–
- Goede darmflora is belangrijk voor: goede vertering, stimuleert ontlasting en speelt rol bij
afweer.
- Probiotica, prebiotica
- = de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen
Koolhydraten (BiNaS 67F): brandstof, bouwstof, reservestof: monosachariden, disachariden,
polysachariden. Te herkennen aan de ringvorm.
Lipiden (BiNaS 67G): brandstof, bouwstof, isolatie:
- Vetten, oliën → vetzuren (CH2-groepen + zuurgroep), verzadigde en
(enkelvoudig/meervoudig) onverzadigde vetzuren
- Steroïden (lipoïden) → ‘vetachtige’ stoffen, zoals cholesterol. Ze bevatten specifieke
koolstofringen
Eiwitten (BiNaS 67H): bouwstoffen, brandstof
Water: bouwstof, transportmiddel, warmtebuffer
Mineralen: bouwstof, spelen rol bij processen
Vitaminen (BiNaS 82A: bij tekort → gebreksziekten
- Functies: brandstof, bouwstof, reservestof, beschermende stof, isolatie, transportfunctie,
enzym, rol bij stofwisseling, hormoon, antistof
- Voedingsvezels stimuleren darmperistaltiek. Ze nemen veel water op en zorgen ervoor dat
de inhoud van de darmen toeneemt. Ook leiden ze tot een verzadigd gevoel.
- ADH
- Obesitas
- Additieven (met ADI)
- Voedselallergie, er komt histamine vrij → slijmvliezen zetten op en bloedvaten verwijden →
benauwdheid, jeuk en bultjes
- = de afbraak van moleculen uit het voedsel door enzymen
- Begint in de mondholte → door te kauwen wordt het oppervlak vergroot en kunnen enzymen
beter de voedingsstoffen uit het voedsel bereiken
- Speeksel: enzym amylase (zetmeelmoleculen), slijm (glijbaarheid), eiwitten (mondbacterie-
en schimmeldodende werking)
- Voedsel gaat door de slokdarm naar de maag met peristaltische bewegingen
- Voedsel wordt gekneed met maagsap in de maag
- Maagsap: zoutzuur, pepsinogeen (BiNaS 82F), slijm (beschermt de cellen tegen het maagzuur)
- Twaalfvingerige darm: alvleessap en gal komen hier bij het voedsel die grote koolhydraten,
eiwitten en vetten afbreken
- Dunne darm: darmsapklieren afgegeven aan darminhoud, die koolhydraten, polypeptiden,
DNA, RNA en vetten verteren, die klein genoeg worden om een celmembraan te passeren. De
opname van stoffen vindt vooral hier plaats, door een groot oppervlak: darmplooien, villi
(darmvlokken) en microvilli.