Samenvatting Wft Vermogen 2022
Actualiteitendocument:
- In 2021 is de Wet bedrag ineens, RVU, en verlofsparen gedeeltelijk in werking
getreden. Hierdoor zijn bepaalde zaken rondom deze drie thema’s gewijzigd.
Hieronder de belangrijkste wijzigingen:
- Wet bedrag ineens: vanaf 1 januari 2023 wordt het mogelijk om max. 10% van het
opgebouwd pensioen of lijfrentekapitaal als bedrag ineens op te nemen. Dit bedrag is
vrij besteedbaar, maar wordt in het jaar van opname wel opgeteld bij het belastbaar
inkomen in box 1.
- RVU: de Regeling Vervroegde Uittreding (RVU) wordt onaantrekkelijker gemaakt.
Echter geldt hierop wel een tijdelijke versoepeling. Deze houdt in dat werkgevers tot
2029 geen ‘pseudo-eindheffing’ van 52% hoeven te betalen over uitkeringen die
vervroegde uittreding mogelijk maken. Vanwege de versoepeling is mag werkgever
werknemer een uitkering van max. €1.847 per maand uitbetalen als deze vervroegd
uittreedt. De uitkering mag niet eerder ingaan dan 36 maanden voor het bereiken van
de AOW-leeftijd. Het totaalbedrag bedraagt dus max. 36 x €1.847 = €66.492 en mag
ook ineens uitgekeerd worden. Als dit bedrag wordt overschreven, wordt over het
meerdere alsnog de pseudo-eindheffing van 52% betaald.
- Verlofsparen: de toename van de fiscale ruimte voor verlofsparen houdt in dat
werknemers voortaan max. 100 weken bovenwettelijk verlof mogen sparen, t.o.v. 50
weken zoals eerder gold. Dit opgespaarde bovenwettelijke verlof kan worden ingezet
voor bijv. omscholing, minder werken of eerder stoppen met werken.
Hoofdstuk 1 – Zorgplicht
- Een financieel dienstverlener heeft een wettelijke zorgplicht, die inhoudt dat de
dienstverlener moet handelen in het belang van de klant. Deze zorgplicht is zowel
privaatrechtelijk opgenomen in het BW als publiekrechtelijk in de Wft, maar wordt
daarin niet specifiek omschreven. Enkel in algemene termen wordt aangegeven wat
de eisen van de zorgplicht zijn en aan welke richtlijnen en voorschriften de financieel
dienstverlener zich dient te houden.
- In het BW staat: “de opdrachtnemer moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een
goed opdrachtnemer in acht nemen”. Dit houdt in dat de opdrachtnemer moet
handelen zoals een redelijk bekwaam en handelend vakgenoot ook zou handelen, en
de benodigde deskundigheid bezit, maar ook benut. Concreet betekent dit ook dat de
invulling van het begrip zorgplicht per geval afhankelijk is en verschilt.
- Om tot de formulering van een maatstaf te komen of de adviseur in het kader van een
financieel advies zorgvuldig heeft gehandeld, kan een rechtbank het zorgplichtkader
uit de Wft als norm hanteren. De bepalingen in de Wft (publiekrecht) zijn een nadere
concretisering van de bepalingen in het BW (privaatrecht). De algemene zorgplicht
volgens de Wft houdt in: “een financieel dienstverlener neemt op zorgvuldige wijze
de gerechtvaardigde belangen van de consument of begunstigde in acht en een
financieel dienstverlener die adviseert, handelt in het belang van de consument of
begunstigde”.
- Als een dienstverlener gegevens van de klant inventariseert, legt hij deze vast in het
klantprofiel. Informatie aan de klant moet feitelijk juist, voor de klant begrijpelijk en
niet misleidend zijn. Doordat de zorgplicht is opgenomen in de Wft kan de
toezichthouder vanuit de overheid financiële instellingen aansprakelijk stellen voor
het overtreden van de zorgplicht. Op grond van het BW kan de overheid niet
optreden, omdat dat privaatrecht betreft en de overheid daarin geen partij is.
,Hoofdstuk 2 – Aansprakelijkheidsrisico’s
- Financiële ondernemingen lopen te allen tijde het risico dat de klant hen aansprakelijk
houdt voor schade die is ontstaan als zij de privaatrechtelijke zorgplicht niet nakomen.
Als de financieel dienstverlener tekortschiet kan de klant zich beroepen op artikel
7:401 (algemene zorgplicht), 6:248 (redelijkheid en billijkheid) of 6:162 BW
(onrechtmatige daad). Als de tekortschieting aangetoond wordt, moet de
dienstverlener een schadevergoeding betalen.
