Grondslagen
Hoorcollege 1
Pieter Huistra
Kritische zelfreflectie nadenken over geschiedenis
Leopold von Ranke, vader der geschiedwetenschappen
We kijken naar het verleden, maar we kijken vooral naar hoe historici naar het verleden kijken
Leezenberg en de Vries stromingen binnen de wetenschapsfilosofie van de
geesteswetenschappen
Paul thematische vraagstukken
Twee contexten: zowel ontdekking als rechtvaardiging van kennis= normatief. Wat is kennis?
Geschiedswetenschap is epistemologisch van aard, kentheorie, wat is wetenschap?
Historische adequaatheid, destructief: waarom bepaalde kennis gerechtvaardigd, filosofie moet een
adequaate beschrijving geven wat wetenschappers doen.
Geschiedsfilosofie twee betekenissen:
- Res gestae: alles wat in het verleden is gebeurd, dingen. De nederlandse geschiedenis
Substantiele geschiedsfilosofie: hoe de geschiedenis zich ontwikkelt
- Historia rerum gestarum: het verhaal van wat in het verleden is gebeurd, verhaal. Je vertelt
goede geschiedenis -> je vertelt een verhaal.
Analytische geschiedfilosofie: hoe moeten wij het verleden verwerken
Het is niet mogelijk om deze twee te scheiden.. substantiële geschiedschrijving zonder aannames is
niet mogelijk
Geschiedenis als lineair proces, geschiedenis in stappen, eigen situatie als maatstaaf
Verleden is substantieel vreemd, het verleden is een vreemd land
Losmaken van het heden en het verleden in eigen context bestuderen
Wetenschappelijke revolutie: beeld over wetenschap veranderd
Empirische waarnemingen
Alledaagse ervaring versus experiment
Ook het wereldbeeld is veranderd, aristotelisch vs. Wetenschappelijke revolutie
Macro- en microkosmos vs onderscheid tussen het object (lichaam) en het subject (bewustzijn)
Empirisme (Francis Bacon)
Generalisaties in waarnemingen
Waarnemingen zijn niet problematisch, men beschrijft enkel wat het ziet
Rationalisme (Rene Descartes)
Waarnemingen zijn wel ‘problematisch’ als men een stok in het water ziet liggen dan lijkt het
recht maar is het eigenlijk krom
Onze geest kan ons bedriegen, dus zijn onze waarnemingen niet altijd betrouwbaar
Ik denk, ik twijfel, dus ik ben
Empirische kennis onbetrouwbaar
,Immanuel Kant (1724-1804)
Subject kan ook dingen verkeerd interpreteren, slager keurt zn eigen vlees
Hoe is betrouwbare kennis mogelijk
Deze vraag gaat voorafgaand aan empirische kennis
Hume causualiteitsprobleem, twee opvolgende handelingen worden met elkaar verbonden, maar
men snapt nog niet gelijk het verband, bijvoorbeeld wanneer je als het lichtknopje drukt, dan gaat
het licht aan.
Transcendentaal subject
‘Gedachten zonder inhoud zijn leeg, waarnemingen zonder begrippen zijn blind’
We kunnen niet zonder empirische waarnemingen, maar we moeten deze ervaringen wel normatief
verwerken
Dus lichtknop druk je in en dan gaat licht aan. We kunnen niet zien dat het licht daardoor aangaat
maar dat kunnen we snappen door het subject!
Kennis is dus altijd subjectief
A priori kennis voorafgaand aan de ervaring
Werkcollege 1
Je moet in het debat je tekst verdedigen. Eerst plenaire opening.
Op donderdag een stukje van je pleidooi doorsturen. 300 woorden. Wel extra bron erbij.
23 september wo 2.
30 september hoe moet de slavernij worden gestudeerd?
7 oktober oorzaken wo1?
14 oktober hoe schrijf je de geschiedenis van de geschiedschrijving
21 oktober: heeft geschiedenis nut?
Hoorcollege vragen:
1. Wat is het verschil tussen analytische= historisch denken en substantiële geschiedfilosofie =
historische werkelijkheid?
- Analytisch is hoe wij denken hoe de geschiedenis is gebeurd het verhaal van het verleden.
Wat is nou een historische tijd, wat is de taak van een geschiedkundige? Deze cursus is meer
analytisch. Hoe verhouden wij ons met andere wetenschappen. Heeft gedurende de 20 ste
eeuw last gekregen van status.
