Inhoudsopgave
Onderdeel 1: Formeel belastingrecht............................................................................................................. 2
Onderdeel 2: Loonbelasting........................................................................................................................... 9
Onderdeel 3: Omzetbelasting....................................................................................................................... 23
Onderdeel 4: Inkomstenbelasting algemeen & winst....................................................................................39
Algemeen............................................................................................................................................................39
Box 1: belastbare winst uit onderneming...........................................................................................................45
Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning.................................................................................................62
Persoonsgebonden aftrek...................................................................................................................................67
Onderdeel 5: Inkomstenbelasting eigen woning & aanmerkelijk belang........................................................68
Box 1: Belastbare inkomsten uit eigen woning..................................................................................................68
Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang..........................................................................................76
Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen...........................................................................................82
Onderdeel 6: Vennootschapsbelasting......................................................................................................... 83
Onderdeel 7: Erfbelasting & internationaal belastingrecht............................................................................94
Schenk- en erfbelasting......................................................................................................................................94
Internationaal belastingrecht.............................................................................................................................97
,Aantekeningen belastingrecht werkgroep
Onderdeel 1: Formeel belastingrecht
Hoofdstuk 1 en 13
AWR
Soorten belasting
Een tijdvakbelasting heeft betrekking op een langere periode. Denk aan
inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, loonbelasting of omzetbelasting. LB
en OB moeten binnen 1 maand na het einde van het tijdvak zijn voldaan of
afgedragen.
Een tijdstipbelasting heeft betrekking op een gebeurtenis op een specifiek
tijdstip. Denk aan overdrachtsbelasting of de dividendbelasting.
Omzetbelasting is een voldoeningsbelasting belastingplichtige is zelf de
belasting op aangifte verschuldigd. De ondernemer moet bij zijn aangifte OB
direct de verschuldigde OB betalen. Uit art. 10 lid 2 AWR blijkt de verplichting tot
aangifte van de OB van ten minste één maand (gegeven is dat één kwartaal
geldt als tijdvak). Vervolgens geldt o.g.v. art. 19 lid 1 AWR dat de OB binnen 1
maand na het einde van dat tijdvak moet zijn betaald.
Loonbelasting is een afdrachtsbelasting wordt door een inhoudingsplichtige
voor een ander op aangifte betaald. De inhoudingsplichtige berekent de
belastingschuld en moet deze inhouden en afdragen. De termijn voor aangifte is
minimaal een maand; afdracht is tegelijk met aangifte, art. 19 lid 1 AWR.
Bij voldoenings- en afdrachtsbelastingen kan er geen VA worden opgelegd, zoals
dit bij aanslagbelastingen wel kan. Dit komt omdat de belasting- of
inhoudingsplichtige de belasting al gedurende het jaar verschuldigd is en ook
meteen moet betalen.
Aangifte- v. aanslagbelasting
Aanslagbelasting
Inkomstenbelasting (IB), vennootschapsbelasting (VPB), etc.
- Heffing = formalisering d.m.v. een aanslag
- Inspecteur is niet gebonden aan de aangifte
- Moment van vaststelling is de dagtekening van het aanslagbiljet, art. 5
AWR
- Aanslag te laat leidt tot vernietigbaarheid
- Aanslag eenmaal vastgesteld, dan correctie via navordering
Aangiftebelasting
Omzetbelasting (OB), loonbelasting (LB), dividendbelasting, etc.
- Heffing bij wege van voldoening of afdracht op aangifte
o Betaling voor jezelf of een ander; belastingplichtige vs.
inhoudingsplichtige
- Betaling is de formalisering
- Betalingsverplichting vloeit rechtstreeks voort uit de wet (art. 19 lid 1
AWR)
- Correctie via naheffing
Fiscaal partnerschap
Art. 5a AWR, eisen:
w Notarieel samenlevingscontract; en
, w Ingeschreven op hetzelfde adres volgens de basisregistratie personen
Uitbreiding van lid 2
Degene die een deel van het kalenderjaar als fiscaal partner wordt
aangemerkt, wordt ook als partner aangemerkt in de andere periode van dit
kalenderjaar, zolang hij in die perioden op hetzelfde woonadres staat
ingeschreven in de basisregistratie.
Voorbeeld: Samenwonen op 17 november 2017, notarieel samenlevingscontract
op 15 juli 2018. Dan door de uitbreiding van lid 2 fiscaal partnerschap vanaf 1
januari 2018.
Aanslag IB opleggen
Volgens art. 11 AWR wordt de aanslag vastgesteld door de inspecteur. Volgens
lid 3 van dit artikel heeft de inspecteur na ontstaan van de belastingschuld 3 jaar
de tijd om de aanslag op te leggen.
Indien er uitstel wordt toegekend, wordt dit 3-jaarstermijn verlengd met de duur
van het uitstel.
Voorbeeld: Belastingschuld ontstaat op 31 december 2018 (zie lid 4). Drie jaar
erna zou zijn 31 december 2021. Er was sprake van 3 maand uitstel, dus dan is
het 31 maart 2021. Tot deze dag heeft de inspecteur om een aanslag IB op te
leggen.
