Kunstgeschiedenis, hoofdstuk 6 en 7 | Mirte Mulder V5Tb
Kunstgeschiedenis – Hoofdstuk 6.5, 6.6, 6.7, 6.11, 6.14, 6.17, 6.1 9, 7.1 t/m 7.9
6.5 – Popart (1956-1970)
Popart in de Verenigde Staten
Penseelstreek
De Amerikaanse popart ontstaat als reactie op het abstract expressionisme, waarbij de nadruk ligt op
gevoelsmatig werken en het persoonlijke handschrift van de kunstenaar. Roy Lichtenstein had een schilderij
gemaakt wat een blow-up wordt genoemd: enorme uitvergroting, een ‘opgeblazen’ voorstelling. Groot
schilderij nr. 6 is een ironisch commentaar op het emotioneel beladen abstract expressionisme. (Kunstenaar:
Roy Lichtenstein, Groot schilderij nr. 6)
Warhols zeefdrukken
Andy Warhol gebruikt letterlijk foto’s uit kranten en tijdschriften en gebruikt de zeefdruktechniek om dit tot
kunst te maken, wat voorheen alleen voor reclames werd gedaan. Omdat uiteindelijk Warhols bedrijf, The
Factory, zijn werken produceert is zijn kunst nu onpersoonlijk; het wordt een massaproduct. Als je handmatig
met zeefdruk werkt, verschillen de afdrukken enigszins van elkaar. (Kunstenaar: Andy Warhol, Marilyn-
tweeluik)
Vreemde voorwerpen
Door een gewoon voorwerp in ongebruikelijk materiaal te weergeven werkt het vervreemdend; zo lijkt het
gewone in Zacht toilet onbekend. (Kunstenaar: Claes Oldenburg, Zacht toilet)
Popart in Engeland
Een plons
De voorstellingen van Engelse popartkunst hebben vaak minder duidelijk een relatie tot de reclamewereld
dan die van Amerikaanse. Zo laat David Hockey zich niet leiden door de consumptiemaatschappij maar door
wat hij zelf meemaakt. Op de schilderijen van Hockney wordt de omgeving in platte, geometrische vormen
weergegeven. (Kunstenaar: David Hockney, een grotere plons)
Nouveau réalisme
Afval als kunst
De Franse kunstenaar Arman verzamelt afgedankte objecten uit de comsumptiemaatschappij. Dit plaatst hij
achter plexiglas of hij stelt het op andere wijze geordend tentoon. De objecten zijn onbruikbaar geworden in
zijn kunst. (Kunstenaar: Arman, Lang parkeren)
Verlaten dinertafels
Daniel Spoerri lijmt alles wat de gasten van zijn restaurant hebben achtergelaten vast op de tafel. Hij staat in
deze zin dicht bij de dadaïsten: hij gebruikt objects trouvés en laat het toeval bepalen hoe het werk eruit komt
te zien. Hij brengt niet de mooie kant van de consumptiemaatschappij in beeld, maar de lelijke en gebruikte
kant. De etensresten worden steeds grauwer en viezer, het werk is daarom te beschouwen als een
vanitastilleven.
6.6 – Hyperrealisme (vanaf 1960)
Kenmerken van hyperrealisme:
▪ Fotorealisme: kunstenaars vergroten hun onderwerpen sterk uit en schilderen
de werkelijkheid dusdanig levensecht na dat je denkt naar een foto te kijken.
▪ Vakkundig en afstandelijk geschilderd, waardoor het ‘net echt’ lijkt.
▪ Er wordt aan de hand van foto’s geschilderd omdat het onmogelijk is om zo
gedetailleerd te schilderen en plein air.
▪ Nauwelijks inhoud of emoties;
→ Populair ‘marktproduct’
Pagina 1 van 6
, Kunstgeschiedenis, hoofdstuk 6 en 7 | Mirte Mulder V5Tb
Echter dan echt
Het hyperrealisme zou je als ‘echter dan echt’ kunnen omschrijven omdat ons oog, bijvoorbeeld, nooit alles
tegelijk zo scherp zou kunnen waarnemen. Zelfs een camera kan niet op alle onderdelen van een scène
tegelijkertijd focussen. (Kunstenaar: Richard Estes, Times Square)
Fotografische scherptediepte
Chuck Close heeft een andere aanpak dan veel hyperrealisten. Hij past zijn schilderwijze aan de beperkingen
van fotografie aan. (Kunstenaar: Chuck Close, Richard)
Levensechte beelden
Duane Hansons beelden vormen, in tegenstelling tot de meeste hyperrealistische kunst, een kritisch
commentaar op de consumptiemaatschappij. Hij verbeeldt vooral ‘onaantrekkelijke types’ uit de onderste laag
van de bevolking. Zijn beelden zijn niet met de hand gemodelleerd, maar afgegoten van levende modellen.
(Kunstenaar: Duan Hanson, Supermarktdame)
6.7 – Opart (1960-1980)
Kenmerken opart:
▪ Geïnspireerd door trompe-l’oeil en het pointillisme;
▪ Abstract: geen inhoudelijke betekenis.
Opart bedriegt het oog
De Engelse Bridget Riley werkt steeds meer met kleurcontrasten en de herhaling van geometrische vormen.
Als je dit combineert ontstaat er een sterke illusie van beweging. (Kunstenaar: Bridget Riley, Beweging in
vierkanten)
Kunst voor iedereen
Victor Vasarély past bewust kleurperspectief toe aan zijn optische illusies. Net als popartkunstenaars vindt hij
het belangrijk om kunst te maken voor alle mensen, niet alleen voor de elite. Hij werkt daarom met een
zeefdruk en nummert de exemplaren. Onpersoonlijke kunst, waarbij herhaling, ritme en beweging centraal
staan, is het uitgangspunt. (Kunstenaar: Victor Vasarély, Gestalt 4)
Zwevende bol
Bol van Jesús Soto is een virtueel volume: het is een driedimensionale bol die ontstaat door de manier waarop
wij kijken. Door om de bol heen te lopen zie je soms een duidelijke bol zien en vanuit een ander perspectief
vervaagt de bol. De kunstenaar plaatst de installaties soms in de buitenlucht, waardoor het beweegt. Het werk
kan dus ook gerekend worden tot kinetische kunst: kunst die beweegt. (Kunstenaar: Jesús Soto, Bol)
6.11 – Environments (vanaf 1960)
‘Omgevingssculpturen’ of ‘environments’ zijn door de kunstenaar vormgegeven ruimtes waar de toeschouwers
in mogen. Installaties hebben veel weg van environments, maar de gebruikte elementen zijn abstracter en
‘vrijer’ in de ruimte geplaatst.
Vreemd café
(Kunstenaar: Edward Kienholz)
Stalen platen
(Kunstenaar: Richard Serra)
6.14 – Kinetische kunst (vanaf 1960)
Kenmerken kinetische kunst (Kunstenaar: Jean Tinguely):
▪ Grote en kleine machines;
→ Afkomstig van schroothoop;
▪ ‘Bewegende kunst’;
▪ Verzet tegen Zwitserse hang naar precisie en economisch rendement;
Pagina 2 van 6