → volk volgt (bijvoorbeeld koning Clovis die zijn Frankische
volk bekeerde + koning Reccared I die het Christendom aannemt en de Visigoten
bekeerd + Koning Aethelbert bekeert het Angelsaksische koninkrijk Kent)
- Missionering wordt uitgevoerd om Christendom te verspreiden
- 5e eeuw: Patrick ‘apostel van de Ieren’
- 6e eeuw: Augustinus van Canterbury ‘apostel van de Engelsen’
- 7e eeuw: Willibrord ‘apostel van de Friezen’
- 7e eeuw: Bonifatius ‘apostel van de Duitsers’
- een missie (om geloof te verspreiden) kan je alleen uitvoeren met financiële en
politieke steun → missionering gebeurde met religieuze en politieke doeleinden →
Frankische vorsten gaven veel steun want ze wilde meer gebieden CHristelijk maken
om hun belangen te behartigen
Religieuze verscheidenheid: Christendom en ketterij
- Latijns/Katholiek + Byzantijns/Orthodox (Christendom)
- Arianisme, Monofysieten, Donatisme, Pelagianisme (ketterij)
Arianisme:
, - Conflict tussen lokale bisschop en geestelijke Arius → christelijke wereld raakt
verdeeld
- bisschop was aanhanger van heilige drie-eenheid (god, jezus, heilige geest) Arius
niet eens met drie-eenheid → Jezus was ondergeschikt aan God de Vader
- Concilie van Nicea (discussie over conflict, wat klopt er nu?)
- Ostrogoten, Visigoten, Vandalen, Lombarden, Bourgondiërs aanhangers Arianisme
Donatisme
- Donatius Magnus, bisschop van Carthago (Noord-Afrika)
- Positie tradities (uitleveraard) in de kerk → donatisme heeft kritiek op hoe makkelijk
christenen zich over hebben gegeven aan de christenvervolging
- Augustinus van Hippo (Noord-Afrikaanse bisschop) → schrijver die tegen alle
alternatieve stromingen was van het Christendom, zo ook tegen het Donatisme
Bekering en syncretisme vond plaats:
- syncretisme: samensmelting van verschillende culturen/tradities → Franks casket
- religieus syncretisme: oude godsdiensten + het christendom mengen bijv.
Iers Christendom: (bijzonder, want nooit deel geweest van Romeinse Rijk) + Ierland is
geografisch afgezonderd → eigen soort Christendom ontwikkelt
- insulaire stijl (geometrische versiering die je terugziet) Book of Kells
- Kloosters (centrum geloof) en bisschoppen (vestigen in kloosters)
- pelgrimage-als-missie → als je op missie gaat doe je het niet alleen om het geloof te
verspreiden maar ook voor zielenheil
- Ierse missionarissen gingen op gevaarlijke tochten om het Christendom te
verspreiden
Hoorcollege 3: Byzantium en Islam
Het Byzantijnse Rijk kende een aantal tradities waar het op voortbouwde: Romeins, Grieks
en christelijke traditie
Romeinse erfenis was sterk aanwezig
- vooral het Keizerschap, dat je niet in het Westen terugvindt (Oost-Romeinse keizers
blijven bestaan, in het westelijke deel verdwijnen ze)
- Bureaucratie, wetgeving elementen blijven daar, ook die zijn in het Westen
verdwenen
sterke Griekse taal en cultuur aanwezig:
- Grieks → Oost Romeinse Rijk was al Griekstalig en dit wordt doorgezet in
Byzantijnse Rijk, blijft administratieve en culturele taal (West-Romeinse Rijk spraken
ze latijn)
- Geschriften en kennis → werken van Griekse denkers blijven bewaard hier, en
worden vergeten in het West-Romeinse rijk
Orthodoc christendom: (byzantijns christendom)
- 1054: Oosters Schisma → scheuring tussen oosterse orthodoxe en westerse latijnse
kerk, ze drijven steeds verder uit elkaar → ontstaan van twee Christelijke blokken
Politieke cultuur: (continuïteit met Romeinse Rijk)
- prominent en gecentraliseerd keizerschap → keizerlijk hof neemt centrale rol in het
bestuur in → allerlei kwesties en conflict worden opgelost daar
- keizerlijk hof → ondersteund door een sterk gecentraliseerd bureaucratie