Voorlopige aanslag
De voorlopige aanslag is een middel om al gedurende het kalenderjaar de
belastinginkomsten over het betreffende jaar veilig te stellen, art. 13 en 14 AWR.
Gedurende het jaar, of na afloop hiervan, zal de belastingplichtige zijn schuld al
moeten betalen, voordat er een definitieve aanslag wordt opgelegd. De
inspecteur zal dit dan verrekenen met de definitieve aanslag.
Het voordeel hiervan voor de Belastingdienst is dat hij al tijdens het tijdvak over
belastinggelden beschikt; de belastingplichtige loopt minder snel risico al zijn
geld uit te geven en op een later moment zijn belastingschuld niet te kunnen
voldoen.
Het bedrag van een voorlopige aanslag wordt geschat op basis van voorgaande
jaren en eventuele schattingen, en is ten hoogste het bedrag waarop de
definitieve aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.
De belastingplichtige kan vragen om een herziening (art. 9.5 IB) als hij vindt dat
de VA te hoog is ingesteld. Dit is een voor bezwaar vatbare beschikking.
Indien de VA niet wordt betaald, kan er een aanmaning worden gestuurd o.g.v.
art. 11 Invorderingswet. Dit kan eventueel gevolgd worden door een dwangbevel,
art. 12 Inv. Een dwangbevel geeft recht op parate executie; hij hoeft dan niet
eerst naar de rechter, maar mag direct beslag leggen op de bezittingen. In de
praktijk gebeurt dit vaak eerder in de vorm van een loon- of uitkeringsbeslag, art.
19 Inv.
Vaststellingsregels Art. 23 Uitv.reg.AWR.
, Art. 9 lid 5 Inv Een voorlopige aanslag, voor zover het aanslagbiljet een
dagtekening heeft die ligt in het jaar waarover deze is vastgesteld, is
invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er na de maand die in de dagtekening
is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven.
w Voorbeeld: Met dagtekening 15 februari 2018 wordt een VA opgelegd over
het jaar 2018, deze bedraagt 15.000 euro. Dan moet in een termijn van 10
maanden worden betaald, en dan elke maand 1.500 euro.
Indien na tijdvak waar betrekking op heeft: art. 9 lid 1 invorderbaar zes weken
na dagtekening van het aanslagbiljet.
Fiscale woonplaats
Art. 4 AWR: Er wordt naar omstandigheden bepaald waar iemand woont. Het
duurzame middelpunt van de persoonlijke levensbelangen zijn hierbij belangrijk.
w Waar staat deze persoon ingeschreven in het bevolkingsregister?
w Waar verblijft hij/zij/het gezin?
w Waar gaan de kinderen naar school?
w Waar is de persoon lid van een sportvereniging?
Kijk goed naar de omstandigheden. Alleen sport weegt bijvoorbeeld niet zwaar
genoeg om een plaats te bepalen. Het is mogelijk dat de buitenlandse wetgeving
tot een andere conclusie komt, het verdrag tussen Nederland en dit land zal dan
antwoord moeten geven.
Bezwaar en beroep
Op grond van art. 7:1 lid 1 Awb kan de belastingplichtige bij te hoge inhouding
van loonbelasting bezwaar maken. Art. 26 lid 2 jo. 26a lid 1 AWR verzekeren een
rechtsingang.
Vereisten van een bezwaarschrift art. 6:5 Awb.
De belastingplichtige moet het bezwaar indienen bij de inspecteur die de aanslag
heeft opgelegd. Uitspraak wordt gedaan door een andere ambtenaar dan degene
die de aanslag heeft vastgesteld.
Volgens art. 25b AWR zal de te veel ingehouden loonbelasting verleend worden
aan degene die het bezwaarschrift heeft ingediend (lid 1), of van wie is
ingehouden indien de werkgever het bezwaar indient (lid 2).
Er is geen bezwaar mogelijk tegen een VA IB of VPB (art. 9.5 lid 3 Wet IB; art. 27
lid 3 Wet Vpb), hier kan men om een herziening verzoeken.
Een bezwaarschrift kan gericht zijn tegen meerdere belastingaanslagen, art. 24a
AWR.
Pro-forma bezwaarschrift art. 6:6 Awb.
De indiener van een bezwaarschrift kan beroep instellen. Het beroepschrift moet
binnen 6 weken zijn ontvangen (art. 6:7 Awb). De aanvang van de termijn tot
instellen van beroep is met ingang van de dag na die van dagtekening van de
uitspraak van de inspecteur, art. 26c AWR.
Bezwaartermijn
De termijn voor bezwaar is zes weken en vangt aan de dag na dagtekening (art.
22j AWR; 6:7 en 6:8 Awb). Het bezwaarschrift moet binnen zes weken ontvangen
zijn door de inspecteur, art. 6:9 lid 1 Awb. Als het per post is bezorgd moet de