- De AFM ziet vanuit de overheid toe dat financiële dienstverleners zich aan de Wft-
gedragsregels houden. Zij doet geen uitspraak over privaatrechtelijke conflicten
tussen klanten en dienstverleners. De zorgplicht is geregeld in artikel 4:24a van de
Wft. Op grond van dit artikel kan de AFM sancties opleggen aan de dienstverlener,
ook al is er door klanten geen schade geleden.
- Medewerkers van financiële instellingen met inhoudelijk klantcontact,
beleidsbepalers en commissarissen van financiële instellingen zijn allen verplicht de
“bankierseed” af te leggen. Daarin beloven de medewerkers het klantbelang centraal
te stellen en integer en zorgvuldig te zullen handelen in uitoefening van hun beroep.
Aan de bankierseed is een gedragscode gekoppeld.
- Voor bankmedewerkers is het tuchtrecht van toepassing. Als een medewerker niet
volgens de gedragscode handelt, dan kan een klant een melding doen bij de Stichting
Tuchtrecht Banken. Als de klacht gegrond is, kunnen aan de medewerker sancties
worden opgelegd, zoals een waarschuwing, boete tot €25.000 of een beroepsverbod
van max. drie jaar. Ook wordt de naam van deze medewerker genoteerd in het
besloten namenregister van de stichting, en blijft daar minimaal drie jaar
geregistreerd staan.
,Hoofdstuk 3 – Wetgeving met betrekking tot medische keuring
3.1 – Wet op de medische keuringen (WMK):
- Het doel van de WMK is om mensen met gezondheidsproblemen in staat te stellen
om een arbeidscontract aan te gaan een verzekeringen tegen ‘normale’ premies en
voorwaarden te kunnen afsluiten. De WMK staat alleen in specifieke gevallen
keuringen toe als de bewuste functie bijzondere eisen stelt aan de sollicitant op het
gebied van medische geschiktheid (piloten etc.).
- Werknemers mogen niet medisch worden gekeurd voor verzekeringen die zij via hun
werkgever kunnen of moeten afsluiten, zoals een pensioenverzekering of aanvullen
arbeidsongeschiktheidsverzekering. Alleen als het om een DGA gaat die een pensioen-
of arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) afsluiten, of een werknemer die
spijtoptant is, mag de verzekeraar medische waarborgen vragen.
- De verzekeraar kan een verzekerde een voorlopige dekking aanbieden, bijvoorbeeld
om de periode te overbruggen tussen het invullen van het aanvraagformulier en de
acceptatie van de verzekering en het aangaan van de overeenkomst. In dat geval is
verzekerde voor de periode van voorlopige dekking al wel verzekerd, maar is er nog
geen verzekering afgesloten. De voorlopige dekking biedt de verzekerde dekking voor
het risico van overlijden voor een beperkte termijn van max. 30 dagen en tot een
bepaald verzekerd bedrag. Met geven van een voorlopige dekking zegt verzekeraar
niet toe dat verzekerde ook daadwerkelijk geaccepteerd wordt.
- A.d.h.v. de gezondheidsverklaring van de verzekerde kan de verzekeraar, mits zij
daarvoor toestemming heeft gekregen van verzekerde, aanvullende medische
gegevens opvragen bij de huisarts of internist. Een medisch adviseur van de
verzekeraar beoordeelt de medische waarborgen, en die beoordeling kan leiden tot:
o Acceptatie: verzekeraar neemt het risico om verzekering af te sluiten;
o Acceptatie met bijzondere voorwaarden: verzekeraar neemt risico op
verzekering, maar stelt bijzondere voorwaarden. Dit kunnen zijn:
Lager verzekerd kapitaal: dit vermindert het risico voor verzekeraar.
Hogere premie: door te premie gelijkmatig te verhogen met het
verhoogde risico voor de verzekeraar, dekt de verzekeraar dat
verhoogde risico af.
Kortere looptijd: door een lagere eindleeftijd te stellen, neemt het
overlijdensrisico voor verzekeraar af.
Wachttijd: als het risico tijdelijk is en dus zal verdwijnen, kan
verzekeraar een wachttijd of carenztijd opnemen. Carenztijd is enkel
van toepassing op verzekeringen die niet via een werkgever worden
afgesloten.