- Substantieel is hoe het echt is gebeurd, werkt naar een eindtijd toe, het historische proces
zelf. Het hebben van een theorie over hoe de geschiedenis zich heeft ontwikkeld=
bijvoorbeeld de theorie van Marx. Er zijn verschillende fases, die uiteindelijk leiden tot een
revolutie. Proces van de geschiedenis heeft een theorie en dus ook een eindfase.
2. Leg uit: het subject-objectschema op empirische wijze
- De geest is subjectief en de zintuigen objectief volgens het empirisme. Kennis krijg je door
waarneming. Empirische test, bij het object en eindigt bij het subjectief. Dus eerst krijg je
kennis door het object waardoor je als subject kennis krijgt. Inductie: Hoe kennis vergaren
werkt. Bv iemand als empirist bekijkt 1000 witte zwanen -> zwanen zijn wit. Dus uit je
observatie maak je je kennis op.
- Probleem: waarnemingen kunnen niet betrouwbaar zijn. Je kan niet altijd je zintuigen
vertrouwen. Ook is de causaliteit niet altijd betrouwbaar. Iemand ie volledig empiristisch is:
Iemand doet het licht aan en het wordt licht, komt dat door het knopje? Dat kan je niet zeker
weten.
, 3. Leg uit: het subject -objectschema op rationalistische wijze
- Het gaat van het subject naar het object, de geest laat een indruk achter op de wereld, want
je zintuigen kunnen je bedriegen. Het gaat beter vanuit jezelf. Alles gaat vanuit kennis.
Descartes. Ik denk dus ik ben. Probleem: Je kan maar zover komen met logica. Je kan maar
over weinig dingen kennis hebben uit jezelf. Deductief: je begint met wetmatigheden,
generaliseren waarna je gaat streven naar de werkelijkheid.
4. Hoe is betrouwbare kennis mogelijk volgens Kant?structurali
- Best of worlds, je kan op jezelf dingen niet kennen, je hebt begrippen nodig. Kennis voordat
je iets waarneemt.
- Het subject (de mens) is transcendentaal. 2 aangeboren dingen: de zuivere
categorieën=bijvoorbeeld causaliteit dit hebben we allemaal aangboren in ons, net zoals
eenheid, daarom is het zuiver, en aanschouwingsvormen= dingen in ruimte en tijd. Hierdoor
is het mogelijk om kennis te vergaren. Dit zijn de mogelijkheidsvoorwaarden voor kennis.
Wat is kennis? Kennis is subjectief omdat het verbonden is aan hoe het in het subject zit. Het
ligt bij de mens, het object bij de natuur. Omdat we allemaal dezelfde zuivere categorieën
hebben en aanschouwingsvormen hebben is kennis universeel.
Belangrijk! De daadwerkelijke wereld, an sich, daar ga je nooit zekere kennis over hebben. Alleen
over de wereld zoals jij die ziet. Want jij zit in de aanschouwingsvorm. We kennen allemaal op
dezelfde manier de wereld hoe hij wordt getoond aan ons.
Wat voor kennis is dat dan precies. Er zijn analytische uitspraken “de cirkel is rond”, zou je
analytisch kunnen berekenen met bv wiskunde. Synthetische uitspraak: “ die kat is zwart”,
A priori kennis: voorafgaand aan de waarneming
A postpriori: na een experiment wat je waarneemt.
Transcendentaal object: aanschouwingsvormen en zuivere categorieën = kennis
Synthetische a priori: elke verandering heeft een oorzaak.
Hoorcollege 2
Pieter Huistra
Wetenschap wordt steeds meer taalfilosofisch.
Bewustzijnsfilosofie wordt omgeruild voor taalfilosofie.
Empirisme wordt ook problematisch.
Fundering van wetenschap niet meer bruikbaar
Logisch empirisme denkt door op Kant
Synthetische a priori: Synthetisch: kennis die over de wereld gaat. A priori: zintuigelijke kennis
voorafgaand. Bron van kennis is niet empiristisch, maar komt voort uit de rede. Kennis die aan onze
zintuigelijke waarneming voorafgaat. A priori het transcendentaal object. Bijvoorbeeld meetkunde.
Newton Einstein; natuurkundige wetmatigheden wordt uitgedaagd door Einstein, fundamenten
van de wetenschap worden in twijfel getrokken ontwikkeling van kennis. Laat zien dat
wetenschappelijke kennis niet tijdloos is. Wetenschap veranderd enorm. Synthetische A priori wordt
in twijfel gebracht. Waar ligt de fundering van wetenschappelijke kennis? Vertrouwen in het
transcendentaal subject wordt afgedaan. Omdat de kennis zich blijkbaar ontwikkeld.
