ALLE tentamenstof goederenrecht (2de jaar) UvA!
samenvatting van de belangrijkste informatie uit de literatuur, hoorcolleges en werkgroepen die je dient te kennen voor het tentamen goederenrecht.
Ik heb zelf voor dit tentamen een 10.0 gehaald.
Week 1: eigendom en genotsrechten.
Hoofdstuk 1: algemene inleiding.
In het goederenrecht gaat het om absolute rechten op goederen: eigendom etc. deze
rechten kunnen jegens iedereen geldend gemaakt worden.
Rechtsgevolgen:
Jegens eenieder inroepbaar.
Zaaksgevolg: het absolute recht volgt het goed.
Prioriteitsbeginsel: een eerder gevestigd
absoluut recht gaat boven een later.
Het verbintenissenrecht houdt zich bezig met relatieve rechten: rechten die slechts tussen
een bepaald aantal mensen gelden, namelijk de debiteur en de crediteur van de verbintenis
Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1).
a. Voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (art. 3:2).
i. Roerende zaken (art. 3:3 lid 2).
Registergoederen: inschrijving in daartoe
bestemde registers (art. 3:10).
Niet-registergoederen behoeve geen inschrijving.
ii. Onroerende zaken (art. 3:3 lid 1).
Allen zijn registergoederen.
b. Vertegenwoordigen enige economische waarde (art. 3:6).
i. Afhankelijk (art. 3:7): verbonden aan een ander recht en kan uitsluitend
overgaan met dat specifieke recht.
ii. Zelfstandig: kan zelfstandig overgaan.
Goodwill wordt niet als vermogensrecht of goed
beschouwd: het is de meerwaarde van een
bedrijf als geheel. Het onttrekt zich voor een
groot deel aan de macht van een ondernemer.
Hoofdstuk 10: eigendom.
Eigendom (art. 5:1) is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
Een eigenaar heeft drie bevoegdheden:
a. Beschikkingsbevoegdheid: bevoegd te vervreemden (art. 3:83) of te bezwaren
(3:81). Behoudens gevallen waarin de eigenaar failliet is.
b. Revindicatie (art. 5:2): bevoegd de zaak op te vorderen wanneer onder een ander
zonder recht is.
c. Het recht het eigendom met uitsluiting van eenieder te gebruiken (art. 5:1 lid 2).
Toch zijn ook op het eigendom beperkingen.
- De eigenaar mag niet in strijd komen met de rechten van anderen.
De eigenaar heeft een ander beperkt gebruiksrecht of een persoonlijk
recht op een zaak gegeven.
- Hij moet de beperkingen die voortvloeien uit wettelijke voorschriften in acht nemen.
Hinderbepalingen (5:37 (jo. 6:162 jo. 6:168))
Hinder door personen met een afgeleid recht (art. 3:37).
, i. Plaatselijke omstandigheden.
ii. Wie zat er eerst.
iii. Het algemeen belang.
iv. Het aantrekken van de belangen van de schadelijder.
Belemmeringenwet, burenrecht.
Misbruik van recht (art. 3:13).
i. Het gebruiken van de bevoegdheid voor een ander doel dan
waartoe die bevoegdheid is verleend.
ii. Het handelen met de bedoeling om een ander te benadelen
zonder dat men daarbij zelf een redelijk belang heeft.
iii. Het handelen in een situatie waarin sprake is van een te grote
onevenredigheid tussen het persoonlijk belang dat men dient
en het belang van een ander dat wordt geschaad.
- Hij moet de beperkingen die voortvloeien uit regels van ongeschreven recht in acht
nemen.
Acties uit onrechtmatige daad (art. 6:162).
Eigendomsverkrijging ex art. 3:80 lid 1.
- Verkrijging onder algemene titel (art. 3:80 lid 2).
- Verkrijging onder bijzondere titel (art. 3:80 lid 3).
Twee vormen van verkrijging:
a. Originair: het recht wordt niet ontleend aan een rechtsvoorganger.
- Occupatie (art. 5:4): zaak die aan niemand toebehoort.
