Samenvatting & overzicht SPSS. Methoden & technieken van criminologisch
onderzoek II
Universiteit Leiden
Meetniveaus van variabelen
Nominaal: getallen zijn slechts een label. Categorieën. Geen verschil en geen
rangorde. Bijvoorbeeld: type delict, geslacht.
Ordinaal: er zit rangorde tussen de getallen, intervallen zijn onduidelijk. Ook schalen!
Ratio: vast nulpunt en er is rangorde. Bijvoorbeeld: prijs, lengte, aantal
veroordelingen.
Interval: intervallen tussen de getallen zijn even groot. Geen vast nulpunt.
Bijvoorbeeld: temperatuur, attitude schalen.
Keuzeboom doorlopen. 1: associatiematen, 2: vergelijken van groepen
Onafhankelijke variabele (X): oorzaak. Kan zorgen voor verandering in de uitkomst
Afhankelijke variabele (Y): gevolg. Uitkomst waar het onderzoek geïnteresseerd in is.
Onafhankelijke meting: op 1 moment
Afhankelijke metingen: dezelfde groep op meer momenten/manieren vergelijken
Hoeveel onafhankelijke variabelen in keuzeboom bivariate of multivariate toets
Parametrische assumpties: N bekijken en normaliteitsassumptie (frequentieverdeling en
histogram bekijken)
Overzicht toetsen SPSS
Statistische toets Uitleg, interpreteren & rapporteren
Correlatie toetsen Deel 1 van de keuzeboom: associatiematen.
door Spearman & Correlatie geeft informatie over de sterkte en de richting van verband
Pearson tussen 2 variabelen. Met interval/ratio meetniveau meestal Pearson’s
R. Tenzij: de N klein is, het duidelijk is dat 1 van de 2 variabelen niet
normaal verdeeld is, 1 of enkele outliers aanwezig zijn. Dan kiezen
voor Spearman (ook voor ordinaal)
Vuistregels van r:
± 0,1 zwak verband
± 0,3 gemiddeld verband
± 0,5 sterk verband
Hoe moet je de toets uitvoeren in SPSS?
SPSS > Analyze > Correlate > Bivariate > Spearman of Pearson
aanvinken
Rapporteren
- Spearman rangcorrelatie:
Noteren of er sprake is van een negatief of positief verband is tussen de
variabelen.
, Richting (hoe zijn de variabelen gecodeerd): des te hoger X, des te
minder/meer Y (rS= …, p </> 0,05/0,01)
- Pearson correlatie:
Noteren of er sprake is van een negatief of positief verband is tussen de
variabelen.
Richting (hoe zijn de variabelen gecodeerd): des te hoger X, des te
minder/meer Y (r= …, p </> 0,05/0,01)
Chi-kwadraat (χ²) Deel 1 en 2 van de keuzeboom: associatiematen en vergelijken van
& kruistabel groepen.
Met de Chi-kwadraat kun je testen of groepen van elkaar verschillen
op basis van een categorische variabele (ordinaal & nominaal).
Minstens 5 verwachte waarnemingen per cel. Of je kolompercentages
of rijpercentages opvraagt moet je bepalen via de onderzoeksvraag. Rij
is horizontaal, kolom verticaal.
Hoe moet je de toets uitvoeren in SPSS?
SPSS > Analyze > Descriptives > Crosstabs > Bij statistics Chi
aanvinken (eventueel ook Cramer’s V)
Rapporteren
Chi-Square Tests table: χ² relateren aan df
Voorbeeld rapporteren: mannen & vrouwen verschillen in Y (χ²(df)=
…, p </> 0,05/0,01)
Cramer’s V laat de effectgrootte zien. Bij tabellen dan groter dan 2x2.
Aanvinken bij statistics. 0= geen samenhang, 1= perfecte samenhang.
T-toets Deel 2 van de keuzeboom: vergelijken van groepen.
(onafhankelijk & Met de t-toets kun je twee onafhankelijke groepen vergelijken. De
ongepaard) afhankelijke variabele is van interval/ratio meetniveau en is bij
benadering normaal verdeeld.
Hoe moet je de toets uitvoeren in SPSS?
SPSS > Analyze > Compare means > Independent Samples T-test
Output
Group statistics: belangrijk voor de mean-scores. Je mag zelf
kiezen of je de SD of SE rapporteert.
Independent samples test: Levene’s Test als deze significant
is dan zijn de varianties niet gelijk en kijk je naar de 2e rij. Als
deze niet significant is dan kijk je naar de bovenste rij.
Fieldboek voor de t-waardes:
t groter dan 1,96 = p < 0,05
t groter dan 2,58 = p < 0,01
Rapporteren
Voorbeeld: vrouwen zijn vaker banger (mean= …, SE/SD …) dan
mannen (mean= …, SE/SD) (t (respondentenaantal): …, p </>
0,05/0,01).
Groepen verschillen significant (t…, p…). Groep 1 (mean, SE) vaker