Multimorbiditeit
• Multimorbiditeit: het voorkomen van 2 of meer chronische aandoeningen bij 1 persoon binnen een bepaalde periode.
• Concordante multimorbiditeit:
• Causale multimorbiditeit: gezamenlijke risicofactoren e.g. diabetes en artrose (overgewicht).
• Complicerende multimorbiditeit: ene ziekte is gevolg van een andere ziekte e.g. diabetes en neuropathie.
• Discordante multimorbiditeit: multimorbiditeit kan toeval zijn.
• Cluster multimorbiditeit: combinatie van ziekten komt vaker voor dan verwacht e.g. diabetes en depressie.
• Gevolgen: strijdige behandeladviezen, polyfarmacie (e.g. inappropriate prescribing, interacties, bijwerkingen, therapie ontrouw), een chronische
ziekte vermindert QOL, multimorbiditeit is geassocieerd met verminderde functionaliteit op meerdere domeinen.
• Compression of morbidity: langer blijven in het fit/functional gebied en zo kort mogelijk in het frail gebied.
Ouderengeneeskunde
• Geriatrische reuzen: symptomen/klachten die de uiting zijn van meerdere aandoeningen tegelijkertijd. Een multifactoriële analyse en aanpak is
dus van belang.
• Reuzen: immobiliteit, instabiliteit (vooral duizeligheid en vallen), intellectuele achteruitgang,
incontinentie, iatrogeen.
• Frailty: stijgt met de leeftijd (> 85 jr 26%) en komt vaker voor bij multipele pathologie, polyfarmacie en
kwetsbaar op meerdere domeinen.
• Kenmerken: afname handknijpkracht, afname loopsnelheid (sterk gecorreleerd met mortaliteit),
gewichtsverlies, vermoeidheid, afname activiteit. Ook afname cognitie, functioneren (ADL, spierkracht),
comorbiditeit, voedingsstatus, sociale status.
• Frailty kwantificeren middels CGA (SPMFC) voor slechte uitkomst voorspelling, clinical decision
making.
• Fysiologie: omgedraaid tov gezonde mensen (hoge cholesterol en RR = betere overleving).
• Vallen: 100.000 SEH behandelingen van 65-plussers na een val in een jaar, 80.000 ernstig letsels
(hersenletsel, heupfractuur, polsfractuur, collumfractuur).
, • Risicofactoren: immobiliteit, slechte mentale status (dementie, delier), orthostatische hypotensie,
duizeligheid, herseninfarct, psychofarmaca (door orthostase, sedatie en een verminderd
reactievermogen), cardiovasculaire medicatie (diuretica, antihypertensiva, anti-arrytmica,
betablokker oogdruppels, alfablokker urologica (e.g. tamsulosine), door orthostase, hypotensie en
ritmestoornissen).
• Orthostase: systolische daling > 20, diastolische daling > 10. Vaak gepaard met klachtherkenning
e.g. duizeligheid, instabiel staan, pijn in nek etc.
• Initiële orthostatische hypotensie: > 40/20 daling in de eerste 15 sec.
• Oorzaken:
• Fysiologische veroudering.
• Intrinsieke factoren: slechter gehoor, slechter visus, verminderde stabalans, hersenen zijn trager,
minder longcapaciteit, stuggere gewrichten, tragere reflexen, osteoporose, minder spiermassa
(sarcopenie), diabetes (retinopathie, polyneuropathie, hypoglykemie).
• Extrinsieke factoren: omgevingsgevaren (gladde of oneven oppervlak, slechte verlichting), extra moeilijke omgevingsfactoren (gebruik trappen,
opstaan uit lage stoel), situationeel (verandering van positie, risicovolle gedrag, recente verhuizing).Diagnostiek van vallen:
• Valpreventieve interventies: multifactorieel (intrinsiek en extrinsiek). Ook letselpreventie: osteoporose screening en behandeling, ondersteunende
hulpmiddelen (e.g. rollator).
• Diagnose vallen: anamnese (beschrijving van de val, medische VG, medicatiegebruik, intoxicaties, intrinsieke en extrinsieke factoren, CGA, LO
(algemeen onderzoek, polsfrequentie en ritme, orthostase, mentale status, visusmeting en GVO, gehoor, mobiliteit, spierkracht met name
onderste extremiteit, extremiteiten (eeltknobbels, artrose), nekbewegingen (beperkingen, duizeligheid uitlokkend), kiepproef (Hallpike),
aanvullend (lab, ECG, evt. CT-hersenen, EEG etc.)
• Behandeling: kijken naar directe gevolgen, medicatie nogmaals beoordelen, consultatie ergotherapeut, consultatie fysiotherapeut, inschakelen
alarmsysteem/sociale interventies, evt. vitamine D suppletie (vrouwen > 50 jr, mannen > 70 jr).
• Incontinentie: door hyperglykemie, antipsychotica, angst om te vallen (afgenomen mobiliteit), fecale impactie, opiaten (oxycodon;
overloopincontinentie door blaasretentie), amitriptyline (TCA’s), lisinopril (hoesten waardoor stressincontinentie).
• Farmacokinetiek- en dynamiek: