CA1 sv boek Kottak + hoorcolleges
HC 1: H1 What is Anthropology?
HUMAN DIVERSITY
Antropologie = studie van de menselijke soort en diens directe voorouders.
Antropologie is holistisch (= bestuderen van alle aspecten van menselijke gesteldheid (voorbij
verleden, nu, toekomst, biologie, samenleving, taal en cultuur)).
Centrale antropologische begrippen:
- Menselijke verscheidenheid
Zijnskenmerken: betekenissen in de mens zelf (biologische, emotionele, cognitieve
kenmerken), maar door (culturele én natuurlijke) omgevingsfactoren kneedbaar in bepaalde
context.
Cultuur is een omgevingsfactor en deel van ‘menselijke omgevingsveld’. Sociale en culturele
factoren en praktijken sturen cognitieve, emotionele en zelfs biologische ontwikkeling.
Antropologie is kritisch tegenover biologisch determinisme (= idee dat mens(elijke
diversiteit) is bepaald door biologie) wel: culturele en natuurlijke omgevingsfactoren
zorgen voor menselijke ontwikkeling en diversiteit.
- Aanpassingsvermogen
= hoe organismen omgaan met omgevingsomstandigheden.
Mensen zijn flexibel/creatief, iedereen wordt door eigen specifieke omstandigheden
uitgedaagd en lost problemen op eigen manier op.
Aanpassingsfactoren/-processen kunnen zowel biologisch/natuurlijk als sociaal-cultureel
(bv. technologische ontwikkeling) zijn.
Natuurlijke en sociaal-culturele aanpassingen gebeuren altijd en tegelijkertijd, maar in de
loop van de tijd is ’t culturele veel aanweziger/belangrijker geworden. Vooral vanaf
Agrarische Revolutie: ontwikkeling van jagers-verzamelaars (foraging) naar food production
(= economie gebaseerd op cultiveren van planten en domesticatie van dieren), er ontstonden
beschavingen (complexe samenlevingen). Later opnieuw in Industriële Revolutie: ontstaan
van wereldeconomie en modern world system.
Samenspel tussen menselijke ontwikkeling/vermogens en gevarieerde omgevingsfactoren
maakt menselijke diversiteit tot een centraal gegeven en kernthema binnen antropologie.
Elke grote economische transformatie heeft grote sociale en culturele gevolgen.
Hoe passen lokale samenlevingen/sociaal-culturele groepen zich aan op mondiale
veranderingen/processen?
- Cross-culturele vergelijking/analyse
= idee dat vergelijken en contrasteren fundamenteel is voor het antropologisch perspectief.
Niet steeds bezig met ene groep met andere te vergelijken, MAAR: altijd bewust zijn van
perspectief-gezichtspunt, en hoe perspectief van iemand anders is dan die van jou.
Binnen je eigen perspectief blijft veel onzichtbaar.
Vanzelfsprekendheid en vreemdheid voor iedereen anders: het onbekende bekend maken
en andersom (kritisch zijn op jezelf)!
,ALGEMENE ANTROPOLOGIE
Algemene antropologie/’general anthropology’ = antropologie als geheel (vier velden: cultureel,
archeologisch, biologisch, linguïstisch).
Grieks: antropos (mens) + logos (rede/kennis) = bestuderen vd mens, mensenkennis.
De 4 subdisciplines komen voort uit Amerikaanse antropologie vd 19 e eeuw: Amerikaanse
antropologen geïnteresseerd in geschiedenis/oorsprong, cultuur en diversiteit van inheemse
bevolking in Noord-Amerika (‘Native Americans’) bestuderen van gebruiken, sociaal leven, taal en
fysieke kenmerken.
Subdisciplines beïnvloeden elkaar en staan met elkaar in verband.
Biocultureel = gebruik/combineren van biologische en culturele perspectieven en benaderingen om
bepaalde kwesties te analyseren en begrijpen.
Cultuur ≠ biologie, MAAR biologische eigenschappen vd mens liggen vaak aan de basis van cultuur.
- Biologie beïnvloedt cultuur: vermogen om te leren, gereedschap te gebruiken en te communiceren
dmv taal.
- Cultuur beïnvloedt biologie: idee van schoonheid, een goede levensstijl en dieet.
Bij de ontwikkeling van een kind vormen genen en biologie de basis, maar groot deel van
ontwikkeling wordt gestuurd door omgeving/cultuur; de kansen die je wel/niet krijgt door de plek
waar je wordt geboren.
SUBDISCIPLINES VAN ANTROPOLOGIE
(Sociaal-)Culturele antropologie
= bestuderen, beschrijven en interpreteren van culturele verschillen om iets te kunnen zeggen over
de menselijke soort
= cross-culturele vergelijking van menselijke samenleving en cultuur.
2 vormen van onderzoek:
- Etnografie = beschrijving en analyse van gebruiken en ideeën (cultuur) die overheersen in
bepaalde (kleinschalige/deel van) groep, gemeenschap of maatschappij.
Gebaseerd op veldwerk bij 1 specifieke groep in bepaalde culturele setting; beschrijven.
- Etnologie = systematische vergelijking vd resultaten van etnografisch onderzoek o.a. om
theorieën te kunnen samenstellen mbt menselijk gedrag (algemene uitspraken doen)
Gebaseerd op cross-culturele vergelijking; samenvatten/verbinden/abstraheren/verwerken.
Andere diersoorten leven ook in samenlevingen (= georganiseerd leven in groepen) maar cultuur is
uniek voor mensen.
