slokdarm
• Reflux: kan door hernia diafragmatica, verminderde maagontleding.
• Symptomen: zuurbranden; retrosternaal/epigastrio, postprandiaal. Ook wel: pijn op de borst, asthma, laryngitis, tand-erosie.
• Diagnose: proefbehandeling (meestal PPI, maar ook H2-receptor antagonist), endoscopie (> 45 jaar), pH-metrie (gouden standaard; kijken of
zuur omhoog komt en of dat gerelateerd is aan klachten; zuur hoeft namelijk niet altijd klachten te geven), impedantie (meet niet alleen zuur).
• Behandeling: leefstijladvies, medicijnen, anti-refluxchirurgie (uiterst geval; hernia diafragmatica behandelen).
• Reflux ernst beoordelen volgens LA classificatie.
• Eosinofiele oesophagitis: chronische ontsteking vd slokdarm, geassocieerd met allergie.
• Symptomen: problemen met doorslikken voedsel, passageklachten.
• Diagnose: gastroscopie.
• Behandeling: maagzuur remmers, dieet aanpassen.
• Hernia diafragmatica: oorzaak: ouder worden, trauma, aangeboren, veel druk eromheen (e.g. hoesten, tillen).
• Symptomen: reflux, passageklachten, snel vol gevoel, thorocaal of abdominale pijn, kortademigheid.
• Diagnose: X-thorax (met contrastvloeistof), gastroscopie.
• Medicatie (bij klachten): antaciden, H2-antagonisten, PPI.
• Achalasie: slokdarmcontracties neemt af door zenuwbeschadiging, relaxatie van onderste slokdarmsfincter neemt sterk af, leidt tot
passageklachten en zorgt voor regurgitatie en evt. aspiratie (kan dus leiden tot pneumonie).
• Diagnose: slokdarm manometrie.
• Behandeling: botuline toxine. Indien onvoldoende: pneumodilatatie. Anders myotomie (endoscopisch spiervezels openknippen van LES).
• Sclerodermie: diffuse contracties, hoge amplitude zonder peristaltiek, geeft pijn.
• Behandeling: nifedipine, PPI bij reflux.
• Zenker divertikel: slokdarm uitstulping (hoog; bij keel). Vaker >40jr, bij mannen.
• Diagnose: gastroscopie, slikfoto.
• Behandeling: (alleen bij ernstige klachten) endoscopie, operatieve verwijdering.
• Adenocarcinoom: geassocieerd met reflux, roken en overgewicht. Bij mannen voorkeur voor ACC.
, • Voorstadium: (Barrett) reflux oesofagitis (histologie: plaveiselcelepitheel ziet er rommeliger uit door schade aan epitheel, ontstekingscellen zijn
aanwezig. Soms kan een ulcus voorkomen.) Bij hooggradige dysplasie: resectie en ablatie.
• Symptomen: odynofagie (pijn bij slikken), gewichtverlies, passageklachten, (thoracale) pijn, hoesten, hematemesis.
• Diagnose: endoscopie, CT-scan met contrast (slikfoto), endoscopie, PET. Stadiëring bepaald door endoscopie, CT/PET, biopt (bij metastase
verdenking PET) en op indicatie endo-echo.
• Histologie: buisvormende tumor.
• Behandeling: endoscopische resectie bij T1 tumoren (dus als kans op N bijna nul is). Chirurgische resectie (Ivor Lewis; verbinding in de borst) bij
N2, bij N3 is het een twijfelgeval, M1 nooit (palliatieve chemo). Als carcinoom wat lager richting de maag zit: FLOT (zonder radiatie). Levenslang
PPI.
• Operatie gerelateerde klachten: lekkage, pneumonie, voedingsproblemen (e.g. veel slijm), hoesten.
• Plaveiselcelcarcinoom: geassocieerd met roken, alcohol, achalasie en KNO-tumoren. Vooral bij blanke, slanke mannen. Bevindt zich meestal
boven carina niveau.
• Voorstadium: dysplasie (histologie: polymorf, niet uniform, grote cellen, geen rechte plaveisel lijn meer).
• Symptomen: zie ACC.
• Histologie: compacte veldjes.
• Behandeling: zie ACC.
maag
• Intestinaal type adenocarcinoom: geassocieerd met HP (90%), gelokaliseerd in antrum (HP veroorzaakt chronische actieve gastritis). 60-70 jr.
• Symptomen: pijn in epigastrio, passageklachten, misselijkheid/braken, gewichtsverlies, melaena, hematemesis. Cachexie, palpabele tumor
(Virchow klier in nek, Sister Mary Joseph nodule bij navel).
• Diagnose: gastroscopie. Biopt: buisachtige tumor, invasief. Infiltreert tot in de spieren. Stagiëring bij PA bewijs bepaald door CT.
• Behandeling: endoscopische resectie. Peri-operatieve chemotherapie.
• Diffuus type adenocarcinoom (linitis plastica): HP (30%), 5-10% erfelijk. Jongere patiënten. Vaker hoger TNM stadium dan intestinaal, vaker
lymphemetastase. Peritoneale metastase kan ook plaatsvinden omdat losse tumorcellen in de buikholte kunnen komen.