Wrap- up vragen.
Wat te bestuderen/herzien voor het examen
Volgens de docent de belangrijkste onderwerpen die tijdens de cursus aan bod zijn gekomen:
Week 1:
Les 1
Wat is theorie? Verschillende vormen van theoretiseren
een reeks onderling gerelateerde constructies (concepten), definities en proposities die een
systematisch beeld van verschijnselen geven door relaties tussen variabelen te specificeren, met als
doel de verschijnselen te verklaren en te voorspellen
Vormen:
- Verklarende theorie: Heeft als doel onderwerpen uit te leggen.
- Interpretatieve (interpretivisme) theorie: De theorie moet een diepere begrip bieden van een
onderwerp, door betekenislagen heen die onze ervaring van organisaties vormen. . In feite is het niet
direct gericht op het beantwoorden van vragen over 'wat is' of 'wat bepaalt', maar eerder op het
indirect benaderen van dergelijke vragen, zoals effectief bemiddeld door processen van sociale
constructie.
- Emancipatorische theorie: Het meer openlijke politieke rol bij het ter discussie stellen van
bestaande geloofssystemen. Een kritische kracht
Wat maakt managementonderzoek interessant?
- kwaliteit van het papier, valide generalizeerbaar
- Hoe goed het is geschreven, verhalend aspect
- De nieuwheid van zijn theorie en bevindingen, aanspreken
- Belang van de praktische implicaties ervan
- De impact ervan op vervolgonderzoek
Les 2
Macht en weerstand in organisatiestudies – een overzicht
Er is altijd sprake van macht en weersstand binnen organisaties. Werkgevers willen zoveel mogelijk
winst uit hun organisatie halen en doen daarbij pogingen om steeds meer meerwaarde uit de arbeid
van werknemers te krijgen. Werknemers zullen echter weerstand bieden omdat dit hun belangen
niet behartigd.
De relatie tussen structuur & agency
Agency en structure zijn twee kanten van dezelfde munt, ze spelen op elkaar in. Er is een constante
beweging gaande, waarbij agency structure kan creëren en voortzettend. Tergelijkertijd heeft
structure constante invloed op de agent, waardoor zijn keuzeruimte beperkt is en hij voor
ingenomen ideeën heeft. Structure zijn daarbij geïnstitutionaliseerd, waardoor het als
vanzelfsprekend wordt beschouwd, dit maakt het moeilijk om te veranderen
Agentschappen = de sociale wereld waarbij wij betrokken raken (sociale wetenschappen)
Structuur (proces) = betreft processen die ons als individu te boven gaan zoals gewoontes en wetten.
1
, Kritiek op agency en structure: het legt wel onderlinge verbanden vast en verklaard orde, maar het
verklaard geen veranderingen. Het negeert de procesmatige, door conflicten geteigerde gepoliseerde
dynamiek.
Structuur & agency in tijdelijke organisaties (filmprojecten)
Tijdelijke organisaties contrasteren met traditionele hiërarchische organisaties omdat ze worden
bestuurd door netwerken van relaties in plaats van door gezag lijnen (Powell 1990, Jones et al. 1997).
Coördinatie tussen bedrijven in deze netwerken is dus meer afhankelijk van sociale mechanismen
zoals wederkerigheid, socialisatie en reputatie.
Dus tijdelijke organisaties zijn meer afhankelijk van sociale structuren waarbinnen actoren zich
voortbewegen, ipv vaste regels en richtlijnen. Deze structuren zijn zo geïnternaliseerd dat mensen
precies weten wat er van hun verwacht wordt.
Met deze minder gecentraliseerde controletactieken worden normatieve controlebeperkingen en
structureert het gedrag van teamleden
De verwachtingspatronen zijn duidelijk, en men controleert elkaar of ze wel aan die
structuren/verwachtingspatronen voldoen, dus of ze wel aan de norm voldoen.
Het structuralisme helpt daarbij begrijpen waarom mensen zich op een bepaalde manier gedragen.
Voor het structuralisme is er een reeks structuren - die organisatievormen zijn - die het gedrag
bepalen van de individuen die onder deze structuren opereren.
Week 2:
Les 3
Kunda, cultuur, normatieve controle
Kunda: technische cultuur met normatieve controle. Verschilt van bureaucratische harde en zachte
controle omdat je bij normatieve controle de waarden van de organisatie internaliseert. De waarden
worden een deel van je identiteit en daarom zullen dingen als vanzelfsprekend worden beschouwd.
Het is meer opdringerig, omdat het probeert de acties van leden uit te lokken (uitlokken) en te
sturen door de onderliggende ervaringen, gedachten en gevoelens te beheersen die hun acties
sturen
Er ontstonden 2 kampen van het engineren van bedrijfscultuur: De groep die overtuigd was dat het
voor het beste was voor de medewerkers, omdat zij op deze wijze het meest uit zichzelf konden
halen en de groep die het slechts als middel zag van het management om misbruik te maken van de
medewerkers, omdat zij op deze wijze meer efficiënt zouden werken. Dus kamp 1: dreef de
medewerkers van het bedrijf naar pieken van bedrijfsprestaties en persoonlijke zelfrealisatie. Kamp
2: niet meer dan een vermomming voor kwaadwillende managementintenties.
Het engineren van de bedrijfscultuur bevat, normatieve controle. Er worden duidelijke normen en
waarden geconstrueerd waaraan je moet voldoen. Zo vindt er geen directe maar indirecte controle
plaats.
Wetenschappelijk beheer, efficiëntie, harde controle
Scientific management: gaat over tijd en bewegingsstudies, Taylor probeerde op zo’n effectief
mogelijke manier zo veel mogelijk winst te krijgen. Het idee was win-win. De juiste werknemer op de
juiste plek zodat de werkgever optimale winst kon behalen. Doormiddel van wetenschap een ideaal
2