Week 1
1 Ben je in staat om verschillende juridische kernbegrippen, indelingen en
onderscheidingen te benoemen en te herkennen in een concrete casus. Daarbij gaat het
met name om:
positief recht en wenselijk recht
objectief recht en subjectief recht
internationaal en nationaal recht
publiek- en privaatrecht
dwingend en aanvullend recht
formeel en materieel recht
Positief recht is het recht zoals je dat in je wettenbundel vind, zoals het recht nu is. Wenselijk, ook
wel normatief recht, is wat recht zou moeten zijn, het is datgene waar rechtsfilosofen zich mee
bezig houden. Dat recht is ons ideale recht, een utopisch beeld.
Objectief recht is een wet. Subjectief recht is een recht welke aan een objectieve wet ontleent
wordt. In het Engels is het duidelijker: Objectief is Law en Subjectief is Right.
Nationaal recht is het recht dat binnen, in dit geval onze, landsgrenzen geldt. Internationaal recht
is het recht dat daarbuiten geldt, en gaat over de verhouding tussen bijvoorbeeld landen
onderling. De wet van het internationale recht zijn onder andere verdragen, denk aan het EVRM.
Publiekrecht is het recht dat regels tussen burger en overheid (een gezagsrelatie dus) & overheid
en overheid. Het publiekrecht gaat over algemeen belang. Privaatrecht gaat over recht dat tussen
twee privaatrechtelijke personen geldt, dit kunnen burgers zijn, maar ook bijvoorbeeld bedrijven.
Dit recht is voor individueel belang, er is geen gezagsrelatie.
Dwingend recht is het recht waar betrokkenen niet vanaf mogen wijken. Bij aanvullend recht mag
dit wel. Aanvullend recht is vooral bedoeld om een houvast te geven, als er bijvoorbeeld geen
testament is opgesteld. De regels van het aanvullende recht regelen dan de verdeling. Dwingend
recht betreft bijvoorbeeld verkeersregels, die mag je niet enkel respecteren als het je uitkomt.
Materieel recht is het inhoudelijke recht: ze geven aan welke rechten, plichten en bevoegdheden
een burger aan de regel kan ontlenen, de inhoud van de regel dus. Formeel recht gaat over de
regels waarmee het materiële recht gehandhaaft dient te worden. Een voorbeeld: een
verkeersregel is materieel recht. Hoe de handhaving met jou moet omgaan als je een
verkeersregel breekt (bijv hoe ze je dienen te arresteren) is formeel recht.
2 Heb je basale kennis verworven over enkele belangrijke kwesties die juristen verdeeld
houden. Deze kwesties worden in het vervolg van het vak verder uitgediept. Je wordt je
ervan bewust dat de meningen onder meer uiteenlopen waar het gaat om de verhouding
tussen recht enerzijds en moraal, beleid en politiek anderzijds:
In de eerste week van onze studie rechten maakten we kennis met de zogeheten ‘pluraliteit’ van
het recht. Er zijn mensen die denken dat rechten zwart wit is, dat is absoluut niet zo. De ene
persoon vindt dat recht moreel juist moet zijn, de ander vindt juist dat recht en moreel niet bij
elkaar gepakt moeten worden. Voor onze rechtsstaat dienen we de 3 machten te scheiden:
wetgevende macht, rechtsprekende macht en uitvoerende macht. In de praktijk vervaagd die
verdeling nog wel eens. In Nederland maken we gebruik van checks en balances om die verdeling
eerlijk te houden. De machten controleren ook onderling elkaar. Politiek heeft een effect op recht,
maar bepaalde beleidsmatige kwesties liggen ook weer in het recht verankerd. Kort om: recht is
allesbehalve simpel.
,Week 2
3 ben je in staat om de fundamentele vragen die de casus van de grotverkenners oproept,
te benoemen.
De fundamentele vragen die deze zaak opwerpt zijn onder andere:
1. Valt onder een dergelijke benarde omstandigheid iemand, die er eerste weliswaar mee
instemde, doden onder moord?
2. Wat is de functie van het strafrecht in een dergelijke zaak?
3. Welke scheiding maken we tussen recht en moraal?
4. Op welke stoel mag een rechter in een dergelijke zaak plaatsnemen (mogen ze vragen
om clementie of is dat niet aan hen bijvoorbeeld)?
5. Wat is de rol van jurisprudentie in deze zaak (bijvoorbeeld de zaak van het gestolen
brood)?
4 ben je in staat de kernpunten van de redeneringen van de verschillende rechters samen te
vatten.
Zie einde document voor samenvatting grotverkenners zaak en de mening van iedere rechter kort
uitgelegd.
5 ben je in staat om je eigen positie met betrekking tot de grotverkennerscasus te
onderbouwen aan de hand van de in de casus benoemde argumenten.
a. Ik ben van mening dat de grotverkenners veroordeeld moeten worden, maar dat er
wel ook naar natuurrecht gekeken moet worden: rechtspositivisme en natuurrecht
samenvoegen
i. Ze hebben keihard de wet overtreden: de wet is de wet en zoals Keen ook
zegt moet hij als rechter het geldende recht toepassen, niet zijn eigen
opvattingen; ze hebben een moord gepleegd
ii. Ik vind echter wel dat, zoals Foster zegt, er rekening gehouden moet worden
met het feit dat deze mannen zich in een uitzonderlijke situatie bevonden;
hierom zou ik persoonlijk wel straffen, maar een lichtere straf bedenken voor
deze mannen dan verhanging
Vorm je eigen mening, en kijk buiten het boekje van stroming, hoe die stromingen in deze zaak
uitpakken zijn namelijk anders dan je misschien op eerste blik denkt.
