G&C Samenvatting Blok 1
- Aanraken aangeraakt worden.( publieke zone, sociale, persoonlijke, intieme
zone)
Er zijn verschillende niveaus van communicatie. Dit heeft te maken met de
afstand tussen jou en de persoon waarmee je communiceert. Dit is
onderverdeeld in 4 niveaus:
*Intiem zone (0-0,5m)
*Persoonlijk zone (0,5-1,5m)
*Sociaal zone (1,5-3m)
*Publiek zone (3>m)
Professionele attitude
-------
- Biomedisch versus biopsychosocial
Kenmerken van het biomedische model echter met
aanvullingen vanuit het psychosociale model
* Patiënt staat centraal, het gaat om de mens die ziek is
* Niet alleen ziekte maar ook ziek-zijn
* Begrijpen van ziekte, wat zit er achter pijngedrag
* Luisteren, de patiënt moet zich gehoord voelen
* Fysiotherapeut heeft expertkennis, patiënt heeft
ervaringskennis
* Helen i.p.v. genezen, eigen herstel zoeken
- MDBB-model
Biomechanische belasting Psychosociale belasting
Wat moeten ze belasten Wat moeten ze verdragen
* hond uitlaten * Ouders maken haar keuzes
* klein rondje lopen door de stad op zondag * weinig/geen sociaal contact met
Klachtvriendinnen
Diffuse pijnklacht knieënveel
* ze piekert
Biomechanische belastbaarheid Psychosociale belastbaarheid
Wat kunnen ze belasten Wat kunnen ze verdragen
* 18 jaar * snel geïrriteerd
* 154 cm * snel vermoeid
* Slechte conditie
Biomechanische belasting Houding, duur van de activiteit, zwaarte van de
activiteit
Biomechanische belastbaarheid Leeftijd, gewicht, erfelijke factoren
Psychosociale belasting Gemoedstoestand, intern conflict, life events (in relatie met
jezelf), in relatie met anderen
Psychosociale belastbaarheid Hoe ga je om met je ziekte
,- Coping
> Probleem gericht gedragsmatig = gericht op het probleem, willen het beheersen of
oplossen
* Stel iemand heeft rugklachten. Het probleem is een bureaustoel, dan gaat hij een nieuwe
bureaustoel aanschaffen.
> Probleem gericht cognitief = Anders tegen het probleem aan kijken en je probleem
herwaarderen
* Kijken naar wat de patiënt nog wel kan.
> Emotie gericht gedragsmatig = Klacht negeren en slechte gewoontes toepassen.
* Je gaat bijvoorbeeld beginnen met roken, drinken, te veel eten
> Emotie gericht cognitief = Klacht proberen te verhelpen met praten over het probleem.
* D.m.v. het uiten van gevoelens ervoor zorgen dat je probleem minder wordt
- Locus of control
(beheers oriëntatie) is een term uit de psychologie waarmee de mate wordt
aangeduid waarin iemand de oorzaken van wat hem overkomt bij zichzelf of juist
buiten zichzelf zoekt. Locus of control is een eigenschap van iemands
persoonlijkheid, en er kunnen grofweg twee soorten onderscheiden worden:
* intern: Iemand met een interne locus of control gelooft dat hij probleem op kan
lossen
* extern: Iemand met een externe locus of control gelooft dat hij zijn probleem
niet kan op lossen
- Attributie
De attributie is een theorie uit de sociale psychologie die de wijze waarop
mensen het gedrag van zichzelf en van anderen verklaren in termen van oorzaak
en gevolg, en hoe dit van invloed is op hun motivatie, wil begrijpen. De
Oostenrijkse Amerikaan Fritz Heider was hiervan in 1958 een belangrijke
grondlegger. In het gewone niet-wetenschappelijke taalgebruik noemt men
attribueren in engere zin het gebruik van uitvluchten om handelwijze te
rechtvaardigen.