Cultuur = (veranderende) verzameling tradities, kennis en gebruiken die ideeën en gedrag van
mensen vormgeven.
Er is alleen sprake van cultuur als er samenhang/consistentie/permanentie bij is.
Enculturatie = proces waarbij cultuur geleerd en doorgegeven wordt over generaties. Het leren van
gebruiken en tradities gebeurt vaak automatisch tijdens opvoeding om de wereld begrijpelijk te
maken. Kennis, tradities en gebruiken kunnen worden geleerd en dus worden doorgegeven (cultuur
heb je niet van nature al (géén zijnskenmerk!)).
,“Cultuur/cultureel”: abstracte begrippen.
Kottak: cultuur als afgebakend begrip, aanwijsbare individuele culturen. In taalgebruik wordt met
‘cultuur’ verwezen naar bepaalde (etnische) groep.
MAAR: cultuur ≠ groep, inconsistent want niet elke groep mensen ‘heeft’ een aanwijsbare
afgebakende cultuur. Cultuur zien als fluïde verzameling van tradities, patronen en praktijken
(groepen beïnvloeden elkaar ook). Culturele tradities zijn vaak aanwijsbare gebruiken, kennis en
ideeën, maar soms weten mensen zelf niet expliciet welke dat zijn.
Archeologische antropologie
= bestuderen van menselijk gedrag dmv materiële overblijfselen.
Waar mensen leven/geleefd hebben worden artefacten (door mensen
gemaakte/gebruikte/bewerkte voorwerpen) gevonden en deze data wordt geanalyseerd (patronen
vinden tussen culturen/over de tijd).
Paleoecologie = bestuderen van vroegere ecologieën, interactie tussen levende wezens en hun
omgeving.
Biologische/fysieke antropologie
= bestuderen van menselijke biologische variatie in tijd en ruimte.
5 specialiteiten:
- menselijke evolutie op grond van fossielen (paleoantropologie).
- menselijke genetica
- menselijke groei en ontwikkeling
- menselijke biologische plasticiteit (vermogen van levend lichaam om zich aan te passen aan
omstandigheden (hitte, hoogte, etc.)).
- primatologie (biologie, evolutie. gedrag en sociaal leven van niet-menselijke primaten
(aapsoorten)).
Linguïstische antropologie
= bestuderen van taal en linguïstische diversiteit in tijd, ruimte en samenlevingen.
Over universele kenmerken van taal (door uniformiteit in brein), of studie en reconstructie van
oude/dode talen door ze te vergelijken met hedendaagse.
Sociolinguistics = bestuderen van taal in samenleving. Dezelfde taal wordt anders gebruikt in
verschillende samenlevingen (dialecten, sociale factoren, etc.).
ANTROPOLOGIE EN ANDERE ACEDEMISCHE VELDEN
Antropologie is een wetenschap (= veld van studie dat betrouwbare verklaringen zoekt, met
betrekking tot de materiële en fysieke wereld).
Sociologie
Verschillen (zijn nu grotendeels vervaagd):
- S: oorspronkelijke focus op industriële Westen
A: oorspronkelijke focus op niet-industriële samenlevingen
- S: kwantitatieve dataverzameling (surveys) voor grootschalige studie (complexe naties)
A: kwalitatieve dataverzameling (veldwerk, notities, participant-observatie) voor kleinschalige
studie (1 gemeenschap/groep)
, Psychologie
- P: studie in 1 natie (vaak de eigen)
A: stelt dat menselijke psychologie niet te bestuderen op basis van observaties uit 1 land cross
culturele vergelijking nodig om psychologische patronen te vinden (universele of voor bepaalde
cultuur/culturen specifiek).
Psychologische antropologie = bestuderen van cross-culturele gelijkingen en verschillen in
psychologische kenmerken en condities (Malinowski en Mead).
Cultureel specifieke syndromen = patronen van ongewoon gedrag specifiek voor bepaalde cultuur of
verbonden groep culturen.
DE WETENSCHAPPELIJKE METHODE
Antropologie is (humanistische) wetenschap. Binnen culturele antropologie is etnologie de
vergelijkende wetenschap gericht op beter begrijpen van culturele verschillen en gelijkingen door
hypotheses te testen en theorieën op te stellen (gevonden data generaliseren).
Stappen in wetenschappelijke methode:
1 Onderzoeksvraag opstellen
2 Hypothese (= suggestieve maar nog niet bevestigde verklaring) opstellen
3 Draag een mechanisme aan
4 Dataverzameling om hypothese te testen (associatie = geobserveerde relatie (covariantie) tussen 2
of meer variabelen (onafh. en afh.).
5 bedenkt een manier van meten
6 data-analyse
7 conclusie trekken
8 bedenk implcaties
9 bijdragen aan grotere theorie (= set ideeën geformuleerd om iets te verklaren)
Theorie.
HC 1: H4 Applying Antropology
2 dimensies van antropologie:
- academisch
- toegepast
Toegepaste antropologie = het gebruik van antropologie (data, theorie, methodes, perspectieven)
om hedendaagse sociale problemen op te lossen.
Toepassingen (voorbeelden) bij subdisciplines:
- Culturele antro: ontwikkelingsantropologie
- Archeologische antro: Cultural resource management (= beslissen wat er gered/behouden moet
worden wanneer gehele archeologische vindplaatsen niet bewaard kunnen worden (publieke
archeologie/’applied archeology’)).
- Linguïstische antro: bestuderen van linguïstische diversiteit in klaslokalen.