Statistiek P2
Hoofdstuk 1
Statistiek gaat over het analyseren van kwantitatieve gegevens.
Fase 1: De ontwerpfase van onderzoek
Tijdens de ontwerpfase komt de opzet van je onderzoeksproject tot stand, dit in
overleg met een begeleider en eventueel met een opdrachtgever. Een aantal
onderdelen van de ontwerpfase:
- Aanleiding
- Probleemstelling en doelstelling
- Afbakening
- Plan opstellen, met als inhoud:
Aanleiding en probleemstelling
Voorstel tot dataverzamelingsmethode, periode en populatie
Voorstel voor de analyse
Overzicht van te verwachten situaties die mogelijk de
betrouwbaarheid aantasten
Een tijdpad
In een onderzoeklogboek maak je aantekeningen, met daarin korte notities,
gespreksverslagen, keuzemomenten, etc.
Fase 2: Data verzamelen
Allereerst wordt er onderscheid gemaakt tussen kwantitatieve (cijfermatig) en
kwalitatieve (niet-cijfermatig) dataverzameling. Vervolgens wordt de methode
bepaald, enquête, experiment, literatuur, observeren, etc.
Daarna wordt alles meetbaar gemaakt, of te wel, vragen bedacht voor de enquête of
een interview. Dit heet operationaliseren. De begrippenvitaliteit zegt iets over dat
het lastig is om de juiste vraag bij het juiste antwoord te krijgen.
Als laatste wordt de data verzamelt met de volgende beslismomenten:
- Welke populatie heb ik voor ogen?
- Welke steekproef ga ik trekken?
- Hoe ga ik mogelijke deelnemers benaderen?
- Hoe zorg ik ervoor dat ik een zo hoog mogelijke respons krijg?
Kwantitatief of kwalitatief
Wanneer er grote groepen mensen worden ondervraagd en de gegevens
oppervlakkig en niet gevoelig liggen. Dan wordt er vaak voor een kwantitatieve
methode van dataverzameling gekozen. Hiermee hoef je niet de diepte in en kun je
oppervlakkig en snel een mening meten zodat je in korte tijd over veel cijfermatige
gegevens beschikt. De hoofdgroepen van methode zijn:
- Enquête: vragenlijst voor een grote groep.
- Experiment: meten van een effect van een behandeling of test.
(laberatorium =
zuiver experiment, natuurlijke omgeving =
veldexperiment)
, - Secundaire analyse: een heranalyse op kwantitatieve gegevens die al
eerder voor een ander
doel zijn gebruikt.
Wanneer de centrale vraag gaat over achtergronden over bepaalde gebeurtenissen
of gedrag, van een deelnemende persoon. Of je wilt inzicht in de leefgewoonten van
een groep. Of je zoekt een verklaring voor een bepaalde situatie. Dan zal er gekozen
worden voor een kwalitatieve methode. Hierbij zijn de hoofgroepen als volgt:
- Interview: gesprek op hooflijnen met een of meer personen (dan
focusgroep
genoemd) perspectief van deze personen staat voorop.
- Observatie: waarnemen van gedrag van een of meer personen. Dit
kent een aantal
subtypen zoals, directe en indirecte observatie.
- Inhouds- of tekstanalyse: dit kan met archiefonderzoek, secundaire
kwalitatieve analyse van
bestaande literatuur, tekst, etc.
Kwaliteitsaspecten
Bij het ontwerp hoe je rekening met de onderzoekskwaliteit, deze is in 2 onderdelen
te verdelen:
- Betrouwbaarheid, de mate waarin je onderzoek toevallige fouten bevat.
- Validiteit, de mate waarin je onderzoek systematische fouten bevat. Hierin
wordt onderscheid gemaakt in:
Interne validiteit: mate waarin je juiste conclusies kunt trekken.
Externe validiteit: mate waarin je resultaten generaliseerbaar
zijn.
Begripsvaliditeit: de mate waarin je meet wat je wilt meten.
Deze kwaliteitsaspecten zijn gedurende je hele onderzoek zeer belangrijk!
Populatie en steekproef
De populatie is het domein van je onderzoek. De eenheden waarover je een
uitspraak wilt doen (personen, cases, etc.).
Door een steekproef ondervraag je een deel van je populatie, omdat het bijna
onmogelijk is om de gehele populatie te ondervragen. Dan zijn er 2 manieren,
aselect en select. Aselect wil zeggen dat er willekeurige mensen zijn gevraagd voor
het onderzoek en select wil zeggen dat je een groep mensen van je populatie vraagt
voor het onderzoek.
Methode voor een aselecte steekproef zijn:
- Enkelvoudig aselect: simpele steekproef uit alle eenheden in de populatie.
- Stratificatie: de populatie bestaat uit deelpopulaties, uit ieder van deze wordt
een aselecte steekproef getrokken.
- Systematisch met een aselect begin: aselect wordt er iemand uit de populatie
getrokken en vanuit daar iedere 5e of 10e persoon.
- Cluster: in de populatie zijn clusters, er wordt een steekproef van clusters
gedaan.
- Getrapt: een combinatie van meerdere steekproefmethoden, meestal met een
cluster als basis.