Ziekteleer NZA
Hoofdstuk 13 - Zenuwstelsel
13.2 - Neurologische verschijnselen
Er zijn 8 lokalisaties waar een laesie kan zitten: cerebrum (grote hersenen),
diencephalon (tussenhersenen, dus thalamus en hypothalamus), hersenstam met
kopzenuwen, cerebellum (kleine hersenen), vestibulair systeem, ruggenmerg,
perifere zenuwen en neuromusculaire overgang.
13.2.2 - Verschijnselen bij aandoeningen van het cerebrum en het
diencephalon
Functiestoornissen van de grote hersenen (cerebrum) geeft veranderd gedrag of
verminderd bewustzijn. Verschillende niveaus van verminderd bewustzijn:
» Somnolentie: slaperigheid, iets verlaagde bewustzijnstoestand.
» Sopor: (diepe) slaap waaruit de patiënt met lichte prikkels is te wekken.
» Stupor: bewegingloosheid waaruit de patiënt alleen met sterke prikkels te
wekken is.
» Coma: diepe bewusteloosheid, waaruit de patiënt niet is te wekken. Uitval van
alle reflexen, behalve de corneareflex.
Vormen van abnormaal gedrag zijn:
» Dwangbewegen: voortdurend herhalen van zinloze bewegingen of houdingen;
zoals dwanglopen, cirkelen, dringen, loze kauwbewegingen, likken en bijten.
» Dementie: het niet meer vertonen van aangeleerd gedrag en verminderd
vermogen om gedrag aan te leren. Dus ongerijmd, irrelevant of
gedesoriënteerd handelen (‘afwezig’, ‘wezenloos’).
» Hysterie: excitatie en motorische hyperactiviteit, komt zelden voor.
Andere verschijnselen zijn blindheid met een intacte pupilreflex (schorsblindheid)
en verminderde bewuste proprioceptie (verminderde houdingsreacties).
Asymmetrie van de verschijnselen door een eenzijdige, focale laesie van
destructieve aard, zoals een tumor, bloeding en ontsteking.
Aandoeningen van het diencephalon leiden tot veranderingen in eet-, drink en
slaappatronen.
13.2.3 - Verschijnselen bij aandoeningen van de hersenstam en de
kopzenuwen
De hersenstam wordt verdeeld in drie gebieden, van voor naar achter:
1. Het mesencephalon (middenhersenen) met in dit gebied de kernen van de
kopzenuwen III en IV.
2. Het metencephalon (achterhersenen: cerebellumsteel en pons) met de kern
van de kopzenuw V.
3. Het myelencephalon (medulla oblongata, verlengde merg) met kernen van
kopzenuwen VI t/m XI.
De 12 kopzenuwen kunnen worden onthouden met behulp van het volgende
ezelsbruggetje:
“Op ons oude tuin terras aaide Frida voor geld vele aardige heren”
n. olfactorius (I), n. opticus (II), n. oculomotorius (III), n. trochlearis (IV), n.
trigeminus (V), n. abducens (VI), n facialis (VII), n. vestibulocochlearis (VIII), n.
glossopharyngeus (IX), n. vagus (X), n. accessorius (XI) en de n. hypoglossus
(XII).
1
,Ziekteleer NZA
Het bewustzijn wordt gehandhaafd door de cerebrale cortex en de formatio
reticularis in de hersenstam. Aantasting van de formatio reticularis of de
verbinding tussen de hersenstam en de cortex kan leiden tot ernstig verminderd
bewustzijn.
Een laesie in de hersenstam kan afwijkende adempatronen en centrale
vestibulaire ataxie geven.
Schade kan ipsilateraal motorische en/of sensorische uitval van kopzenuwen
geven.
In het mesencephalon geeft dit mydriasis (grote pupil) door aantasting van het
parasympathische deel van de oculomotoriuskern (kopzenuw III). Beschadiging
van de n. trochlearis (IV) geeft dorsomediale of ventrolaterale strabismus
(scheelzien).
Prognose: hersenstamaandoeningen hebben een slechte prognose.
In het metencephalon liggen de kernen van de n. trigeminus (V). Laesies kunnen
gevoelloosheid van het gezicht en atrofie van de kauwspieren tot gevolg hebben.
