Maatschappijleer samenvatting SE2 1
door Tahrim Ramdjan
1 Idee en oorsprong van de rechtsstaat
• Nederland is een democratische rechtsstaat. De democratie houdt in dat burgers indirect
mogen meebeslissen over politieke kwesties omdat ze mee mogen doen aan verkiezingen.
• De rechtsstaat biedt voor burgers bescherming tegen macht en willekeur door de
overheid: burgers moeten zich weliswaar aan de wet houden, maar de overheid ook!
• Dit is dus een soort sociaal contract (een ongeschreven contract): ‘als jij je aan de wet houdt,
houden wij ons er ook aan’.
• In een rechtsstaat worden de rechters voor het leven benoemd. Rechters kunnen dus niet
ontslagen worden: zo kan de overheid geen invloed uitoefenen op de rechtsspraak, als
bijvoorbeeld de uitspraken van een bepaalde rechter hen niet aanstaan.
In 1948 volgde de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, UVRM. Deze is niet-bindend.
In 1950 volgde het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens, EVRM. Dit is wel bindend is. Als
een staat zich er niet aan houdt, kan de staat voor de rechter gesleept worden.
Basisprincipes van de rechtsstaat
1. Gelijkheid. Alle burgers hebben gelijke rechten.
2. Legaliteitsbeginsel. Mensen kunnen alleen gestraft worden voor een strafbaar feit, als het op
het moment van het plegen daarvan in het Wetboek van Strafrecht staat, met de daarin
aangegeven lengte van de straf.
3. Overheid moet zich ook aan de wetten houden.
4. Rechters kunnen niet ontslagen worden.
e
5. Grondwet = grondrechten. Voor wijzigingen moet er in Nederland 2/3 meerderheid zijn in
beide kamers. Niet alle rechtsstaten hebben een grondwet: Engeland en Israël bijv. niet.
6. Trias politica: scheiding der machten. In Nederland:
Wetgevende macht Uitvoerende macht Rechtgevende macht
Eerste & Tweede Kamer, Kabinet, gemeenteraden, Rechtbanken, gerechts-
in feite het Kabinet ambtenaren hoven, Hoge Raad
2 De grondwet en grondrechten
Geschiedenis van de grondwet in Nederland
1798 Staatsregeling van Bataafse Republiek: Nederland wordt gecentraliseerde
eenheidsstaat i.p.v. bond van losse staten
1806 Nederland wordt een constitutionele monarchie (constitutie=grondwet)
1814 Eerste Grondwet
1815 - Belgen komen erbij
- vrijheid van godsdienst
1840 - Belgen weer weg
1848 - Thorbecke introduceerde ‘ministeriele verantwoordelijkheid’, waarmee de
politieke macht bij de ministers kwam i.p.v. de koning
- censuskiesrecht van mannen die directe belastingen betalen, voor de Tweede
Kamer, Provinciale Staten en Gemeeteraad
1917 - algemeen mannenkiesrecht
- subsidie voor godsdienstige scholen
1922 Vrouwenkiesrecht
, Maatschappijleer samenvatting SE2 2
door Tahrim Ramdjan
1983 Algehele herziening van de Grondwet:
- bescherming burgers tegen discriminatie
- sociale grondrechten
Het fundament van de samenleving
De grondwet is een bindend fundament tussen de verschillende culturen in Nederland. De doelen van
de grondwet zijn:
- de begrenzing van de macht van de staat aan te geven, en dus de vrijheden van de burgers
- de rechten van de burgers aan te geven
- aan te geven hoe de regerende organen in Nederland zijn georganiseerd
- de eenheid van staat uit te drukken
Inhoud van de grondwet
• In hoofdstuk 1 van de grondwet staan de grondrechten.
o De klassieke grondrechten dit zijn gelijkheid, politieke rechten, vrijheidsrechten,
persoonlijke rechten en juridische rechten. De grondrechten staan in willekeurige
volgorde, zodat het ene grondrecht niet belangrijker wordt gevonden dan het andere.
De overheid moet hier zich passief opstellen, en kan voor de rechter gesleept worden
als zij zich hier niet aan houdt.
o De sociale grondrechten waarin staat dat de overheid moet zorgen voor
werkgelegenheid, welvaart, leefbaarheid, volksgezondheid, woongelegenheid,
onderwijs, etc. De overheid moet hier actief optreden, maar kan niet voor de rechter
gesleept worden voor deze grondrechten (als je werkloos bent, kun je bijvoorbeeld
niet de overheid voor de rechter slepen omdat jij geen baan hebt).
• In hoofdstuk 2 t/m 7 van de grondwet staan per hoofdstuk alle belangrijke organen en
bestuurlijke functies beschreven: de koning, Staten-Generaal, provincies, gemeenten,
rechtspraak, wetgeving en waterschappen.
• In hoofdstuk 8 staat de wijziging van de grondwet beschreven. In Nederland moet de
wijziging van de grondwet tweemaal het parlement passeren, met een
tweederdemeerderheid, en moeten er ook nog verkiezingen plaatsvinden tijdens de wijziging
zodat niet slechts een regering van alles kan doorvoeren.
Grondrechten hebben een horizontale werking als het om burgers onderling gaat, en een verticale
werking als het om de verhouding tussen burgers en staat gaat. Vooral in de horizontale werking zijn
er soms conflicten tussen grondrechten. Dit zou op te lossen kunnen zijn door een rangorde van
grondrechten, maar daar zijn geen objectieve criteria voor. Een ander voorstel is om bijv. de vrijheid
van godsdienst en meningsuiting in Europees verband te laten beoordelen, maar het Europees hof
laat die beoordeling weer aan de nationale rechter over.
3 Trias politica
De Franse filosoof Montesquieu introduceerde in 1748 het idee van zijn trias politica in het boek
l’esprit des lois waarin hij sprak van een taakverdeling in de samenleving van drie machten:
1. Wetgevende macht. Deze maakt wetten, wijzigt ze of trekt ze in.
2. Uitvoerende macht. Deze past de wetten in concrete gevallen toe.
3. Rechterlijke macht. Die in gevallen van onenigheid oordeelt over hoe de wet precies
geïnterpreteerd moet worden.
De macht wordt in de trias politica verdeeld over organen die niets over elkaar te zeggen hebben,
maar wel elkaar controleren. Tegenwoordig spreken we van checks and balances: de drie machten
weerhouden elkaar van teveel macht (checks) en houden het geheel in balans, net als de organen in
een lichaam à staatsorganen.
In Nederland
• Wetgevende macht: in Nederland ligt de wetgevende macht bij het parlement, waardoor het
volk indirect invloed uitoefent op wetten. Maar de ongekozen regering (verkiezing à formatie