Uitsluiting: bij uitsluiting wordt een specifiek risico uitgesloten van de
dekking. Het is een instrument dat wordt toegepast om een
onacceptabele risicoverhoging te voorkomen als gevolg van een
specifieke aandoening van een kandidaat-verzekerde. De beperking
kan na verloop van tijd opnieuw worden beoordeeld, waarna
mogelijk alsnog volledige dekking kan ontstaan.
o Afwijzing: de verzekeraar vindt het risico te groot en wil geen overeenkomst
afsluiten met betreffende kandidaat-verzekerde.
3.2 – Convenant Van Leeuwen
- Het Convenant Van Leeuwen is bedoeld om de arbeidsparticipatie en –mobiliteit van
gehandicapte en chronisch zieke werknemers te verbeteren. Hier is het in- en
uitlooprisico van belang. Verzekeraars maken bij o.a. pensioenverzekeringen met
, dekking tegen het risico op arbeidsongeschiktheid gebruik van een clausule om het
inlooprisico te beperken. Deze clausule regelt dat een verzekering geen dekking biedt
voor werknemers die op ingangsdatum van de pensioenverzekering of op dag van
indiensttreding door ziekte of ongeval niet of niet volledig in staat zijn om arbeid te
verrichten. Het wordt daarom ook wel een brandendhuisclausule genoemd.
Tegenover het inlooprisico staat de afspraak dat verzekeraar wel volledige
uitloopdekking bieden. Betreffende het uitlooprisico geldt dat bij AOV’s gebruikelijk
is dat het lopende recht op uitkering op na beëindiging van het dienstverband blijft
bestaan.
- Ondanks dat pensioenuitvoerders en verzekeraars geen wacht- of carenztijden
hanteren bij verzekeringen via de werkgever, mogen ze wel gebruik maken van een
antimisbruikbepaling om fraude te voorkomen. Deze bepaling stelt dat verzekeraars
en pensioenuitvoerders de AOV, het pensioen of de vrijstelling van premiebetaling
onder bepaalde voorwaarden mogen weigeren. Dat mag wanneer werknemer binnen
een half jaar na deelname aan de verzekering zijn werkzaamheden (gedeeltelijk)
staakt wegens ziekte, en deze gezondheidstoestand al bij aanvang van de verzekering
te verwachten was. De pensioenuitvoerder of verzekeraar dient dit wel te kunnen
bewijzen.
3.3 – Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO)
- De wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) is onderdeel van
het BW boek 7, titel 7. Op basis van artikel 7:446 e.v. BW heeft de patiënt een aantal
rechten, bijvoorbeeld:
o Patiënt moet toestemming geven voor een medische behandeling;
o Het recht op informatie en inzage in zijn medisch dossier;
o Het recht op een vrije keuze van de behandelend arts.
- De patiënt heeft ook een aantal plichten, zoals de hulpverlener voldoende informatie
geven over zijn gezondheidstoestand, het advies van de hulpverlener opvolgen en zo
veel mogelijk meewerken.
- De medisch adviseur van de verzekeraar beoordeelt de door verzekerde ingevulde
gezondheidsverklaring en eventuele aanvullende medische keuring. Op hem zijn de
bepalingen van de WGBO van toepassing.
3.4 – Gezondheidswaarborgen bij levensverzekeringen
- Bij een ORV of AOV moet de verzekeraar een inschatting maken van het risico op
overlijden of arbeidsongeschiktheid. Dit wordt medische acceptatie genoemd. Een
gezondheidsverklaring biedt de basis voor deze acceptatie. Echter mag de verzekeraar
niet alles vragen over de gezondheid van een verzekerde. De bepalingen waarin een
medisch traject aan moet voldoen zijn namelijk vastgelegd in de WMK. Zo gelden er
beperkingen om bijv. kandidaat-verzekerden te testen op HIV, of om vragen te stellen
over bepaalde erfelijke ziektes. Voor de beperkingen geldt de zogenaamde
vragengrens. Voor levensverzekeringen ligt die dit jaar op €294.083. Dat wil zeggen
dat enkel wanneer een verzekerd bedrag boven deze waarde uitkomt, de verzekeraar
onderzoek mag doen naar HIV of vragen mag stellen over bepaalde erfelijke ziektes.
Als een verzekerde daadwerkelijk klachten van een erfelijke ziekte heeft of heeft
gehad, dient hij dit uiteraard wel te melden. Onder de vragengrens geldt ook dat er
geen medische keuring noodzakelijk is.
- De verzekeraar kan een verzekerde ook vragen een medische keuring te ondergaan.
Wanneer dit vereist is verschilt per verzekeraar. De keuring kan worden gedaan door
een huisarts, maar dat mag dan niet de eigen huisarts van verzekerde zijn. Bij zeer
hoge verzekerde bedragen kan een internistenkeuring een verplichting zijn.