Derelictie is het prijsgeven van eigendom, de eigenaar verliest
eigendom.
- De zaak wordt res nullius.
- De persoon die de zaak meeneemt, wordt eigenaar.
Bij dieren wordt hierbij een onderscheid tussen tamme en overige
dieren gemaakt (art. 5:19).
- Wanneer het dier verwildert verliest de eigenaar eigendom.
- Vinderschap (art. 5:5 jo. 5:6).
als de feitelijke macht van een eigenaar blijkt te zijn.
- Oneerlijke (niet te goeder trouw).
i. Eigenaar na 20 jaar, wanneer de vordering (art. 5:2) door
verjaring vervalt (art. 3:105 lid 1 jo. 3:306).
- Eerlijke vinder (te goeder trouw) is houder.
i. Aangifte doen.
ii. Indien geen melding binnen één jaar, verkrijgt de vinder
het eigendom.
- Schatvinding (art. 5:13).
- Natrekking, vermenging en zaaksvorming (5:14).
Onderscheid hoofdzaak-bestanddeel (art. 3:4): alles dat volgens
verkeersopvatting onderdeel is van een zaak, bestanddeel van die zaak is. Ook
bestanddelen zijn de zaken die zodanig met de hoofdzaak verbonden zijn dat
zij daarvan niet zonder schade aan een van beide zaken kunnen worden
afgescheiden.
, Natrekking van roerende zaken (art. 5:14).
- Meerdere roerende zaken worden verenigd (art. 5:14).
i. Een van beide zaken kan als hoofdzaak worden
aangemerkt. Eigenaar van de hoofdzaak wordt eigenaar
van het bestanddeel, er ontstaat hierbij geen nieuwe
zaak.
ii. Er is geen hoofdzaak aan te merken, men wordt mede-
eigenaar, ieder evenredig aan het ingebrachte deel.
- Vermenging (art. 5:15 jo. 5:14): twee roerende zaken worden
zodanig gemengd en kunnen niet gescheiden worden.
Er is sprake van oneigenlijke vermenging als zaken worden
samengebracht en individualiseerbaar blijven.
i. Bewijsprobleem.
- Zaaksvorming (art. 5:16 jo. 5:14): roerende zaken worden
verbonden dat een geheel nieuwe zaak met een eigen karakter
ontstaat (Kuikenbroederij).
i. Voor zichzelf gevormd uit middelen van een ander, zelf
eigenaar, ook indien door derde.
ii. Tenzij de kosten dermate gering zijn.
Natrekking van onroerende zaken (art. 5:20).
- Wegens duurzame vereniging grond (art. 5:20 sub e).
- Ook naar buiten toe kenbare bedoeling (Ontvanger/Rabobank).
- Indien niet duurzaam verenigd, maar wel naar
verkeersopvatting (art. 3:4) bestanddeel (Depex Curatoren).
i. In constructief opzicht op elkaar afgestemd.
ii. Het onroerend goed is zonder het object onvoltooid.
- Indien er sprake is van een fysieke verbinding die niet zonder
beschadiging kan worden opgeheven (Zalco II).
Derivatief: de voorgeschiedenis werkt door. De verkrijger is
veelal gebonden aan door zijn voorganger gevestigde
beperkte rechten, kwalitatieve verplichtingen etc.
Soms kunnen zaken of goederen een eenheid vormen wegens de gemeenschappelijke
bestemming (bibliotheek, inboedel).
Uit de naam blijken deze verschillende onderdelen
echter niet. Goederenrechtelijk is een
vermogenscomplex niet meer dan een verzameling
goederen.
Individuele goederen worden afzonderlijk geleverd.
Hoofdstuk 12: genotsrechten.
Beperkte rechten rusten op een ander recht.
Hierbij geldt het nemor plus beginsel: niemand kan meer overdragen dat dat hij zelf heeft.
a. Genotsrechten geven het recht op het gebruik van een goed (vruchtgebruik en
erfdienstbaarheid).
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper bettemaxim. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.