Schade aan het myelencephalon:
- kern van de n. abducens (VI) -> treedt een mediale strabismus op.
- kern van de n. facialis (VII) -> gedeeltelijke of gehele facialisparalyse:
verlamming van de mimische
musculatuur, afhangend bovenooglid, afhangend oor, afwezigheid van de dreig-
en ooglidreflex en
het ‘volproppen van de wangzak’. Bij het parasympathische deel van de kern
valt de traanproductie
uit, met als gevolg keratoconjunctivitis sicca.
- vestibulaire kernen (kopzenuw VIII) -> centrale vestibulaire ataxie.
- nucleus ambiguus leidt tot uitvalsverschijnselen van de kopzenuwen IX, X en XI.
Bulbaire paralyse
De kernen van het slik- en hoestmechanisme (IX en X) in het verlengde merg en
de medulla oblongata (bullus medulla) aangetast, waarbij aantasting zich kan
uitbreiden naar naastliggende kernen en banen van de kopzenuwen V, VI en VII
of XI en XII.
Verschijnselen: verslikken, speekselen, proppen maken en het uit de bek laten
hangen van de tong. Oorzaken: loodintoxicatie, thiamine deficiëntie, Listeria-
infectie (vaak eenzijdig), botulisme en bij de ziekte van Aujeszky en bij een
schedelbasisfractuur met hematoomvorming.
Labrador retriever met een verlamming van de n. trigeminus
(kopzenuw V).
De kernen liggen in het metencephalon en laesies kunnen
atrofie van de kauwspieren tot gevolg hebben.
Bij aantasting van de kernen van kopzenuwen treed naast
uitval depressie en proprioceptieve storingen optreden.
13.2.4 - Verschijnselen bij aandoeningen van het cerebellum
Cerebellum (kleine hersenen) zorgt voor de fijnregeling van de snelheid, kracht
en bereik van spierbewegingen. Disfunctie geeft ongecoördineerde bewegingen
(ataxie) van de kop, romp en ledematen. Bij de gangen valt op dat het begin van
de beweging vertraagd en de uitvoering van de beweging overdreven is. Hyper-
2
,Ziekteleer NZA
of dysmetrie: de bewegingen zijn overtrokken, schieten het doel voorbij en de
correctie daarop is ook overdreven. Ze staan vaak met de voorbenen iets uit
elkaar. Oorzaken: bij kalveren met congenitale infectie met het bovine
diarreevirus (BVD), geeft het cerebellaire hypoplasie. Bij veulens van het Arabisch
volbloed als aangeboren cerebellaire atrofie.
Verschijnselen: tremoren van hoofd en hals, die verergeren bij het begin van
doelbewuste bewegingen (intentietremoren). Verdwijnen van de dreigreflex bij
een intacte visus en normale functie van de n. facialis. Cerebellaire disfunctie kan
gepaard gaan met atactische oogbolbewegingen.
13.2.5 - Verschijnselen bij aandoeningen van het vestibulair systeem
De receptoren uit het evenwichtsorgaan (labyrint) registreren zwaartekracht en
beweging en signalen worden verwerkt in de vestibulaire kernen en beïnvloeden
de balans, coördinatie van de oogspieren en het braakcentrum.
- perifeer deel (buiten de schedelholte): het labyrint in het binnenoor en de n.
vestibularis (VIII).
- centraal deel (binnen de schedelholte): vestibulaire kernen in de hersenstam.
Prognose: zeer gunstig.
Perifere vestibulaire ataxie
Door trauma, osteomyelitis van het rotsbeen, otitis media (middenoorontsteking),
idiopathisch (geriatrisch vestibulair syndroom) en een neuritis van de n.
vestibularis (VIII).
Eenzijdige aantasting van het perifere vestibulaire systeem (perifere vestibulaire
ataxie):
» Draaiing van het hoofd en de hals naar de aangetaste kant, waarbij het oor
lager wordt gehouden.
» De romp is naar de aangetaste kant gebogen, met hypertonie van de
contralaterale extremiteiten.
» Cirkelbewegingen naar de aangetaste kant.