6 beschik je over basale kennis over drie verschillende tradities in de rechtsfilosofie:
rechtspositivisme, natuurrecht, rechtsrealisme (deze kennis wordt in de komende weken
verder uitgebouwd).
Rechtspositivisme= is een filosofie die zich kenmerkt door de stelling ‘regels zijn regels’. Er wordt
een scheiding tussen moraal en recht gemaakt, recht hoeft niet moreel te zijn. Er wordt ook een
scheiding gesteld tussen recht en politiek beleid. Het doel is het bevorderen van rechtszekerheid
en de rechter moet een objectieve, neutrale positie innemen in een casus. De
interpretatiemethode van de wet is over het algemeen grammaticaal. Het positivisme hecht de
meeste waarde aan formele rechtsbronnen (nadruk op formele rechtsbronnen): wetten, verdragen
en geschreven rechtsbeginselen.
Rechtsrealisme= het afwegen van belangen doelen en belangen. Het recht wordt gezien als een
sociale praktijk, waarbij er juist verbintenis moet zijn tussen recht en politiek & recht en beleid. De
nadruk ligt dus op de werking in de maatschappij/instrumentalisme. Het draait dus om ‘law in
action’ (recht is een continue interactie tussen mensen). Het recht wordt als instrument gezien, om
bijvoorbeeld de samenleving te verbeteren. Realisme heeft een voorkeur voor conflicterende
rechtsbronnen, dan kan men namelijk kiezen wat de samenleving het meeste zou helpen.
, Natuurrecht= draait om gerechtigheid, een oog voor een oog. Er wordt waarde gehecht aan het
hogere recht (law that serves a greater purpose) en menselijke rede. Er moet een verband zijn
tussen recht en rechtvaardigheid (lex iniusta, non est lex: een onrechtvaardige wet is geen wet).
Bij natuurrecht ligt de nadruk op de inhoudelijke waarde. Natuurrecht verkiest als rechtsbron dan
ook de beginselen, zowel geschreven als ongeschreven.
Week 3
7 ben je in staat de belangrijke kenmerken van het rechtspositivisme te benoemen en te
herkennen in een casus of tekst
De belangrijkste kenmerken van positivisme die ik heb weten identificeren:
1. Er is geen noodzakelijk verband tussen recht en rechtvaardigheid
2. Er is geen ander recht dat nu en hier geldt (geen ‘hoger’ recht zoals bij natuurrecht)
3. De ‘juistheid’ van het recht wordt bepaald door of het uitgevaardigd is door een bevoegde
autoriteit (en op de voorgeschreven wijze), niet de inhoudelijke norm.
4. Recht is een systeem van verbanden tussen juridische normen.
8 ben je in staat om de belangrijkste aspecten van Harts theorie over het recht te
benoemen, toe te lichten aan de hand van voorbeelden en te herkennen: het onderscheid
tussen primaire en secundaire regels
Hart’s theorie begint bij de pre-juridische samenleving, een samenleving zonder wetten. Een
dergelijke samenleving brengt allerlei problemen met zich mee: geweld, onrecht, wantrouwen.
Vanuit dat idee hebben wij behoefte aan wetten. We hebben allereerst behoefte aan regels die die
directe problemen oplossen: primaire regels. Er zijn 4 soorten primaire regels: Regels die het vrije
gebruik van geweld beperken, regels die eigendom beschermen, regels die bepalen dat afspraken
moeten worden nageleefd en tenslotte sancties (geen regel zonder een straf). Met die regels is
nog niet alles opgelost, in een primitieve samenleving voldoen ze, maar in onze huidige complexe
samenleving niet: het doet namelijk niks aan de onzekerheid in regels, het statische karakter
(neiging om niet te veranderen) van regels en de handhaving & geschilbeslechting die niet
optimaal wordt nageleefd. Entreé: secundaire regels. Er zijn 3 soorten secundaire regels:
herkenningsregels (wat maakt een regel geldend?), veranderingsregels (hoe verander je een
regel?) en rechtspraakregels (hoe pas je de regel toe?). Een voorbeeld van een herkenningsregel
is het Corpus Iuris Civilis, het eerste burgerlijk wetboek. Een voorbeeld van de veranderingsregel
staat in artikel 137-139 van de grondwet, hoe je de grondwet mag aanpassen. Een voorbeeld van
een rechtsspraakregel is artikel 112 van de grondwet, daarin wordt eerstgenoemde gelegitimeerd.
Onderdeel van Hart’s theorie is ook dat hij procedure boven inhoud kiest, recht en moraal scheidt
(hij is dus ook een rechtspositivist!) en recht als menselijk maaksel ziet, vandaar ook alle
begeleiding in hoe we het dienen te maken. Hij ziet recht dus als een combinatie van die primaire
en secundaire regels. Door die secundaire regels zijn wij van sociale en morele samenleving (en
dus ook enigszins primitief, naar een statelijke orde gegaan.
9 ben je in staat de belangrijke kenmerken van het natuurrecht uit te leggen, samen te
vatten en te herkennen in een casus of tekst.
De meest belangrijke kenmerken die ik heb weten identificeren zijn als volgt: Allereerst, het is een
basis vereiste voor recht om rechtvaardig te zijn, lex iniusta non est lex. Natuurrecht geldt altijd en
overal, van nature (als in, het is recht dat van nature in ons zit, een oog om een oog). Het draait
om het realiseren van idealen en normen (de beginselen van de wet). Tenslotte moet het gezien
worden als datgene waar het positieve recht aan getoetst wordt, hoe dan ook zegeviert het
natuurrecht.
Radbruch is een rechtsfilosoof die ter sprake komt bij dit recht. Er is een onderscheid tussen de
vroege en de late Radbruch. De vroege Radbruch is vrij rechtspositivistisch: hij gelooft dat de