Samenvatting kennistoets 2 Anatomie:
Inleiding anatomie, fysiologie en biomechanica:
Anatomie (ontleedkunde)= leer van de bouw van het lichaam.
Bot, spier, zenuw, gewricht, bloedvoorziening, etc.
Fysiologie (natuurwetenschap)= leer van de natuurlijke levensverrichtingen en -verschijnselen
(processen/functies).
Cel weefsel orgaan orgaansysteem organisme.
Biomechanica= werking en effecten van mechanische krachten op het lichaam.
Druk-, trekkracht, evenwicht, momenten, etc.
Hypocrates van Kos
De fysieke en psychische toestand (het temperament) en ziekteverschijnselen werden verklaard uit het
bestaande gehalte aan de verschillende sappen.
• Teveel slijm (flegma) – een flegmatischof kalm temperament tot gevolg hebben;
• Teveel bloed - een sanguistisch of optimistisch, gepassioneerd temperament;
• Teveel gele gal - een cholerisch of prikkelbaar, opvliegend temperament;
• Teveel zwarte gal – een melancholisch, depressief temperament.
Een onbalans zou behandeld moeten worden met een dieet.
De naam melanchlisch is afkomstig van het Griekse μέλας (melas: zwart) en χολή (cholè: gal).
Galenus verbindt deze theorie met de vier elementen:
• het flegmatische met water,
• het sanguine met lucht,
• het cholerische met vuur en
het melancholische met aarde.
Huid= het grootste orgaan.
Epidermis= opperhuid
, Verhoornend meerlagig (plaveisel)epitheel
85% keratinocyten
15% melanocyten (melanine)
Dikte afhankelijk van belasting (voet/oogleden)
Bijzondere epidermale structuren: nagels, haar, poriën van talgklier, zweetklier, borstklier.
Stratum corneum = hoornlaag (bovenste laag van epidermis)
Stratum basale = kiemlaag (diepste laag van epidermis) aanmaak nieuwe cellen (keratinocyten)
Plaveiselcelepitheel dankt zijn naam aan de vorm van de cellen. Deze zijn plat en liggen op elkaar gestapeld,
waardoor ze lijken op een muur van plavei-stenen. De onderste cellen zijn altijd kleiner en ronder dan de
bovenste cellen in het weefsel. Naarmate ze uitrijpen, komen ze verder boven te liggen en krimpt de kern.
Uiteindelijk sterft de cel af en schilfert af.
Huid = orgaan = meerdere weefsels met gezamenlijke functie = geen homogene structuur
• Communicatie uiterlijk, mimiek, verzorging etc.
• Sensibiliteit: karakteristieke sensoren specifieke waarneming
• Bescherming: water, tegen slijtage, mechanische invloed op inwendige organen, chemische stoffen,
virussen etc. uv-straling, temperatuurinvloeden (vet)
• Temperatuurregeling
• Productie: hoornlaag, haren, nagels
Lagen:
1. Cutis
1. Opperhuid = Epidermis
2. Lederhuid = Dermis of Corium: collageenrijk stevig)
2. Subcutis of Onderhuid = Hypodermis: dikte variërende onderhuid
Ectoderm Epitheelcellen, zenuwcellen (haarzak, tast, temperatuur, naar spier haarzak, naar vaten:
(para)sympatisch)
Mesoderm Bindweefselcellen (onderhuids bindweefsel., spierbindweefsel., vaatbindweefsel., spiercellen
Dermis= lederhuid
Bindweefsel heeft een steunende, dan wel verzorgende functie. Bindweefsel beschermt de organen en bepaalt
hun vorm.
Collagene vezels: bestaan uit het eiwit 'collageen'. De trekvastheid van dit type vezels is vergelijkbaar met die
van staal. De vezels zorgen dat het bindweefsel niet oneindig kan worden uitgerekt en daardoor behoudt het
lichaam zijn vorm.
Elastische vezels: zijn dunner en -zoals de naam al aangeeft- heel elastisch. Met al hun vertakkingen vormen ze
een heel netwerk. Deze vezels komen bijvoorbeeld voor in wanden van bloedvaten, omdat die juist heel
rekbaar moeten zijn
Vezels: filamenten: lange dunne draden van eiwit
Bundels collagene vezels, evenwijdig aan oppervlakte en daartussen elastische vezels.
Huidlaag wisselend in dikte: ventraal dikker dan dorsaal. Bij mannen dikker dan bij vrouwen.
De grens tussen de dermis en epidermis is golvend: in de diepte uitstekende richels van de epidermis sluiten
mooi om de bindweefselpapillen van de dermis. Dit is het meest uitgesproken op plaatsen waar de hoornlaag
dik is (hand, vingers en voetzool). Hier vertoond ook het oppervlak van de huid duidelijke richels en plooien.
Huidplooien komen overeen met de bindweefselpapillen en de lijsten komen overeen met de epidermisrichels.
Hypodermis subcutis= onderhuids bindweefsel
Losmazig bindweefsel
Vetcellen
Diepe laag: verdichting, collagene vezels (de oppervlakkig lichaamsfascie).
Soms: spierweefsel