» Afwijkende oogstand in de vorm van vestibulaire strabismus: het ipsilaterale
oog is naar ventraal gedraaid, het contralaterale oog kan naar dorsaal gericht
zijn.
» Horizontale of rotatoire nystagmus.
Het beeld kan worden gecompliceerd door beschadiging van nabij gelegen
structuren:
» Aantasting van de n. facialis, die leidt tot een facialisparalyse.
» Aantasting van de n. sympathicus in het gebied van de bulla tympani
(syndroom van Horner).
Centrale vestibulaire ataxie
Door elke aandoening van de hersenstam waarbij kernen of banen van het
vestibulaire systeem worden aangetast, zoals Listeria-infecties, neoplasie, abces,
hematoom of granuloom.
Verschijnselen: dezelfde als bij perifere vestibulaire ataxie +
» parese van de ipsilaterale extremiteiten;
» vertraagde houdingsreacties ipsilateraal;
» cirkelbewegingen die vaak overgaan in rolbewegingen;
3
, Ziekteleer NZA
» een verticale nystagmus, een positieafhankelijke nystagmus, naast een
horizontale of rotatoire nystagmus.
Complicaties door aantasting van naastgelegen structuren in de hersenstam zijn:
» uitval van de n. trigeminus, sensorisch of motorisch;
» bulbaire paralyse;
» uitval van andere craniale zenuwen.
Bilaterale disfunctie komt zelden voor en geeft horizontale, zwaaiende
bewegingen van de kop.
13.2.6 - Verschijnselen bij aandoeningen van het ruggenmerg
Bij aandoeningen van het ruggenmerg kunnen de volgende structuren
beschadigd raken:
» descenderende motorische banen in de witte stof (‘upper motor neurons’);
» ascenderende sensorische banen (voor proprioceptie, gevoel en pijn) in de
witte stof;
» cellichamen van perifere zenuwen (‘lower motor neurons’) en interneuronen in
de grijze stof.
Er is verminderde bewuste proprioceptie, parese (verminderde spierkracht) en
spinale ataxie (incoördinatie), paralyse (volledige verlamming), verstoorde
mictie, verlies van diepe pijnperceptie.
Motorische uitvalsverschijnselen:
» ‘upper motor neuron’ (UMN): de descenderende motorische zenuwen met
de kern in de hersenen (cerebrale cortex, basale nuclei en hersenstam) en via
de hersenstam en witte stof in het ruggenmerg naar caudaal. Deze banen
steken bij de rostrale hersenstam over naar de contralaterale zijde. Ze sturen
de perifere zenuwen (‘lower motor neurons’/LMN’s) aan.
» LMN’s hebben de cellichamen in de grijze stof van het ruggenmerg. Ze zetten
en houden van bewegingen in gang, reguleren de spiertonus en remmende de
spinale reflexen. Beschadiging geeft vermindering van de willekeurige
motorische functie en het wegvallen van de remming op de LMN’s caudaal van
de laesie. (spastische) parese, verhoogde spierspanning en overdreven spinale
reflexen en daardoor ataxie.
Ruggenmerglaesies
Vijf functionele gebieden onderscheiden:
» cervicaal: C1-C5;
» cervicothoracaal (waar de voorbenen aan vastzitten): C6-T2;
» thoracolumbaal: T3-L4 (paard en LH), T3-L3 (hond, kat);
» lumbaal/lumbosacraal (waar achterbenen aan vastzitten): L4-S2 (paard en LH),
L4-L6 (hond/ kat);
» sacrococcygeaal: caudaal van S3 (paard en LH), caudaal van L6 (hond en kat).
Verschijnselen:
Cervicale laesies: UMN tetraparese (parese van vier ledematen) of hemiparese
(eenzijdige parese) en (spinale) ataxie. De spiertonus verhoogd en spinale
reflexen versterkt.
Dieren met een complete ruggenmerglaesie craniaal van C6 stikken door
verlamming van de ademhalingsspieren.
Bij paarden met spinale ataxie: knikken in de kogels, struikelen, overkoot,
abductie in de wending en een onregelmatige gang. Ze lopen op meer dan
4