ZHBIII Samenvatting week 1 Februari 2021
Inhoudsopgave
HC Anatomie........................................................................................................................................ 2
E-module oogbewegingen................................................................................................................... 6
HC Oogheelkunde .............................................................................................................................. 10
HC Oogheelkunde ziektebeelden ...................................................................................................... 14
IC Voorsegment, de lens en cataract................................................................................................. 19
WG1 Oogheelkunde: Visus, refractie en casuïstiek........................................................................... 26
IC Glaucoom ...................................................................................................................................... 30
WC Scheelzien en orbita.................................................................................................................... 35
Casussen uit IC’s ................................................................................................................................ 43
Leerboek Oogheelkunde hst 9 Glaucoom ......................................................................................... 45
Leerboek Oogheelkunde hst 10 Cataract .......................................................................................... 50
Leerboek Oogheelkunde hst 6 Oogheelkundige problemen op de kinderleeftijd ............................ 54
Leerboek Oogheelkunde hst 7 Oogleden, orbita en traanwegen ..................................................... 62
1
,HC Anatomie
Orbita en oog
• Orbita zijn een soort kegeltjes.
• Mediale wanden lopen parallel
• Oogspieren staan een beetje schuin ten opzichte van de kijk as van je oogbol.
• Van buiten naar binnen
- Huid
- M. orbicularis oculi (NVII). Zorgt voor oogsluiten
- Bindweefsel. Bindweefsel zit vast aan bindweefselplaatjes in je oogleden
Tarsus met glandulae tarsales (Meibom)
Tarsus wordt vastgehouden door lig. palpebrale laterale en mediale
De rest wordt eigenlijk dichtgemaakt door het septum orbitale, ook
bindweefsel.
Het septum orbitale loopt door in het periost van de orbita.
• Zie wimpers, m. orbicularis oculi en septum orbitale
• M. levator palpebrae superiors. Kan je het ooglid mee optillen.
• M. tarsalis. Zit vast aan de tarsus. Glad spierweefsel. Is om de lidspleet wijdte te reguleren.
Glad spierweefsel is autonoom, in dit geval sympathisch.
• Conjunctiva palpebrae en conjunctiva bulbi
Voorkomt dat bv een lens helemaal achterin je oogbol kan komen.
• Oog zit in een kapsel, kapsel van Tenon.
Aan dat kapsel zitten ook de oogspieren vast
• Voor de rest is de orbita opgevuld met vet, bloedvaten en zenuwen
Extrinsieke oogspieren
• NIII M. rectus superior
• NIII M. rectus inferior
• NIII M. rectus medialis
• NVI M. rectus lateralis
• NIV M. obliquus superior
• NIII M. obliquus inferior
• Vier recti spieren hebben hun origo bij anulus tendineus communis
2
,Zenuwen betreden orbita door fissura orbitalis superior en
verlopen binnen of buiten de conus/spierkogel.
Buiten de conus
• N. trochlearis (NIV)
• N. frontalis (tak van NV1)
• N. lacrimalis (tak van NV1)
Binnen de conus
• N. nasociliaris (tak van NV1)
• N. oculomotorius
• N. abducens (NVI)
Als je begint met het orbitadak te verwijderen, dan zie je eerst de
zenuwen buiten de conus. Als je structuren gaat weghalen, zie je
zenuwen binnen de conus.
Vascularisatie
• A. ophthalmica
Komt binnen via canalis opticus en splitst dan verder
• A. facialis geeft ook een paar takjes af
• V. ophthalmica superior en inferior
• V. facialis staat in verbinding met v. opthalmica. Ze zijn kleploos, dus als je een steenpuist in
je neus hebt kan pus zich verslepen via de orbita naar de hersenholte en daar infectie en
trombose geven.
Traanapparaat
• Klier in buiten bovenhoek. Klier = glandula lacrimalis
• Klier is dubbelgevouwen, en vouwt zich om de rand van de m. levator
palpebrae superioris.
• Handig dat hij daar buiten boven zit, komt het met de zwaartekracht
vanzelf naar beneden.
• Traanvocht gaat het punctum lacrimale in, in de canaliculus lacrimales
• Kanaaltjes komen uit in de saccus lacrimalis
• Saccus lacrimalis wordt de ductus nasolacrimalis
• Ductus mondt uit in de meatus nasi inferior
Oogspieren
• E-module oogbewegingen
• Oog heeft 3 assen
- Transversale as
- Longitudinale as
- Sagittale as
• Werking oogspieren
- Rectus medialis : adductie
- Rectus lateralis : abductie
- Rectus superior: elevatie, adductie, intorsie
3
, - Rectus inferior : depressie, adductie, extorsie
- Obliquus superior: depressie, abductie, intorsie
Zit aan de achterkant vast, dus als die aanspant gaat de achterkant omhoog, en de voorkant
dus naar voren. Depressie
- Obliquus inferior : elevatie, abductie, extorsie
Stel in de kliniek heb je iemand waarbij de elevatie niet goed gaat. Hoe weet je dan of er iets is met
de RS of OI.
• Je gaat kijken in welke stand de ene spier beter zijn functie kan doen dan de ander.
• Als je het rechteroog naar buiten laat kijken. M. rectus superior staat dan bijna loodrecht op
de transversale as. Terwijl de m. obliquus inferior bijna parallel aan de as staat. De OI kan dus
bijna geen kracht uitoefenen, en de RS juist wel.
• Als je de patiënt dus naar buiten boven laat kijken, test je de kracht van de RS
• Als je de patiënt naar binnen kijken (naar de neus). Dan wordt de trekkracht van RS kleiner,
en die van OI juist veel groter. Als je iemand dus naar binnen en naar boven laat kijken, test
je dus de OI.
•
Oogbol
• Lagen
- Tunica fibrosa: sclera (oogwit), cornea
- Tunica vasculosa: choroidea, corpus ciliare en de iris
- Tunica nervosa: retina
• Ruimtes
- Corpus vitreum, hier zit het glasvocht
Glasvocht is camera vitrea
- Oogkamers bevatten kamervocht. Voorste oogkamer
en achterste oogkamer.
• Lens is opgehangen aan corpus ciliare
Afvoer humor aquosus (kamervocht)
• Kamervocht circuleert.
• Corpus ciliaire → achterste oogkamer → gaat door de pupil, komt in de voorste oogkamer →
iridocorneale hoek → sinus venosus sclerae (kanaal van Schlemm).
• Vocht wordt geproduceerd, en gaat weg via het kanaal van Schlemm
• Kanaal van Schlemm heeft verbinding met het veneuze systeem
• Circulatie van kamerwater is belangrijk, want de lens en cornea zijn avasculair en moeten ook
van zuurstof/voedingstoffen/afweer voorzien worden.
Neus, neusbijholten, schedel
• Nasus externus is maar een klein stukje van de hele neusholte (cavitas nasi)
• Vestibulum nasi is waar je binnenkomt, dat is kraakbeen.
4