Logica bestuderen van taal en toetsing van de geldigheid van redenering. Betekenis van
uitspraken. Logica kan ervoor zorgen dat de filosofie wordt gezuiverd. Alleen nog maar taal die
logisch is en nodig is. Logica van kennisgroei. Wetenschappelijke groei rechtvaardigen.
Linguistic turn, breuk met het bewustzijn filosofie van Kant
Rechtvaardigen van wetenschappelijke kennis door naar het taalgebruik te kijken.
Logisch empirisme: 3 kenmerken
, - Verificatiecriterium van betekenis, is het controleerbaar? Zinvol taalgebruik te scheiden van
zinloos taalgebruik. Een betekenisvolle uitspraak kan geverifieerd worden, betekenisloos
niet. Verifieerbaar= empirische condities waaronder een uitspraak waar of onwaar is.
Voorbeeld: Het regent in Parijs. Empirische condities= Het is waar als het regent en niet waar
als het niet regent. Niets bepaalt ons bestaan= uitspraak die niet verifieerbaar, kan je niet
controleren. Meer metafysische uitspraken. Niet het onderscheiden van ware en onware
uitspraken. Kan je het onderzoeken of niet is meer de kern.
- Analytisch (a priori) conventioneel. Waar op basis van afspraak (regen is een vorm van
neerslag) aan de ervaring vooraf
- Synthetisch (a posteriori), waar of niet waar op basis van de buitenwereld. Het regent in
Parijs. Door middel van ervaring. Geen plaats voor synthetische a priori?
- Reductionisme, onderscheiden van een uitspraak in analytische en synthetische kennis.
Betekenisvolle uitspraken moeten kunnen worden herleid tot het direct waarneembare
werkelijkheid. Het is 30 graden in Parijs. Deze kunnen we reduceren tot. De temperatuur van
de thermometer staat op 30 in Parijs. Onderscheidt analytisch en synthetisch.
- Logisch empiristen vinden dat het synthetische reductionisme de basis moet zijn van alle
wetenschap. Moeilijk want hoe verifieer je dit. Empirisch waarneembare.
Beperkt wel onderzoeksthema’s omdat niet alles verifieerbaar is. Geesteswetenschappen
heeft weinig kans hierdoor. Empiristen gaat het er niet om wat de correcte manier van
wetenschap doen is, maar hoe het doen van wetenschap gerechtvaardigd wordt. Daarmee
beperk je de rijkweidte
Karl Popper 1902-1994
Verificatiecriterium geeft grote problemen.
Universele uitspraken zoals bijvoorbeeld ‘Alle zwanen zijn wit’ zijn natuurwetten. Een wet die
universeel is en overal hetzelfde is.
Alle (niet verifieerbaar, je weet niet of ze allemaal wit zijn, maar wel veel) inductieprobleem
Niet verificatie maar confirmatie
Alternatief falsificatie
Niet opzoek gaan naar bevestiging, maar juist naar weerlegging
Je kunt niet vaststellen dat alle zwanen wit zijn, maar je kan wel controleren of er zwanen zijn die
niet wit zijn.
Alle kennis blijft volgens Popper feilbaar, popper is een realist. Als er geen theorie is, is er niets om te
observeren. Onze waarneming is theoretisch gestuurd.
Deductieve kennisgroei
Cruciale tests
Theorie= Alle zwanen zijn wit (universeel)
Basiszin= Er is een niet-witte zwaan (individueel) (corroboratie= als er dus geen zwarte zwaan te
vinden is, niet geconformeerd.) Is geen bevestiging. (individueel)
Basiszin= Er is een niet-witte zwaan (er is idd een zwarte zwaan) (falsificatie)
Popper: onder welke omstandigheden is een theorie verifieerbaar.
Einstein is Popper zijn grote voorbeeld.
Voorspellingen van de toekomst is niet onvoorspelbaar. Hij had daar wel een moreel bezwaar tegen.
Omdat je dan dus de geschiedenis denkt een handje te kunnen helpen. Leidt tot totalitaire regimes.
Duhem-Quine stelling
Empirische hypotheses niet geïsoleerd kunnen onderwerpen aan verificatie en falsificatie.
Pierre Duhem (1861-1916)
Theorieën op zich zijn ontoetsbaar. Je weet nooit wat je toets als je een theorie aan het toetsen bent.