Argumentatie
Introductie
Holt: niet spelen (op welke leeftijd mag men met baby spelen?)
Milgram: test of mensen doorgaan met de test – ongeldige reden gegeven
Kritisch denken: informatie niet zonder meer accepteren
Redenering: bestaat uit minimaal 2 onderdelen:
Standpunt (conclusie)
Woorden als: ik vind, volgens mij, ik denk, mijn mening is, ik concludeer
Signaalwoorden: dus, daarom, kortom, derhalve, daaruit volgt
Argument
Signaalwoorden: want, omdat, het blijkt, immers, namelijk
Argumenten
Feitelijk (objectief): informatie dat aangetoond kan worden
Waarderend (subjectief): mening over informatie
Structuur van redeneringen
Argumentatie: verbale, sociale en rationale activiteit gericht om ander te overtuigen
Vormen van argumentatiestructuur (ondersteunen standpunt)
Enkelvoudige argumentatie
Bestaat uit 1 standpunt (St) en 1 argument (A1)
Mogelijk verzwegen argumenten; argument kunnen weerleggen (iets mis mee: A1’)
Meervoudige argumentatie
Bestaat uit 1 standpunt (st) en meerdere argumenten (A1, A2, A3).
Argumenten zijn op zichzelf staand voldoende om het argument te verdedigen.
Bv: ten eerste, en, nog afgezien van, verder, overigens, bovendien
Nevenschikkende argumentatie
Bestaat uit 1 standpunt en meerdere afhankelijke en/of samenhangendeargumenten
1 argument te zwak of anticiperen op tegenwerping (A1a, A1b) (2e =kleine
letter)
Bv: daarnaast, zelfs, daarbij komt, vooral ook omdat, sterker nog, alsmede.
Onderschikkende argumentatie
1 standpunt en meerdere van elkaar afhankelijk, trapsgewijs geordende argumenten
Om de beurt onderbouwd door volgende argument en vormen substandpunt met
subargument (A1, A1A1, A1A1A1) (hoofdletter)
Bv: immers, omdat, want, vandaar, daarom, aangezien, want gezien het feit dat
Complexe argumentatie
Combinatie van meervoudige, nevenschikkende en/of onderschikkende argumenten
(A1a, A1b, A1c, A1A1c, A1d)
Contra-argumentatie: argument tegen een stelling (C1) (valt standpunt aan)