De theorie verdeelt de manier waarop mensen attribueren (dat wil zeggen
oorzaken toekennen) in twee typen:
*Van externe attributie is sprake als oorzaken worden gezien als liggend buiten
de betrokkene. Wanneer iemand zakt voor een examen dan is de uitspraak “dat
komt doordat de verwarming zo hoog stond dat ik me niet kon concentreren” een
voorbeeld van externe attributie;
*Van interne attributie is sprake als oorzaken worden gezien als liggend binnen
de betrokkene. Wanneer iemand zakt voor een examen dan is de uitspraak “dat
komt doordat ik te dom ben voor dit examen” een voorbeeld van interne
attributie.
- Luistervaardigheden, actieve luistervaardigheden
1. Oogcontact maken.
2. Lichaamshouding, ontspannen, voorovergebogen richting patiënt.
3. Aanmoedigende gebaren.
4. Eigen interpretaties, opvattingen achterwege laten.
5. Emoties onder controle houden.
6. Cliënt aten uitspreken.
7. Client te snel adviseren.
8. Cliënt niet opjagen.
,9. Niet eigen verhaal vertellen.
10. Niet met gedachte ergens anders zijn
Stress- psychosociale belasting
Ortosympatisch = Te veel op gas. In Activiteit!!!
Parasympatisch = Is je rust toestand. In Rust!!!
Stress kun je op 2 manieren ervaren
* hormonale stress hormonale stelsel (adrenaline, noradrenaline, cortisol =
stress hormoon)
* neurogene stress zenuwstelsel
Observatie oefeningen
Observatie oefeningen; Die mensen die een basketbal overgooien en dat er dan
een aap doorheen loopt. Les van dit filmpje was dat je teveel op één ding gericht
bent. In de praktijk dat je te veel op bijvoorbeeld een schouder te letten terwijl er
ook andere dingen aan de hand kan zijn.
Motivatiemodellen → ASE en 6-stappenmodel
ASE = Als deze drie dingen goed zijn is er een grotere kans dat de patiënt de
intentie heeft o m zijn/haar gedrag te veranderen.
De motivatiefactoren kun je in drie onderdelen onderverdelen. Namelijk attitude,
sociale invloed en eigen effectiviteit.
1. Attitude = De houding ten opzichte van een bepaald gedrag. Je bekijkt
de voor en nadelen.
2. Sociale invloed = De sociale invloed wordt bepaald door sociale
normen, het waargenomen gedrag van anderen en de ervaren sociale
druk of steun voor een bepaald gedrag.
3. Eigen effectiviteit = Onder eigen effectiviteit wordt iemands vertrouwen
in zichzelf gezien ten opzichte van een bepaald gedrag.
Open staan: de fysiotherapeut sluit met het voorlichten aan bij de beleving, verwachting,
vragen en zorgen van de patiënt.
Begrijpen: de informatie moet zodanig worden aangeboden dat de patiënt deze begrijpt
en kan onthouden.
Willen: de fysiotherapeut inventariseert wat een patiënt (de)motiveert om een bepaald
gedrag te vertonen. De fysiotherapeut biedt ondersteuning en informatie over
mogelijkheden en alternatieven.
, Kunnen: de patiënt moet in staat zijn het gevraagde gedrag uit te voeren. De benodigde
functies en vaardigheden worden geoefend.
Doen: de fysiotherapeut maakt met de patiënt heldere en concrete afspraken, stelt
concrete en haalbare doelen en evalueert of en in hoeverre het de patiënt is gelukt om
de afspraken uit te voeren.
Blijven doen: tijdens de behandeling moet worden besproken of de patiënt denkt of hij
erin zal slagen het gevraagde gedrag te vertonen.
ICF-model
Hoorcollege
Ouderdom: het in de loop van de tijd optreden van spontane, niet herstelbare
veranderingen in lichaam en geest.
Gerontologie: de wetenschap die veranderingen bij oudere mensen
bestudeert.
Geriatrie: de medische wetenschap die zich bezig houdt met preventie,
diagnose en behandeling in relatie met ouderen.
Dubbele vergrijzing: twee manieren, ene kant meer ouderen ten opzichte van
jongeren. Aan de andere kant worden mensen steeds ouder, steeds meer oudere
ouderen.
Piramide van maslow